< Back to previous page

Project

Compulsary admission in Flanders: epidemiology and decision making.

Een gedwongen opname is een controversieel en maatschappelijk relevant thema en vormt steevast voer voor discussies over wanneer dwang al dan niet mag gebruikt worden, over wanneer veiligheid primeert boven vrijheid, en vice versa. Bovendien is GO op het eerste zicht een maatregel die contrasteert met de huidige tendens tot vermaatschappelijking van zorg, waarin vooral nadruk ligt op patiëntemancipatie, autonomie en zelfbeschikking. De afgelopen jaren waren er geregeld berichtgevingen over GO in de media, die telkens voor maatschappelijke beroering zorgden. Het spreekt voor zich dat een GO een grote impact heeft op een persoon en zijn omgeving.

Toch is er zowel in de nationale als in de internationale literatuur weinig specifieke informatie te vinden over de epidemiologische aspecten en het besluitvormingsproces van GO. In meerdere Europese landen, inclusief België, lijkt het aantal GO toe te nemen, in sommige neemt het aantal GO eerder af. Data zijn echter vaak niet beschikbaar, weinig betrouwbaar of kennen weinig consistentie tussen regio’s en landen. Ook op lokaal (Belgisch en Vlaams) vlak moeten de bestaande data met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden omwille van het niet-consistente gebruik van meetinstrumenten en registratiesystemen, waardoor de cijfers niet door de tijd vergelijkbaar zijn.

Wat betreft indicatiestelling voor GO heerst er zowel in het klinische als in het juridische veld discussie over in welke mate middelenabusus overeenstemt met de juridische term ‘geestesziekte’. Reden hiervoor is dat de Belgische wetgeving bindend moet getoetst worden aan het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (Raad van Europa, 1950), en hierin middelenabusus (‘…verslaafden aan alcohol of verdovende middelen…’) apart van geestesziekte wordt gedefinieerd. In sommige Europese landen is om diezelfde reden middelenabusus zelfs als exclusiecriterium voor GO geformuleerd. Hiertegenover staat dat in 1998-1999 middelenabusus in België in ¼ blijkt voor te komen als hoofddiagnose bij GO7. In geen enkel ander Europees land zijn de incidentiecijfers van GO omwille van middelenabusus zo hoog als in België.

Er zijn verschillende grote tekortkomingen met betrekking tot het bestaande onderzoek rond de epidemiologie en het besluitvormingsproces van GO: 1) Het beperkte internationale onderzoek dat voor handen is is vaak gebaseerd op kleine aantallen en puur descriptief. Statistische toetsing met bivariate en multivariate modellen is bijzonder schaars. 2) Bovendien is de generaliseerbaarheid van buitenlands onderzoek naar de Belgische situatie problematisch omdat het juridisch kader van land tot land verschilt. 3) In België vond nooit eerder een voor een grote regio generaliseerbare kritische en statistische data-analyse plaats met betrekking tot GO in het algemeen of GO specifiek bij middelenabusus. Nochtans kunnen vanuit zulk onderzoek zowel klinische als overheidsaanbevelingen voortvloeien die rechtstreeks gericht zijn op een gerichter beleid ten aanzien van GO, waarbij alternatieven maximaal benut kunnen worden.

In een eerste deel van deze studie wensen we specifieke epidemiologische aspecten van GO in het algemeen, en specifiek voor middelenabusus, in Vlaanderen te expliciteren. We wensen te onderzoeken of een stijgende temporele trend in incidentie van GO zich verderzet, en we wensen klinische en niet-klinische variabelen te analyseren. In een tweede deel van deze studie wensen we te achterhalen in welke mate besluitvorming tot GO in het algemeen, en specifiek bij middelenabusus, gestoeld is op de wettelijke criteria, en of er ook andere klinische of niet klinische factoren een rol spelen in de beslissing tot GO.

Date:1 Feb 2011 →  31 Jan 2015
Keywords:compulsory admission
Project type:PhD project