< Terug naar vorige pagina

Project

Een EU-samenwerking in jeugddelinquentierecht : mission impossible ?

Dit onderzoek focust op minderjarigen die als verdachte, beklaagde of dader betrokken zijn bij grensoverschrijdende justitiële procedures. Strafbaar gedrag van minderjarigen wordt in de lidstaten doorgaans geregeld door specifieke regels die op een bepaalde manier verschillen van het ‘reguliere’ strafrecht, zijnde het jeugddelinquentierecht. In de EU bestaan echter geen specifieke samenwerkingsmechanismen voor grensoverschrijdende jeugddelinquentiezaken, terwijl de EU voor de samenwerking in strafzaken wel het beginsel van wederzijdse erkenning en minimumnormen heeft ontwikkeld. Dit onderzoek beoogt dan ook na te gaan in welke mate het mogelijk en haalbaar is om een EU-samenwerking in jeugddelinquentiezaken te ontwikkelen.

Het onderzoek bestaat uit drie delen. In het eerste deel worden de bevoegdheden van de EU op het vlak van jeugddelinquentierecht onderzocht. De vraag rijst of en in welke mate jeugddelinquentiezaken tot de EU-bevoegdheid betreffende de justitiële samenwerking in strafzaken behoren. Door de ongedefinieerde en dubbelzinnige notie ‘strafzaken’ is het onduidelijk of de samenwerkingsmechanismen op EU-niveau ook van toepassing zijn op jeugddelinquentiezaken, of enkel op ‘volwassen’ strafzaken. Een analyse van de instrumenten voor wederzijdse erkenning en de procedureelrechtelijke richtlijnen doet blijken dat de EU niet lijkt te kijken of een jeugddelinquentiesysteem inhoudelijk strafrechtelijk van aard is, maar veeleer de formele kwalificatie van de lidstaat lijkt over te nemen. In het onderzoek wordt betoogd dat de interpretatie van het ‘strafrechtelijk’ begrip eerder bepaald moet worden aan de hand van het doel van het EU-instrument. Het zou bijvoorbeeld gerechtvaardigd kunnen zijn om het strafbegrip ten aanzien van jeugddelinquentiezaken ruimer te interpreteren wanneer de bescherming van procedurele waarborgen of de re-integratie van een individu voorop staan, dan in geval van de louter efficiënte vervolging of tenuitvoerlegging van beslissingen in een andere lidstaat.

In het tweede deel van het onderzoek worden vier uiteenlopende jeugdrechtssystemen in de EU geanalyseerd. De EU stelt immers dat de jeugdrechtssystemen van de lidstaten te verschillend zijn om een EU-samenwerking in jeugddelinquentiezaken tot stand te brengen. Het onderzoek beoogt na te gaan in welke mate deze stelling gegrond is via een rechtsvergelijking tussen de Franse Gemeenschap van België, Nederland, Noord-Ierland en Oostenrijk. Hun nationale jeugddelinquentiewetgeving wordt vergeleken op het vlak van leeftijdsgrenzen, gespecialiseerde actoren (politieagenten, openbaar ministerie, rechtbanken, advocaten, ondersteunende diensten en vrijheidsbenemende instellingen), en jeugddelinquentiereacties (diversie-, alternatieve en vrijheidsbenemende reacties).

In het derde deel van het onderzoek worden de overeenkomsten en verschillen tussen de vier jeugddelinquentiesystemen geëvalueerd, op basis waarvan beoordeeld wordt welke mogelijkheden en uitdagingen er zijn voor een EU-samenwerking in jeugddelinquentiezaken. In het algemeen zou het beginsel van wederzijdse erkenning in jeugdrechtzaken kunnen worden toegepast ten aanzien van 14- tot 18-jarigen en zou de tenuitvoerlegging van jeugddelinquentiereacties nauwelijks een obstakel voor vormen, mits er aanpassings- en herzieningsmogelijkheden bestaan. De bottom-up benadering van dit onderzoek doet bovendien blijken dat de minimumstandaarden voor sommige aspecten van de jeugddelinquentiestelsels, voornamelijk de specialisatie van jeugdrechtactoren, verfijnd kunnen worden. Andere nationale aspecten daarentegen zouden een schending van de fundamentele kinderrechten kunnen uitmaken en bijgevolg een weigering van een verzoek tot samenwerking door een lidstaat kunnen rechtvaardigen, overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Justitie in strafzaken. Ter afsluiting worden enkele minimumnormen geïdentificeerd die de EU top-down zou moeten opleggen en handhaven als zij een hogere standaard beoogt dan de grootste gemene deler die in dit onderzoek naar voren wordt geschoven.

Datum:1 sep 2017 →  30 sep 2022
Trefwoorden:European criminal law, youth justice, comparative law
Disciplines:Rechten
Project type:PhD project