< Terug naar vorige pagina

Project

De leraar of het team? Naar een integratief begrip van individueel werk en samenwerking

Leraren zullen (in toenemende mate) (moeten) samenwerken om met de uitdagingen en eisen in het huidige onderwijslandschap om te gaan. Hoewel de evolutie naar een op teams gebaseerde organisatie al lang een gevestigde waarde is in een variëteit aan organisaties, resulteerde de push naar samenwerking in uitdagingen en spanningen in de traditioneel geïndividualiseerde context van leraren. Het doel van dit doctoraat is om deze uitdagingen en de relatie tussen de leraar als individu en als teamlid te onderzoeken.

De eerste uitdaging vertrekt vanuit de diversiteit in samenwerking tussen leraren, gaande van los samenhangende individuen en oppervlakkige samenwerking tot echte teams en diepgaande samenwerking. Het doel van de eerste twee studies is inzicht krijgen in hoe samenwerking geconceptualiseerd wordt en plaats vindt in de onderwijspraktijk. Studie 1 (systematische literatuurstudie) exploreert het concept van samenwerking tussen leraren en integreert bestaand onderzoek. Een verduidelijkt terminologisch kader wordt voorgesteld. Daarnaast worden mogelijke voordelen en nadelen, faciliterende en hinderende factoren, en criteria voor succesvolle samenwerking besproken. Studie 2 brengt de verschillende vormen van samenwerking en het onderliggende continuüm in kaart door het introduceren van het construct team entitativity (conceptueel en empirisch door het valideren van een meetinstrument). Dit verwijst naar de mate waarin een verzameling van individuen een echt team is, gekenmerkt door gedeelde doelen, cohesie en taak- en uitkomstinterdependentie. Het overbrugt de conceptuele kloof tussen echte teams en andere vormen van samenwerking die strikt genomen geen teams zijn (bv. lerarenteams) en overschrijdt de grens tussen teamonderzoek en onderzoek naar samenwerking tussen leraren.

De tweede uitdaging focust op de paradoxale relatie tussen autonomie en samenwerking bij leraren. De traditionele interpretatie van autonomie als onafhankelijkheid die resulteert uit een lange geschiedenis van voornamelijk individueel werk, bemoeilijkt de combinatie met samenwerking. Deze relatie ontwarren is het hoofddoel in Studies 3 en 4. In Studie 3 onderscheiden we twee autonomie-attitudes: een reactieve attitude stelt autonomie gelijk aan onafhankelijkheid en weerstand tegen externe invloeden terwijl een reflectieve attitude start van professionele agency en vrijheid voor zelfsturing, wat verbondenheid niet uitsluit. Een meetinstrument bestaande uit drie subschalen werd ontwikkeld: (1) didactisch-pedagogische en (2) curriculum autonomie en (3) openheid t.a.v. samenwerking (wijzend op een reactieve of reflectieve attitude). Dit kader is het startpunt voor een mixed method studie (Studie 4). Gebaseerd op correlaties en de identificatie van verschillende autonomieprofielen bij leraren en hoe die gerelateerd zijn aan samenwerking, vonden we dat leraren die hoog scoren op autonomie en openheid t.a.v. samenwerking het meest samenwerken. Kwalitatieve interview-analyses toonden dat didactisch-pedagogische autonomie opgesplitst kan worden in inhoud-gerelateerde en klas-gerelateerde aspecten en dat openheid t.a.v. diepgaande samenwerking mogelijk geen uniforme attitude is maar verschilt afhankelijk van het autonomie domein (manier van lesgeven en onderwijsmethoden zijn de meest gevoelige topics voor samenwerking).

De derde en laatste uitdaging is gerelateerd aan het welzijn van leraren in een samenwerkingscontext. Samenwerking wordt gesteld welzijn te bevorderen en de toename van samenwerking toont aan dat – naast de nood aan bevlogen leraren die bereid zijn om een extra inspanning te leveren – het essentieel is om ondersteunende bevlogen samenwerkingscontexten te creëren. In de vijfde studie van dit project gaan we door middel van een longitudinaal design (latente groei-analyses) na hoe de dynamieken rond individueel werk en samenwerking samenhangen met welzijn van leraren. Gebaseerd op de door leraren gepercipieerde team entitativity, onderscheidden we een hoger en lager scorende groep en onderzochten we de effecten van autonomie en samenwerking op individuele en teambevlogenheid in beide groepen. De resultaten demonstreren dat leraren die zich meer bevlogen voelen, hun team ook als meer bevlogen ervaren en vice versa. Verder blijkt een hoge mate van team entitativity voordelig voor zowel team als individuele bevlogenheid en voorspellen zowel autonomie als samenwerking individuele en teambevlogenheid. De compatibiliteit van het individu en het collectief wordt versterkt bij een hoge mate van entitativity.

Datum:1 sep 2014 →  29 mei 2018
Trefwoorden:Teacher collaboration, Autonomy, Work engagement
Disciplines:Onderwijscurriculum, Onderwijssystemen, Algemene pedagogische en onderwijswetenschappen, Specialistische studies in het onderwijs, Andere pedagogische en onderwijswetenschappen
Project type:PhD project