< Terug naar vorige pagina

Project

Het aanbod van doping : verkenning van de markt en inschatting van de impact van antidoping beleid in het Belgische en Franse wielrennen.

Inleiding & doelstelling

Doping in de topwielersport wordt verondersteld endemisch te zijn. De interactie tussen het gebruik en het aanbod van dopingproducten in het wielrennen diende echter empirisch bestudeerd te worden, in het bijzonder de recente evolutie ervan. Hetzelfde geldt voor de evaluatie van de impact van de verschillende antidoping activiteiten die gericht zijn op de dopinggebruikers en steeds meer ook op hun leveranciers. Deze thesis heeft dus de organisatie van de dopingmarkt (i.e. zowel het gebruik als het aanbod van dopingproducten) in het Belgische en Franse profwielrennen geanalyseerd, en de impact van het antidopingbeleid op de evolutie van de dopingmarkt sinds het einde van de jaren ‘90 tot op heden.

Conceptueel kader & onderzoeksmethoden

Deze studie gaat uit van een multi-level conceptueel kader gebaseerd op een structure & agency perspectief, dat contextuele en individuele factoren integreert om het bestaan en de ontwikkeling van de dopingpraktijken in de topwielersport te verklaren. Wij hebben ook gebruik gemaakt van de literatuur over illegale markten en beleidsevaluatie.

De studie is gebaseerd op een combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden. Er werden 77 semigestructureerde interviews uitgevoerd met antidoping beleidsmakers, profrenners, hun aanbieders en andere stakeholders. Naast de interviews, is ook participerende observatie toegepast en zijn documenten (mediabronnen, gerechtelijke dossiers) geanalyseerd. Het kwantitatieve luik berust op een survey, afgenomen bij 767 Vlaamse wielrenners, waarin randomized response models zijn gebruikt.

Belangrijkste resultaten

Sinds de oprichting van het Wereld Antidoping Agentschap in 1999 en de toenemende rol van de wetshandhavingsinstanties, heeft het antidopingbeleid in het profwielrennen haar doelstellingen tenminste gedeeltelijk bereikt. De doping prevalentie lijkt inderdaad aanzienlijk gedaald te zijn en de attitudes van de renners zijn veranderd, hoewel in verschillende mate. De uitgebreide tolerantiecultuur ten aanzien van doping werd tenminste gedeeltelijk verbroken en de meeste wielerploegen zijn nu niet meer geneigd om doping te steunen. Het antidopingbeleid heeft echter ook geleid tot enkele neveneffecten, zoals de onttrekking van de “experten” (zowel de ervaringsdeskundigen, i.e. renners en staf, als de beroepsmatige experten, i.e. artsen) aan het aanbod van dopingproducten. Paradoxaal genoeg, zouden criminele actoren in plaats van experten hun voordeel kunnen doen met het antidopingbeleid, hoewel er tot nog toe geen duidelijk bewijs is van hun betrokkenheid bij het profwielrennen. In feite, is het nog steeds onduidelijk of het aantal doping gerelateerde schadelijke effecten nu wel of niet minder is dan vroeger, en of deze schadelijke effecten (op gezondheids-, economisch en sociaal niveau) niet eerder het gevolg zijn van het antidopingbeleid dan van doping zelf. Bovendien, is het opmerkelijk dat het beleid, ook al is het effectief geweest, waarschijnlijk gebaseerd is op verkeerde vooronderstellingen. Het antidopingbeleid wordt namelijk vooral gestuurd door ethische overwegingen die voortkomen uit financiële redenen, in plaats van gezondheidsoverwegingen. Uiteindelijk heeft het beleid ook belangrijke kosten gehad, vooral wat betreft de financiële kosten die zijn geïnvesteerd geld en de inbreuken in het privéleven van de atleten.

Datum:15 mei 2012 →  30 sep 2016
Trefwoorden:doping, cycling, market, use, supply, anti-doping policy
Project type:PhD project