< Terug naar vorige pagina

Project

Orale implantaten en gehypothekeerde botkwaliteit en botkwantiteit: een evaluatie van behandelingsstrategieën.

Algemene inleiding

Voordat tandheelkundige implantaten beschikbaar waren, hadden patiënten die meer dan een paar natuurlijke tanden verloren, het vaak moeilijk om volledige, comfortabele kauwfunctie en gezichtsesthetiek te herwinnen. Tandprothesen, vooral de verwijderbare ontwerpen, waren verre van ideaal vervangers voor natuurlijke tanden. De introductie van de orale implantaten, die functioneren als kunstmatige tandwortels, had een grote impact op de behandelingsopties om het gecompromitteerde gebit te herstellen. Een evolutie in de chirurgische technieken, implantaatmaterialen, implantaat ontwerpen, oppervlakte-eigenschappen, restauratieve behandeling opties etc. laten een verscheidenheid aan behandelingsopties open voor de clinicus. In minder dan een paar decennia hebben tandheelkundige implantaten zich verplaatst van de rand van de tandheelkunde tot mainstream gebruik. Inderdaad, implantaten worden nu gebruikt voor doeleinden die zelfs tien jaar geleden niet konden worden voorzien. Dit feit, in combinatie met het feit dat patiënten ouder worden en dat de hoeveelheid en de kwaliteit van het bot  nodig, voor de plaatsing van implantaten, een beperkende factor zijn is één van de drijvende factoren voor verder onderzoek.

De doelstelling van deze thesis was verschillende behandelingsstrategieën in de pre-operatieve diagnose & chirurgische techieken te evalueren bij patiënten met een gehypothekeerde botkwaliteit en botkwantiteit. Wanneeer mogelijk, werd een prospective studieopzet gebruikt, in de vorm van een RCT. Split-mouth opzet werd gebruikt om de impact van deze studies bij te treden. De studies resulteerden in publicaties in, peer-reviewed tijdschriften, van hoge kwaliteit. 

Om de algemene doelstelling te bereiken werden 2 hypotheses naar voor gebracht: 

1./ Grote botaugmentaties kunnen, tot op een zeker niveau, vermeden worden door alternatieve, minder invasieve, behandelingsopties te kiezen, zonder hierbij te interfereren met lange-termijnssucces van orale implantaten. 
2./ Botkwaliteit van de processus alveolaris kan, tot op zekere hoogte, worden beinvloed door alternatieve behandelingsopties. Deze botkwaliteit interfereert niet altijd met lange-termijnssucces van orale implantaten. 

Teneinde de specifieke doelstellingen te bereiken, werden 5 specifieke hypotheses (die soms delen gemeenschappelijk hebben) naarvoor gebracht. Deze resulteerden in een aantal onderzoeksvragen (OV). 

Deel 1: Botkwantiteit

1) De panoramische radiografie kent een aantal fundamentele diagnostische beperkingen, waardoor onvoldoende pre-operatieve informatie wordt bekomen om sinus augmentaties correct te plannen. 
OV1a: Hoe groot is de kans dat een panoramische radiografie de nood aan sinusaugmentaties overschat? 
OV1b: Welke belangrijke anatomische structuren, bij de planning van sinusaugmentaties, worden gemaskeerd. 
          Materialen & Methoden: retrospectieve, radiologische studie

2) Extra korte implantaten & interne sinusaugmentatie procedures kunnen een alternatieve behandelingsoptie zijn bij patiënten met een tekort aan bot in verticale zin. Zij doen de post-operatieve last en patiënt morbidteit afnemen. 
OV2a: Extra korte implantaten kunnen gebruikt worden bij patiënten met extreme verticale botresorptie in de posterieure zone van de onderkaak en bovenkaak. 
OV2b: De overlevingskans van deze implantaten in identiek aan implantaten met een standaardlengte geplaatst in geaugmenteerde zones. 
OV2c: Minder invasieve sinus augmentatie procedures zijn even effectief voor de behandeling van de geresorbeerde posterieure bovenkaak. Zij resulteren in minder post-operatieve last voor de patiënt. 

Studie 1: Materialen & Methoden: in vivo, RCT met split mouth design bij 18 patiënten
Studie 2: Materialen & Methode: in vivo, prospectieve cohort studie

3./ De plaatsing van implantaten met een beperkte diameter, bij patiënten met een zeer gelimiteerde bothoeveelheid in bucco-orale zin, zonder bijkomende augmentaties is een waardevolle behandelingsoptie. Deze opties vertootn geen verschil in overlevingskans van implantaten en marginaal botverlies. 
OV3; Is er een verschil in marginaal botverlies wanneer implantaten geplaatst worden in de zeer smalle processus alveolaris (<4,5mm) tov de brede processus alveolaris (>7mm).

Materialen & Methoden: in vivo, prospectieve CT. 

DEEL 2: Botkwaliteit

4.) Marginaal botverlies bij implantaten geplaatst in patiënten, met of zonder osteoporose, in gelijkaardig. 
OV4: Is er een verschil in osseointegratie percentages, marginaal botniveau tussen osteoporotisch en gezonde patienten? 

Materialen & Methoden: in vivo, multi-centrisch, gecontroleerde, lange termijnsstudie. 

5.) Het gebruik van L-PRF voor kampreservatie na extractie is beneficieel voor botkwaliteit en kwaniteit. 
OV5a: Is gebruik van L-PRF na extractie beneficieel om de hoeveel aan resorptie tegen te gaan? 
OV5b: Zal het gebruik van L-PRF na extractie resulteren in een betere botkwaliteit? 
OV5c: Zal het gebruik van L-PRF na axtactie resulteren in minder nalast voor de patiënt? 
Materialen en Methoden: in vivo, split-mouth RCT

6.) Resterende botpathologieën na extractie kunnen een invloed hebben op het ontstaan van retrograde peri-implantitis.
Materialen en Methoden: vertellende review. 

 

 

 


 


 


 

 

 

 

 

Datum:1 sep 2012 →  31 mei 2017
Trefwoorden:osseointegration, oral implant, bone quantity, bone quality
Disciplines:Tandheelkunde
Project type:PhD project