< Terug naar vorige pagina

Project

Leerprestaties, attitudes en sociale en etnische ongelijkheid van leerlingen in het secundair onderwijs in Vlaanderen in vergelijking met leerlingen in andere landen

Nederlandstalige samenvatting

Wat werkt voor risicoleerlingen? Zoektocht naar aanwijzingen om hun schoolse prestaties te verbeteren. 

Gudrun Vanlaar (supervisie B. De Fraine & J. Van Damme)

Leerlingen met een lage socio-economische status (SES), een allochtone achtergrond, en/of speciale onderwijsbehoeften lopen een groter risico op ondermaatse schoolprestaties. In dit doctoraat gaan we op zoek naar klas- en schoolkenmerken die gelijke onderwijskansen (GOK) kunnen bevorderen. We vragen ons af hoe we klassen en scholen kunnen verbeteren zodat alle leerlingen, met inbegrip van risicoleerlingen, ervan kunnen profiteren.

Studie 1 onderzocht het effect van klaspraktijken op prestaties en leerwinst voor begrijpend lezen in het vijfde leerjaar m.b.v. repeated measures multilevel regressiemodellen. Hiervoor gebruikten we gegevens die verzameld werden in het kader van het Vlaamse SiBO-project, een longitudinaal onderzoek dat zo’n 6000 leerlingen volgde van in de kleuterklas tot in het eerste jaar middelbaar onderwijs. ‘Coöperatief leren’, ‘leerstrategieën aanleren’, ‘effectief klasmanagement’, en ‘gedifferentieerde instructie’ bleken een vergelijkbaar effect te hebben voor zowel GOK- als niet-GOK-leerlingen, terwijl 'ontdekkend leren' en 'goed georganiseerde en aantrekkelijke instructie' minder gunstig bleken voor GOK-leerlingen dan voor niet-GOK-leerlingen. Sociale en etnische groepssamenstelling bleek geen significant effect te hebben op de leerwinst in begrijpend lezen.

Studie 2 hanteerde dezelfde gegevens en methode als Studie 1, maar hier was wiskunde de afhankelijke variabele. We testten of 'Actief leren en metacognitieve training', 'coöperatieve leeromgeving', 'aantrekkelijk instructie', 'klasmanagement', en 'gestructureerde instructie' gelijke onderwijskansen bevorderen, en controleren voor leerlingkenmerken en socio-economische klassamenstelling. We focusten op twee risicofactoren: anderstalig zijn en een lage SES hebben. De wiskundeprestaties op het einde van het vijfde leerjaar waren bij alle leerlingen positief geassocieerd met alle geteste klaspraktijken. Wat betreft de leerwinst, bleken anderstalige leerlingen nog meer dan Nederlandstalige leerlingen te profiteren van 'actief leren en metacognitieve training' en een 'coöperatieve leeromgeving'. Er werden geen differentiële effecten gevonden voor leerlingen met een verschillende SES.

Studie 3 onderzocht de associatie tussen de leraar- en schoolfactoren van het Dynamic model of educational effectiveness (DMEE) en resultaten voor wiskunde en wetenschappen in het vierde leerjaar. We probeerden kenmerken die GOK kunnen bevorderen te identificeren. De gegevens werden verzameld tijdens een grootschalig, longitudinaal project dat werd uitgevoerd in 6 Europese landen (België/Vlaanderen, Cyprus, Duitsland, Griekenland, Ierland en Slovenië). Toetsen voor wiskunde en wetenschappen werden afgenomen bij alle leerlingen (N = 10742) aan het begin en einde van het schooljaar. We testten de interactie-effecten tussen de kenmerken en het gemiddelde prestatieniveau van de klas/school (bij de beginmeting) a.d.h.v. multiniveau regressiemodellen met controle voor individuele beginprestaties. De resultaten bevestigen het belang van de geteste leraar- en schoolfactoren (behalve voor modelleren en de kwaliteit van structureren) voor effectief onderwijs. Het merendeel van deze factoren maakt een groter verschil voor laagpresterende klassen/scholen.

Studie 4 maakte gebruik van dezelfde gegevens als Studie 3 en onderzocht de impact van de leraarfactoren van het DMEE op de wiskundeprestaties, maar deze keer werden differentiële effecten nagegaan met behulp van multiniveau structurele vergelijkingsmodellen. Onze resultaten valideren een aantal factoren van het DMEE, en suggereren dat de meeste factoren verschillende effecten hebben naargelang het prestatieniveau van de klas. We vergelijken de twee toegepaste methoden uit Studie 3 en 4.

Studie 5 evalueerde de effectiviteit van buitengewoon onderwijs (BuLo) voor wiskunde a.d.h.v. (1) propensity score matching en (2) many-to-one matching op basis van BuLo-advies aan het einde van de kleuterschool. We vergeleken prestaties in het 1ste en 2de leerjaar van leerlingen die na de kleuterschool (leeftijd 5-6) naar het buitengewoon onderwijs overstapten met de prestaties van leeftijdsgenoten met een even grote kans om over te stappen naar BuLo, maar die desondanks toch naar het 1ste leerjaar in het reguliere onderwijs gingen. Onze resultaten geven aan dat leerlingen die naar BuLo overstapten, gemiddeld slechter presteerden voor wiskunde in de twee daaropvolgende schooljaren dan wanneer ze toch naar het 1ste leerjaar waren overgegaan. 

Datum:1 nov 2010 →  6 jul 2015
Trefwoorden:- educational effectiveness
Disciplines:Onderwijscurriculum, Onderwijssystemen, Algemene pedagogische en onderwijswetenschappen, Specialistische studies in het onderwijs, Andere pedagogische en onderwijswetenschappen
Project type:PhD project