< Terug naar vorige pagina

Project

Naar het beter begrijpen van automatische emotionele gezichtsverwerkingsmechanismen in typische en atypische populaties

Als sociale wezens bevinden we ons vaak in een sociale omgeving waarin we interageren met anderen. Deze sociale interacties vragen sociale sensitiviteit en sociale cognitie om succesvol te zijn. Eén van de kerncomponenten van sociale cognitie is emotionele gezichtsverwerking. Behalve het percipiëren van de emotionele gezichtsinformatie, moeten ook de aard en het belang van emotionele cues geëvalueerd worden om de emotionele gezichtsinformatie accuraat te interpreteren en er gepast op te reageren. In dit doctoraatsproject werden verschillende impliciete en expliciete technieken toegepast om ons begrip van de onderliggende mechanismen van automatische emotionele gezichtsverwerking te vergroten en om na te gaan of deze mechanismen universeel zijn.

In een meer fundamentele studie onderzochten we welke spatiale frequentie informatie minstens nodig is om snel en automatisch angstige gezichten te kunnen detecteren. Hoewel dit al vaak is onderzocht, kan een eenduidige conclusie over de relatieve bijdrage van lage of hoge spatiale frequenties aan faciale angst moeilijk getrokken worden, o.a. door de grote variabiliteit in de afbakeningen van het spatiale frequentiespectrum en de taakvereisten. Daarom hebben wij de automatische en impliciete verwerking van faciale angst onderzocht door systematisch door een volledige spatiale frequentie range te ‘sweepen’ via een snelle periodische visuele stimulatie, gecombineerd met frequentie-gekenmerkte EEG. Het progressief variëren van de spatiale frequentie-inhoud van de gezichten liet toe om de drempel van optimale spatiale frequentie informatie voor de snelle herkenning van angstige gezichten te signaleren, zonder beperkingen van vooraf bepaalde grenzen voor lage of hoge spatiale frequenties.  

In een reeks toegepaste studies onderzochten we de impliciete en expliciete emotionele gezichtsverwerking in lagere-school jongens met en zonder autismespectrumstoornis (ASS). Personen met ASS worden gekenmerkt door moeilijkheden met sociale communicatie en interactie, waarvan wordt gedacht dat het sterk gerelateerd is aan moeilijkheden met het verwerken van emotionele gezichten. De resultaten van de enorme hoeveelheid gedragsstudies zijn tegenstrijdig en inconsistent. Deze variabiliteit aan bevindingen kan verklaard worden door de grote variabiliteit en beperkte sensitiviteit van (bepaalde) gedragsmaten. Daarnaast kan ook de interpretatie van expliciete emotionele gezichtsverwerking bemoeilijkt worden door het gebruik van bijvoorbeeld compensatiemechanismen. Via een reeks impliciete metingen wilden we ons inzicht vergroten in de onderliggende automatische emotieverwerkingsmechanismen die mogelijks mee aan de basis liggen voor moeilijkheden in faciale emotieverwerking bij personen met ASS. Ook hier combineerden we snelle periodische visuele stimulatie met frequentie-gekenmerkte EEG om mogelijke neurale verschillen in emotionele gezichtsdiscriminatie tussen jongens met en zonder ASS te onderzoeken, en om na te gaan of de neurale sensitiviteit voor emotionele gezichten beïnvloed wordt door de oriëntatie van de gezichten of het richten van de aandacht op de ogen of de mond. Moeilijkheden met emotieverwerking kunnen ook ontstaan wanneer iemand niet kijkt naar de meest relevante gezichtscues. Ook spontane gezichtsimitatie zou gerelateerd zijn aan emotieverwerking. Spontane gezichtsimitatie verwijst naar de automatische bewegingen van gezichtsspieren als impliciete respons op gepercipieerde faciale emoties. Deze natuurlijke tendens zou echter ontbreken in veel personen met ASS, wat mogelijks bijdraagt tot de moeilijkheden met emotieverwerking. Daarom werden tijdens een expliciete emotieherkenningstaak gelijktijdig de oogbewegingen en spontane gezichtsmimiek van jongens met en zonder ASS opgenomen.

In een klinische interventiestudie onderzochten we het modulerende effect van een enkele dosis oxytocine op de sensitiviteit van gezonde mannen voor emotionele gezichtsverwerking op gedrags- en neuraal niveau. Oxytocine – een neuropeptide dat werkt als hormoon en neurotransmitter – speelt een belangrijke rol in sociale cognitie. Tot op heden zijn therapeutische interventies voor ASS vooral gebaseerd op gedragsmatige sociale vaardigheidstrainingen, aangezien biomedische therapieën of farmacologische interventies die zich richten op sociaal disfunctioneren grotendeels onbewezen zijn gebleven. De laatste jaren blijkt een intranasale toediening van oxytocine gedragsmatige verbeteringen te induceren in het sociale domein bij personen met ASS. Om het effect van oxytocine op het neurale niveau te onderzoeken hebben we een dubbel-geblindeerde, binnen-subjecten, gekruiste, placebo-gecontroleerde klinische studie opgezet bij gezonde volwassen mannen.

Datum:1 jan 2016 →  22 sep 2020
Trefwoorden:ASD, FPVS, EEG, Emotion processing, facial emotions
Disciplines:Psychiatrie en psychotherapie, Verpleegkunde, Andere paramedische wetenschappen, Klinische en counseling psychologie, Andere psychologie en cognitieve wetenschappen
Project type:PhD project