< Back to previous page

Publication

Towards a better understanding of dental pathology in domesticated alpacas

Book - Dissertation

Subtitle:Naar een beter begrip van tandproblemen bij gedomesticeerde alpaca’s
Alpaca’s winnen steeds meer aan populariteit binnen West-Europa. Verschillende nieuwe uitdagingen gaan hier mee gepaard, zowel voor de eigenaars als voor de lokale dierenartsen. Tandproblemen zijn gekend als frequente aandoening bij de alpaca (Vicugna pacos). Desondanks focust beschikbaar en betrouwbaar wetenschappelijk onderzoek zich nog steeds enkel op tandwortelabcessen bij deze diersoort. De etiopathogenese van tandproblemen bij de alpaca is tot op heden slecht begrepen en het belang van specifieke risicofactoren is voorlopig nog niet onderbouwd met onafhankelijk wetenschappelijk bewijs. Prevalentiedata betreffende het voorkomen van specifieke tandproblemen ontbreken tot op heden. De diagnose van dergelijke aandoeningen vindt vaak pas plaats in een chronisch ziektestadium en is vaak gebaseerd op de accidentele ontdekking van een harde en beenderige zwelling ter hoogte van de onderkaak. De behandelingsopties zijn gelimiteerd en bestaan vaak uit tandextracties. Geavanceerde tandheelkundige behandelingstechnieken staan heden ten dage nog niet op punt voor de alpaca gezien het gebrek aan ondersteunende kennis nodig voor het succesvol ontwikkelen en uitvoeren van dergelijke gespecialiseerde technieken. Objectieve studies waarbij de focus ligt op het aantonen van specifieke risicofactoren geassocieerd met tandproblemen bij de alpaca blijken noodzakelijk voor de preventie en het formuleren van wetenschappelijk onderbouwd advies over specifieke managementstrategieën. Een ander aspect binnen de preventie is het voorkomen van ernstige tandproblemen geassocieerd met een gereserveerde prognose via een vroege diagnose van specifieke, vaak mildere tandproblemen. Toch is de beste strategie voor het bekomen van een tijdige diagnose nog steeds onbekend. Het bestuderen van de algemene anatomie en de specifieke anatomie van het pulpasysteem ter hoogte van de maaltanden kan mogelijks tot nieuwe inzichten leiden in de etiopathogenese van tandproblemen bij de alpaca. Ook kunnen dergelijke bevindingen mogelijks bijdragen tot de verdere ontwikkeling van geavanceerde tandsparende technieken dewelke van groot belang zijn gezien het laag aantal maaltanden dat bijdraagt aan het kauwoppervlak bij de alpaca. Daarom was het algemene doel van deze thesis om betere inzichten te verkrijgen in het voorkomen, de etiopathogenese en de diagnostiek van tandproblemen bij alpaca’s. Nieuwe bevindingen kunnen op deze manier aanleiding geven tot een betere diagnostische en therapeutische aanpak. In de algemene inleiding (Hoofdstuk 1) wordt de huidige kennis omtrent de anatomie en structurele eigenschappen van de maaltand bij de alpaca weergegeven. Daaropvolgend wordt de beschikbare wetenschappelijke literatuur die handelt over de prevalentie, etiopathogenese en diagnose van tandproblemen bij de alpaca samengevat. Finaal worden ook de huidige behandelingsstrategieën voor verschillende tandproblemen uitgebreid beschreven. In de eerste studie werden de histologische eigenschappen van normale, gezonde alpacatanden bestudeerd. Het doel van deze studie was een beter inzicht te krijgen in de algemene structuur van deze tanden en hun gevoeligheid aan ziekte (Hoofdstuk 3). De histologische resultaten van de onderzochte tandweefsels vertoonden grote gelijkenissen met deze van de tandweefsels in andere hypsodonte diersoorten. Toch werd een eerder zeldzaam type van dentine, ‘vasodentine’, aangetroffen in alle bestudeerde tanden. Een andere opmerkelijke bevinding omvat de aanwezigheid van uitgebreide resorptieve letsels ter hoogte van aanpalende wortels van verschillende tanden, in extreem dichte nabijheid van elkaar. Deze uitgebreide resorptieve letsels werden vooropgesteld als belangrijke factoren die mogelijks kunnen bijdragen tot de ontwikkeling en verspreiding van tandproblemen bij de alpaca. De frequentie van de contacten tussen de verschillende tandwortels blijft desondanks onbekend. Daarom werd een tweedelige μ-CT studie uitgevoerd met specifieke focus op de aanwezige maaltanden in zowel de boven- als de onderkaak. Disto-mesiale contacten werden frequent teruggevonden tussen Triadan 09s-10s (80%) en 10-11s (67%) in de onderkaak (Hoofdstuk 4.1). De fysieke contacten tussen de wortels van aanpalende tanden werden ook teruggevonden ter hoogte van de meerderheid van de onderzochte maaltanden (range 82-94%) ter hoogte van de bovenkaak (Hoofdstuk 4.2). Naast het voorkomen van deze wortelcontacten werden ook de leeftijdsafhankelijke eigenschappen van de conformatie van het pulpasysteem bestudeerd. Deze inzichten zijn van groot belang voor de verdere ontwikkeling van geavanceerde behandelingstechnieken waarbij de details van het pulpasysteem essentieel zijn voor het verkrijgen van goede resultaten. Bovendien kon het bestuderen van de subocclusale dikte van het dentine, subocclusaal ter hoogte van de maaltanden, enkel gelimiteerde hoeveelheden van dit specifieke tandweefsel aantonen. Deze bevindingen onderbouwen het huidige advies dat routinematig bijvijlen van de maaltanden bij de alpaca vermeden zou moeten worden. Bijkomende studies waarbij de focus ligt op het bestuderen van de subocclusale dikte van het dentine in tanden met slijtagestoornissen blijven noodzakelijk om specifieke adviezen omtrent de behandeling van deze specifieke afwijkingen wetenschappelijk te kunnen onderbouwen. Het voorkomen van specifieke tandproblemen ter hoogte van alle types van tanden was onbekend bij de aanvang van dit onderzoeksproject. Desalniettemin werd een hoge prevalentie van tandproblemen verwacht gezien de beschikbare bevindingen bij andere herbivore diersoorten. Een grote veldstudie met 200 alpaca’s in België en Nederland werd uitgevoerd om de algemene prevalentie van specifieke tandproblemen bij de alpaca te kunnen bepalen met behulp van een mondonderzoek (Hoofdstuk 5.1). Bovendien werden de verbanden tussen de verschillende specifieke tandproblemen bij de alpaca bestudeerd om een beter inzicht te verkrijgen in de etiopathogenese van tandproblemen bij deze diersoort. Verschillende risicofactoren werden in het verleden reeds geopperd als factoren die bijdragen aan het ontwikkelen van tandwortelabcessen bij de alpaca. Enquêtes werden ingevuld door bereidwillige alpaca eigenaars in deze veldstudie om een beter inzicht te verkrijgen in de bijdrage van verschillende risicofactoren aan het ontwikkelen van specifieke tandproblemen bij de alpaca. Multivariabele logistische regressie werd gebruikt om risicofactoren geassocieerd met specifieke tandproblemen te identificeren (Hoofdstuk 5.2). Elke toename in grootte van de kudde resulteerde in een toename van het risico voor periodontitis met 2% (95% CI: 1-4%) voor een specifiek dier. Verrassend genoeg werd dezelfde associatie niet teruggevonden voor de bezettingsgraad. Het voorkomen van periodontitis was bovendien ook gerelateerd aan het voorkomen van een zwelling ter hoogte van de onderkaak en aan de lichaamsconditiescore. Deze laatste bevinding suggereert een pijnlijke situatie waarbij het dierenwelzijn mogelijk aangetast wordt. Bij elke toename van 1 dag aan het interval tussen verschillende ruimbeurten van mest stegen de kansen op het aantreffen van een geëxposeerde pulpa voor een specifiek dier met 1% (95% CI: 0-2%). Tot nu toe werd de gezondheid van het gebit bij alpaca’s vaak genegeerd tot op het punt waarbij een gevorderd stadium van tandproblematiek werd aangetroffen, onder de vorm van een uitgesproken zwelling ter hoogte van de onderkaak. Ernstige tandproblematiek werd gedefinieerd als een gevorderd ziektestadium voor het verdere verloop van het wetenschappelijk onderzoek, hetwelk endodontische ziekte, apicale infectie en/of ernstige periodontitis omvat. De invloed van leeftijd, geslacht en de specifieke locatie van de meting werden bestudeerd als mogelijke factoren met een invloed op de dikte van de onderkaaktak bij gezonde dieren. Gebruikmakend van deze kennis werd een screeningsmethode ontwikkeld voor de detectie van ernstige tandproblematiek op basis van de dikte van de onderkaak waarbij een afkapwaarde van 19mm werd teruggevonden (Hoofdstuk 6.1). Gemiddeld zorgde de aanwezigheid van ernstige tandproblematiek voor een toename in dikte van de onderkaak met 1.9 ± SE 0.3 mm (95% CI: 1.29-2.51 mm). De sensitiviteit en specificiteit van deze techniek waren respectievelijk 0.41 en 0.92. Deze techniek toont potentieel om te helpen bij de vroege detectie van dieren die een behoefte hebben aan gespecialiseerde verzorging van het gebit. De relatief lage sensitiviteit indiceert dat andere screening strategieën noodzakelijk blijven om een tijdige detectie te kunnen garanderen. Finaal werd in Hoofdstuk 6.2 de waarde van de nieuw ontwikkelde metingstool geëvalueerd en vergeleken met andere gemakkelijk toegankelijke screeningstools in het veld. De diagnostische accuraatheid van de diktemeting van de onderkaak (Afkapwaarde= 19 mm, gemeten op 2 niveaus, gebaseerd op een lijn getrokken van het mesiale aspect van de mediale canthus van het oog of van de laterale canthus van het oog, respectievelijk, loodrecht ten opzichte van de lengteas van de onderkaaktak), mondonderzoek (aanwezigheid van gingivale recessie gecombineerd met een geëxposeerde pulpa en /of de drainage van etter en/of een verhoogde beweeglijkheid van 1 of meer element(en)), en de aanwezigheid van een lage lichaamsconditiescore (£ 1.5) werden vergeleken door middel van een Bayesian latent class model om de afwezigheid van een gouden standaard op te vangen. De geschatte prevalentie bedroeg hierbij 2.6% (95% CrI: 0.9-5.2%). De sensitiviteit en de specificiteit werden berekend voor de meting van de kaakdikte op een specifieke locatie en bedroegen respectievelijk 51.4% (95% CrI: 22.5-88.4%) en 88.3% (95% CrI: 85.9-90.5%). Voor de lichaamsconditiescore werden een respectievelijke sensitiviteit en specificiteit bekomen van 68.6% (95% CrI: 37.5- 97.9%) en 80.8% (95% CrI: 78.0-83.5%). De sensitiviteit van het mondonderzoek was 79.0% (95% CrI: 60.1-92.0%) en bedroeg 97.9% (95% CrI: 96.2-99.4%) voor de specificiteit. Resultaten van deze studie tonen aan dat een verhoging van de dikte ter hoogte van de onderkaaktak, en in mindere mate ook een vermindering van de lichaamsconditiescore, zeer specifiek blijken voor het aantonen van ernstige problematiek ter hoogte van de tanden. Desondanks vertonen deze testen een lage sensitiviteit, wat ze ongeschikt maakt om op een betrouwbare manier dieren met een ernstige problematiek ter hoogte van de tanden op te sporen. De conclusie van deze studie was dat het routinematig uitvoeren van een mondonderzoek momenteel de enige manier is om ernstige problematiek op te sporen gedurende een screening. Bijkomende voordelen houden in dat de diagnose van minimale afwijkingen, mogelijks voorafgaand aan een ernstige tandproblematiek, op deze manier vroegtijdig opgespoord worden. Ook kunnen op deze manier ook de maaltanden ter hoogte van de bovenkaak geëvalueerd worden. In de algemene discussie (Hoofdstuk 7) worden nieuwe inzichten in de etiopathognese en epidemiologie van tandproblemen bij alpaca’s bediscussieerd. Verschillende diagnostische strategieën, waaronder serieel testen, gebruikmakend van combinaties van de voorgenoemde testen, werden geëvalueerd, gebruikmakend van Fagan Nomograms. Zowel het gebruik van mandibulare diktemetingen (40,6%) als het bepalen van de lichaamsconditiescore (54.2%) als screening tool voor de detectie van dieren belast met ernstige tandproblematiek die baat zouden kunnen hebben bij een mondonderzoek en een daaropvolgende behandeling werden gerelateerd aan een lage sensitiviteit. Mondonderzoek als enige screeningstool blijkt hierbij superieur te zijn boven geëvalueerde combinaties van andere testen met een geassocieerde sensitiviteit van 79.0%. Dieren die bij het mondonderzoek specifieke tekenen, indicatief voor een ernstige tandproblematiek vertonen, zijn naar alle waarschijnlijkheid in 67% van de gevallen op die tandlocatie ook effectief getroffen door ziekte. Finaal werden ook nieuwe inzichten in specifieke behandelingsstrategieën bediscussieerd. In deze thesis werden nieuwe inzichten in de etiopathogenese van ernstige tandproblematiek bij alpaca’s verworven. De prevalentie van tandproblemen bij alpaca’s in België en Nederland bleek zeer hoog te zijn (Hoofdstuk 5.1). Preventieve maatregelen qua management zouden in het beste geval stressreductie in grotere kuddes en het frequent ruimen van mest moeten inhouden (Hoofdstuk 5.2). Deze thesis levert het bewijs voor de nood aan routinematige mondonderzoeken bij alpaca’s om een vroege(re) diagnose van tandproblemen toe te laten (Hoofdstuk 6.2). Dit zou een grote stap kunnen zijn in de preventie van het ontwikkelen van ernstige tandproblematiek bij de alpaca door minimale tandproblemen vroegtijdig aan te pakken zodat deze niet verder evolueren. Deze specifieke aanpak is verwacht geassocieerd te zullen zijn met een goede prognose na behandeling. Nieuwe inzichten in de algemene anatomie en specifieke anatomie ter hoogte van de pulpa (Hoofdstuk 4) kunnen een basis leggen voor de ontwikkeling van meer geavanceerde tandsparende behandelingsstrategieën in het geval van de ontwikkeling van ernstige tandproblematiek bij deze diersoort. Met onze bevindingen als ondersteunende basis kan tandheelkunde bij de alpaca naar het volgende niveau gebracht worden.
Publication year:2022
Accessibility:Embargoed