< Terug naar vorige pagina

Project

Analyse van tijdsvariërende verbanden in multi-landen monetaire tijdsreeksen.

Het doel van empirische macro-economie is om de relatie tussen macro-economische variabelen, zoals het bruto binnenlands product (BBP), de inflatie en de interestvoet te begrijpen. Dit zorgt voor betere macro-economische voorspellingen en helpt macro-economische beleidsmakers om een gezond fiscaal en monetair beleid te voeren. Bijvoorbeeld, het begrijpen van het effect van de korte termijn interestvoet op de inflatie is van essentieel belang voor een centrale bank, die verantwoordelijk is voor de prijsstabiliteit. Ook zorgen goede BBP voorspellingen ervoor dat regeringen kunnen anticiperen op de toekomstige ontwikkelingen van de economie door het nemen van stabiliserende maatregelen.

Empirisch macro-economisch onderzoek vertrekt meestal van een tijdreeks-dataset waarin de variabelen die van belang zijn, waargenomen worden voor opeenvolgende perioden, meestal elk kwartaal. Zulke dataset bestaat dus uit historische gegevens, waar de waarnemingen realisaties zijn van hoe de economie zich in het verleden heeft gedragen, en wat het moeilijk maakt om oorzakelijke verbanden tussen de variabelen te detecteren. Daarentegen, in experimentele data, gebruikt in bijvoorbeeld farmaceutische studies, kan oorzaak en gevolg wel duidelijk onderscheiden worden, namelijk door het exogeen manipuleren van een variabele, bijvoorbeeld de inname van een bepaald geneesmiddel, en het vervolgens observeren van het effect hiervan op een andere variabele, bijvoorbeeld de gezondheid van de patiënt. Toch kan ook informatie over de verbanden tussen macro-economische variabelen worden verkregen. Ten eerste, in plaats van echte causaliteit, bestuderen macro-economen vaak de incrementeel voorspellende kracht tussen variabelen, wat 'Granger causaliteit' heet. Een variabele wordt gezegd Granger causaliteit te hebben voor een andere variabele indien het de voorspellingen voor deze andere variabele verbetert. Ten tweede maken macro-economen vaak extra 'identificatie assumpties’ over de causaliteit tussen de variabelen, die hen in staat stellen om exogene schokken te extraheren. Een populaire identificatie assumptie is de ‘recursieve ordening' assumptie, waarbij de volgorde van de variabelen bepaalt hoe snel de verschillende variabelen kunnen reageren op exogene schokken in de andere variabelen. Zo wordt bijvoorbeeld vaak aangenomen dat inflatie en GDP relatief traag evolueren, zodat ze niet direct reageren op een renteschok.

Met het oog om patronen uit de macro-economische dataset te halen, worden statistische modellen toegepast. In dit proefschrift richten we ons vooral op het Vector Autoregressief (VAR) model, dat het werkpaard is in de empirische macro-economie om lineaire verbanden tussen meerdere tijdreeksen te bestuderen. In tegenstelling tot de meer structurele economische modellen, zijn VAR-modellen volledig bepaald door de data, en vereisen ze geen ex-ante expert kennis over de afhankelijkheden tussen de variabelen. In het VAR-model is elke variabele afhankelijk van zowel het verleden van de variabelen in het model en een schok. De coëfficiënten van het vector autoregressief model meten dus de effecten van verleden waarden van de variabelen op de huidige waarde van elke variabele. Hoewel het standaard VAR-model ervan uitgaat dat deze coëfficiënten gelijk blijven over de tijd, richt dit proefschrift zich op het modelleren van veranderende macro-economische relaties. Ten eerste laten vector autoregressieve modellen met tijdsvariërende parameters (TVP VAR) toe dat de coëfficiënten geleidelijk kunnen evolueren over de tijd. Zo vinden we dat het effect van een renteschok op inflatie verschil in de jaren zeventig in vergelijking met de periode daarna. Ten tweede beschrijven frequentiedomein-technieken de tijdreeks als een gewogen som van sinusoïdale componenten met verschillende frequenties, bijvoorbeeld langzaam en snel fluctuerende schommelingen. Belangrijk hierbij is dat de verbanden tussen de variabelen kunnen verschillen voor deze verschillende frequentiecomponenten. Ten derde kunnen voor een panel dataset, waarin de variabelen zowel in opeenvolgende tijdsperioden en voor verschillende landen worden waargenomen, ook de verschillen in de coëfficiënten tussen landen worden geanalyseerd.

Dit proefschrift bevat essays over de empirische relatie tussen de macro-economische tijdreeksen, vaak in een multi-landen setting. Terwijl het standaard VAR-model wordt gebruikt in hoofdstuk 2, wordt de tijdsvariatie van de coëfficiënten bestudeerd in hoofdstukken 3 en 5, wordt een frequentiedomein-analyse uitgevoerd in hoofdstuk 1 en worden de verschillen tussen landen geanalyseerd in hoofdstuk 4.

Het eerste hoofdstuk bestudeert de voorspellende kracht van binnenlandse aandelenkoersen voor de toekomstige binnenlandse economische activiteit in het frequentiedomein. Wij ontwikkelen een multi-landen test voor Granger causaliteit voor elk van de frequentiecomponenten. Met behulp van kwartaalgegevens voor de periode 1991Q1-2010Q2 en voor de G-7 landen, vinden we dat de langzaam fluctuerende componenten van de aandelenkoersen grote voorspellende kracht hebben voor het toekomstige BBP, terwijl dit niet het geval is voor de snel fluctuerende componenten.

Het tweede hoofdstuk analyseert ‘impuls-respons functies’ van het vector autoregressief model voor variabelen die lineair worden getransformeerd. De impuls-respons functie van een vector autoregressief model is een veel gebruikt instrument in empirische macro-economie om de reactie van de variabelen in het model te analyseren op verschillende schokken. Voor veel empirische toepassingen is het van belang te weten hoe de impuls-respons functies zouden veranderen als één of meerdere variabelen in het VAR-model wordt vervangen door een lineaire transformatie van de oorspronkelijke variabelen. Een voorbeeld van een dergelijke transformatie is de vervanging van een nominale groeivoet-variabele in een VAR-model dat ook inflatie bevat, door de overeenkomstige reële groeivoet-variabele, die het verschil is tussen de nominale groeivoet-variabele en inflatie. We tonen aan dat de nieuwe impuls-respons enkel en alleen gelijk is aan de lineaire transformatie van de oorspronkelijke impuls-respons als de nieuwe schok gelijk is aan de lineaire transformatie van de oorspronkelijke schok. Voldoende voorwaarden voor deze relatie worden afgeleid voor de setting waarin dezelfde type schok geanalyseerd wordt in het getransformeerde en oorspronkelijke model. In het bijzonder bestuderen we schokken in één error term, georthogonaliseerde schokken en gegeneraliseerde schokken.

Het derde hoofdstuk vergelijkt Bayesiaanse schatters met verschillende ‘prior-keuzes’ voor de hoeveelheid tijdsvariatie in de coëfficiënten van het tijdsvariërend parameter vector autoregressief model, met behulp van ‘Monte Carlo simulaties’. In Bayesiaanse statistiek is de ‘posterior schatter’ van de parameters in het model een combinatie van, enerzijds, de ‘prior’ veronderstelling over de verdeling van deze parameters en, anderzijds, de informatie in de data. Wanneer de steekproefgrootte zeer groot is, is de keuze van de prior niet zo belangrijk omdat het toch gedomineerd wordt door de grote hoeveelheid informatie in de data. Echter, voor typische macro-economische tijdreeksen is de prior wel erg belangrijk. Omdat de veelgebruikte keuze van de prior enkel een kleine hoeveelheid tijdsvariatie toelaat, stellen wij minder restrictieve priorkeuzes voor. We vinden extra empirische evidentie over de tijdsvariërende reactie van inflatie op een renteschok voor USA: terwijl een economisch belangrijke en statistisch significante 'prijs-puzzel' wordt waargenomen voor de periode 1972-1979, is de geschatte reactie van inflatie op een renteschok negatief voor de meeste andere perioden.

Het vierde hoofdstuk onderzoekt empirisch hoe de impact van een schok in de huisprijzen op de hoeveelheid kredieten en het BBP, wordt beïnvloed door de flexibiliteit van de hypotheekmarkt. Landen met een flexibele hypotheekmarkt, zoals de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, worden gekenmerkt door hypotheken met een hoge ‘loan to value’ ratio, lage transactiekosten van hypothecaire herfinanciering en eenvoudige toegang tot tweede hypotheekleningen en ‘home equity’ leningen. Landen met een inflexibele hypotheekmarkt, zoals Frankrijk en Italië, worden gekenmerkt door het tegenovergestelde. We veronderstellen een sterker effect van huisprijsschokken voor de eerste groep landen, omdat we verwachten dat het ‘financiële accelerator mechanisme’ voor huiseigenaren er sterker is en het effect van hogere huisprijzen op het extra te sparen bedrag voor mensen die in de toekomst een huis willen kopen, er kleiner is. We schatten een panel vector autoregressief model afzonderlijk voor een groep van acht landen met een flexibele hypotheekmarkt en voor een groep van acht landen met een inflexibele hypotheekmarkt. Terwijl zowel de hoeveelheid kredieten en het BBP toenemen na een positieve huisprijsschok voor beide groepen landen, vinden we geen empirisch bewijs dat deze toename sterker is voor landen met een flexibele hypotheekmarkt.

Het vijfde hoofdstuk bestudeert de determinanten van soevereine kredietratings, wat ordinale maatstaven zijn voor de kredietwaardigheid van de regering van een land en wordt toegekend door een ratingbureau. We kwantificeren voor de drie grote ratingbureaus hoe het belang van de verschillende kredietrating determinanten veranderde na de start van de Europese schuldencrisis in 2009. Hiervoor schatten we een ‘multi-jaar ordered probit model’ voor een steekproef van 90 landen voor de jaren 2002-2015. Ons model laat toe dat het belang van de verschillende determinanten over de tijd kan wijzigen en het houdt rekening met het ordinale karakter van de kredietratings. Wij leveren empirisch bewijs dat de ratingbureaus hun methode voor het toekennen van de kredietrating wijzigden na de start van de Europese schuldencrisis in 2009. De financiële balans, de economische ontwikkeling en de buitenlandse schuld werden aanzienlijk belangrijker na 2009 en het effect van de eurozone lidmaatschap sprong van positief naar negatief. Daarnaast kreeg de BBP-groei een groter belang voor landen met een hoge schuldenlast en werd de overheidsschuld belangrijker voor landen met een lage BBP-groei.

In het epiloog hoofdstuk, geef ik mijn persoonlijke visie over hoe statistische inferentie best zou worden gebruikt in het bedrijfsleven en economisch onderzoek. In het bijzonder pleit ik voor meer aandacht voor de evaluatie van de 'economisch belangrijkheid', i.e. de geschatte grootte van een effect samen met haar schattingsfout, en voor minder aandacht voor het vaak minder relevante en vaak verkeerd begrepen concept van ‘statistische significantie’, dat enkel iets zegt over het al dan niet bestaan van het effect.

Datum:5 mrt 2012 →  31 dec 2016
Trefwoorden:Applied macroeconometrics, Applied time series analysis, Vector Autoregression models, Time varying parameter models, Logistic regression models, Forecasting, Sovereign credit rating determinants
Disciplines:Toegepaste economie, Economische geschiedenis, Macro-economie en monetaire economie, Micro-economie, Toerisme
Project type:PhD project