< Terug naar vorige pagina

Project

Talige socialisatie en T2-verwerving in de kleuterklas.

Kleine kinderen, grote oren? De woordenschatverwerving via rechtstreeks en onrechtstreeks taalaanbod van kinderen van Vlaamse en Marokkaanse afkomst

In het taalverwervingsonderzoek was er lange tijd uitsluitend een focus op hoe jonge kinderen taal verwerven in rechtstreekse interacties (Akhtar, Jipson, & Callanan, 2001).  Kinderen leren echter ook veel taal in onrechtstreekse situaties: door anderen nauwlettend te observeren en met hun gesprekken mee te volgen.  Dit doctoraat probeert meer inzicht te verschaffen in de manier waarop oudere (zesjarige) kinderen taal leren in zowel rechtstreekse als onrechtstreekse contexten.  Er werden twee studies verricht bij kinderen rond de leeftijd van zes jaar in het laatste jaar van het kleuteronderwijs. 

De eerste studie werd uitgevoerd bij kinderen van Vlaamse afkomst (N = 53) in tien verschillende kleuterscholen in Antwerpen.  De kinderen werden blootgesteld aan een verhaal met twaalf nieuwe woorden in drie verschillende interactiesituaties.  Uit de studie bleek dat zesjarige kinderen even goed leren in rechtstreekse interactie met een volwassen experimentleider, die zich voorstelde als een ‘nieuwe leerkracht’ op school, als via het meeluisteren van gesprekken onder twee volwassenen.  De kinderen leerden echter significant minder nieuwe woorden wanneer ze de mogelijkheid hadden om klasinteracties af te luisteren.  Het feit dat kinderen even goed leren in rechtstreekse interactie als via het meevolgen van gesprekken onder volwassenen ligt in lijn met voorgaand onderzoek bij peuters van Europese afkomst. 

Er werden verschillende hypotheses naar voor geschoven om te verklaren waarom kinderen minder leren via het beluisteren van klasinteracties.  Eén verklaring is dat de kinderen onderhevig waren aan effecten van schoolse socialisatie.  Schoolse socialisatie houdt in dat kinderen, door herhaaldelijk te participeren in dezelfde klasactiviteiten, geleidelijk aan weten wat ze moeten doen om beschouwd te worden als competente leden van de klasgemeenschap (Mehan, 1979).  Het schoolse systeem betekent onder andere dat van kinderen normaal niet verwacht wordt dat ze kennis opdoen van andere activiteiten die zich tegelijk in de klas voordoen.  Daarom hebben de kinderen mogelijks minder aandachtig meegevolgd met de gesprekken die voor hun leeftijdsgenoten bedoeld waren, en minder nieuwe woorden geleerd in die conditie.  Een andere verklaring is dat kinderen het mogelijks interessanter vinden om gesprekken mee te volgen die voor een volwassene bestemd zijn, dan gesprekken die voor kinderen van hun leeftijd bestemd zijn.  Om te weten te komen of die laatste hypothese klopt, zou het experiment gerepliceerd moeten worden in een context die minder schools is (zoals een verjaardagsfeestje).    

De tweede studie werd uitgevoerd bij kinderen van Vlaamse (N = 53) en Marokkaanse (N = 79) afkomst uit veertien verschillende kleuterscholen in Antwerpen.  De kinderen kregen het verhaal te horen in dezelfde interactiesituaties als in de eerste studie.  Uit de resultaten bleek dat kinderen van Vlaamse en Marokkaanse afkomst even goed leerden in rechtstreekse interactie.  Bij het meevolgen van klasinteracties leerden kinderen van Marokkaanse afkomst iets minder nieuwe woorden dan kinderen van Vlaamse afkomst, maar het verschil was niet significant.  Het grootste en opvallendste verschil deed zich voor bij het meevolgen van gesprekken onder volwassenen: kinderen van Marokkaanse afkomst leerden significant minder nieuwe woorden dan kinderen van Vlaamse afkomst in die conditie. 

Het is erg merkwaardig dat kinderen van Marokkaanse afkomst slechtere woordverwervingsresultaten behalen dan kinderen van Vlaamse afkomst in de indirecte interactiesituatie onder volwassenen, aangezien etnografisch onderzoek heeft aangetoond dat kinderen van Marokkaanse afkomst over het algemeen meer gewoon kunnen zijn om te leren via observatie dan kinderen van Vlaamse afkomst (Pels & de Haan, 2004).  Daarom hadden we verwacht dat kinderen van Marokkaanse afkomst beter zouden kunnen zijn dan kinderen van Vlaamse afkomst in taalleren via onrechtstreekse interactiesituaties, ofwel hierin minstens even goed zouden zijn. 

We bedachten verschillende verklaringen voor de woordverwervingsverschillen tussen kinderen van beide culturele achtergronden in de indirecte interactiesituatie onder volwassenen.  De meest plausibele verklaring heeft volgens ons te maken met processen van sociale identificatie.  Naar analogie met de meest prototypische onderwijssituatie werden alle experimenten uitgevoerd door een (vrouwelijke) experimentleider van Vlaamse afkomst.  Ook de aangesproken volwassene was van Vlaamse afkomst.  We vermoeden dat de kinderen van Vlaamse afkomst, door het delen van dezelfde etnische achtergrond met de verhaalvertellers, zich op sociaal vlak beter met hen konden identificeren.  Daarom waren ze mogelijks meer geneigd om met hun gesprekken mee te volgen en hebben ze bijgevolg meer nieuwe woorden geleerd dan kinderen van Marokkaanse afkomst. 

Een kwantitatieve analyse van de aandachtsspanne van de leerlingen wijst erop dat kinderen van Vlaamse afkomst inderdaad significant meer aanhoudende aandacht vertoonden voor het verhaalevenement dan kinderen van Marokkaanse afkomst.  Dit was zowel het geval bij de blootstelling aan klasinteracties als bij het beluisteren van twee volwassenen.  De onderzoeksbevinding dat kinderen van Marokkaanse afkomst minder aandacht besteden aan de gesprekken rondom hen in een (Vlaamse) onderwijscontext is hierbij vooral belangrijk.  Taalverwerving werkt cumulatief: kinderen die zowel aandacht schenken aan onrechtstreekse als aan rechtstreekse interactiesituaties en hierbij taal leren, boeken potentieel meer vooruitgang op vlak van taalverwerving dan kinderen die enkel opletten wanneer ze in rechtstreekse interacties betrokken worden.  De taalleermoeilijkheden van kinderen van Marokkaanse (en Turkse) afkomst ten opzichte van kinderen van Vlaamse en andere etnische achtergronden is al meermaals aangetoond (OECD, 2010; zie o.a. Verhaeghe & Van Damme, 2007).  Het feit dat kinderen van Marokkaanse afkomst minder meeluisteren met gesprekken waarin ze niet rechtstreeks aangesproken worden, zou dus mogelijks deels een verklaring kunnen bieden waarom ze minder snel vooruitgang boeken op vlak van taalverwerving. 

Datum:1 okt 2009 →  22 mrt 2017
Trefwoorden:vocabulary acquisition, Kindergarten
Disciplines:Onderwijscurriculum, Linguïstiek, Antropologie
Project type:PhD project