< Terug naar vorige pagina

Project

Bacteriële contaminatie van bloedproducten voor transfusie in de Democratische Republiek Congo: prevalentie, risico-analyse en preventie

Er zijn beperkte gegevens over bacteriële besmetting van bloedproducten voor transfusie in sub-Sahara Afrika. De beschikbare gegevens variëren sterk tussen de onderzochte landen, met besmettingsratio's van 0,0 tot 17,5%. Huid- en omgevingsbacteriën zijn de belangrijkste bronnen van besmetting van bloedproducten. Gramnegatieve bacteriën in het bijzonder kunnen ernstige transfusiereacties veroorzaken. De doelstellingen van deze studies waren (i) het beoordelen van de prevalentie van bacteriële besmetting van bloedproducten in de Democratische Republiek Congo (DRC), (ii) het beoordelen van de aanwezigheid van Gram-negatieve bacteriën op de huid van bloeddonoren en in de omgeving van de bloedbank, het bepalen van het aantal geassocieerde bacteriën en het evalueren van antisepsis van de huid, (iii) het beoordelen van kennis, houding en praktijken met betrekking tot bacteriële besmetting van bloedproducten onder gezondheidswerkers.

In hoofdstuk 1 werden 2.959 bloedproducten in een landelijk en twee stedelijke ziekenhuizen (pediatrisch en algemeen) in de DRC gekweekt in een bloedkweekfles (4 ml) en op een met agar beklede plaat om kolonievormende eenheden (KVE/ml) te bepalen. Bacteriën werden geïdentificeerd met biochemische tests en MALDI-TOF. Blootstellingstijd > 10°C werd beoordeeld op een subset van bloedproducten. We vonden dat 1,4% van de bloedproducten (volbloed en concentraten van rode bloedcellen) besmet was met bacteriën, met tellingen ≤ 10³ KVE/ml. De bevindingen waren lager vergeleken met de meeste andere onderzoeken in sub-Sahara Afrika, maar vergelijkbaar met cross-sectionele resultaten uit landen met een hoog inkomen. Zoals verwacht was het handhaven van de koelketen een uitdaging op alle onderzoekslocaties, waarbij alle bloedzakken gedurende langere tijd werden blootgesteld aan temperaturen >10°C. De besmettingsgraad was het laagst in het landelijke ziekenhuis en het hoogst in één stedelijk ziekenhuis, waar ook de enige Gram-negatieve bacteriën werden geïsoleerd. De onderzoekslocatie was de enige statistisch significant geassocieerde factor. We toonden geen significante verschillen aan tussen donortype, seizoen, type en leeftijd van het bloedproduct en de blootstellingstijd van het bloed >10°C.

In hoofdstuk 2 werd bij 161 bloeddonoren in het Nationale Bloedtransfusiecentrum (NBTC) en in een plattelandsziekenhuis in de DRC de antecubitale fossa huid van de niet-gedesinfecteerde arm (niet gebruikt voor bloedafname) geswabd (oppervlak van 25 cm²) en gekweekt voor totale en Gram-negatieve bacterietellingen. Bacteriën werden geïdentificeerd met MALDI-TOF. Voor evaluatie van de NBTC-antisepsisprocedure (d.w.z. ethanol 70%) werden de kweekresultaten van de gedesinfecteerde arm (gebruikt voor bloedafname) vergeleken met die van de niet-gedesinfecteerde arm (n = 108).  We toonden de aanwezigheid van klinisch relevante Gram-negatieve bacteriën op de huid van de arm aan. Gram-negatieve bacteriën werden geïsoleerd bij 43,8% van de geteste donoren, Staphylococcus aureus bij 3,8% van de donoren. Niet-fermentatieve Gram-negatieve staven overheersten onder de soorten, inclusief soorten die eerder beschreven waren in transfusiereacties (bijv. Pseudomonas spp., Stenotrophomonas, Enterobacter, Acinetobacter, ...). Huidantisepsis met ethanol 70% volgens de NBTC-standaardprocedures voldeed niet aan het door het onderzoek gedefinieerde acceptatiecriterium van ≤ 2 CFU/25cm² na antisepsis. Gramnegatieve bacteriën werden nog steeds geïsoleerd bij 5,6% van de deelnemende bloeddonoren na antisepsis.

In hoofdstuk 3 werden stalen afgenomen van fomietoppervlakken (n = 157), vloeistoffen (n = 122) en lucht (n = 190) in bloedbanken in de DRC. De stalen werden gekweekt met contactplaten van 25 cm² (fomietoppervlakken), druppel-uistrijkmethode (vloeistoffen), membraanfiltratie (water) en 500L actieve luchtafname op selectieve agars. Na 48 uur incubatie bij 35°C werden de kolonies geteld en Gram-negatieve soorten geïdentificeerd met MALDI-TOF. Gramnegatieve bacteriën werden uit meerdere bronnen geïsoleerd: de meeste water- en luchtmonsters en de helft van de fomietoppervlakken en zepen. Geen van de geteste antiseptica en desinfectantia vertoonde groei met Gram-negatieve bacteriën. Een deel van de geïsoleerde bacteriesoorten was eerder beschreven in (fatale) transfusiereacties (Enterobacter cloacae, Acinetobacter baumannii/nosocomialis, Klebsiella pneumoniae, Serratia marcescens, ...). De bacterietellingen waren hoog en de meeste stalen overschreden de drempelwaarden van de richtlijnen.  Frequent aangeraakte oppervlakken, monsters van vloeibare zeep en water liepen het grootste risico op hoge aantallen pathogene Enterobacterales.

In hoofdstuk 4 werden in drie ziekenhuizen en het NBTC twee meerkeuzevragenlijsten over kennis, houding en praktijk ingevuld op een tabletcomputer: één voor bloedbankpersoneel (31 vragen, 62 deelnemers) en één voor klinisch afdelingspersoneel (20 vragen, 185 deelnemers). Er werd een score berekend voor 11 overlappende kennisvragen. De resultaten van de enquête toonden aan dat zorgmedewerkers onvoldoende op de hoogte waren van risicofactoren en bijbehorende preventiemaatregelen van bacteriële besmetting van bloedproducten. Bloedbankpersoneel scoorde hoger dan klinisch afdelingspersoneel, artsen scoorden hoger dan verpleegkundigen. De aanwezigheid van bacteriën in de ziekenhuisomgeving en op de huid van bloeddonoren werd onderschat, septische transfusiereacties werden niet goed herkend en er werden uitdagingen geïdentificeerd die specifiek zijn voor landen met beperkte middelen (stroomuitval die de koelketen in gevaar brengt, bloedproducten die zonder koelbox worden vervoerd door patiëntenbegeleiders, recyclage van wegwerpverpakkingen voor zeep en ontsmettingsmiddelen).

Concluderend, hoewel de besmettingsratio's van bloedproducten lager waren dan verwacht, komen onze bevindingen nog steeds overeen met twee besmette bloedproducten die per week getransfuseerd worden in de bestudeerde ziekenhuizen. Wat betreft de reeds beschikbare preventieve maatregelen voor bacteriële besmetting (donorselectie, antisepsis van de huid, onderhoud van de koelketen), moet het belang ervan worden benadrukt aan gezondheidswerkers en moet de implementatie ervan worden verbeterd. Bijkomende eenvoudige en goedkope maatregelen zijn het gebruik van afleidingszakjes, het minimaliseren van het open bloedsysteem en omgevingsreiniging. De implementatie van nieuwe maatregelen en de verbetering van bestaande maatregelen moet gepaard gaan met praktijkgerichte training, monitoring en feedback.

Datum:1 jan 2017 →  19 dec 2023
Trefwoorden:transfusion, bacteria, contamination
Disciplines:Microbiologie, Systeembiologie, Laboratoriumgeneeskunde
Project type:PhD project