< Terug naar vorige pagina

Project

Beheersing van Meloidogyne spp. in intensieve biologische vruchtgroenteteelt in kas

Biologisch telen doe je in de grond. Dit is het uitgangspunt van biologische glastuinbouw. Daarom besteden biologische glastuinders veel aandacht aan de bodem, zowel aan bodemvruchtbaarheid als aan bodemgezondheid.

 

Door steeds dezelfde gewassen te telen bouwen zich populaties ziekteverwekkers op. Deze ziekteverwekkers zijn vaak gerelateerd aan één of meerdere plantenfamilies. Wortelknobbelaaltjes zijn een voorbeeld hiervan. Deze komen in verwarmde kassen vaak voor. Meloidogyne incognita wordt het meest teruggevonden, maar ook M. hapla en M. javanicakomen regelmatig voor. De generatieduur of levenscyclus van wortelknobbelaaltjes verschilt per soort en hangt af van de temperatuur en de waardplant. Wanneer de populaties hoog oplopen kan dit een uitval van meer dan 50% van de planten veroorzaken en ook bij minder hoge populaties  krijgt men een serieuze opbrengstdaling.

 

De oorzaak van het probleem met wortelknobbelaaltjes in grondgebonden kasteelt van vruchtgroenten is in de eerste plaats de zeer krappe vruchtwisseling van tomaat, paprika, komkommer en aubergine. Vooral in gestookte teelten krijgt de bodem nauwelijks tijd om op adem te komen. In economisch opzicht is nauwelijks een ruimere vruchtwisseling mogelijk. De dure infrastructuur vraagt immers om een intensieve teeltwijze.

Mogelijke beheersmaatregelen zoals het gebruik van resistente rassen of bodemontsmetting zijn ontoereikend. Bij bepaalde gewassen (o.a. tomaat) is resistentie aanwezig maar deze is vaak onvolledig. Grondstomen verstoort de bodem en op die manier verdwijnt de natuurlijke afweer uit de bodem.

Gebruik maken van een vang- of antagonistisch gewas om de populatie aaltjes te doen dalen lijkt meer aangewezen. Dergelijke gewassen zijn echter niet makkelijk te vinden. Bovendien zijn  gewassen met een korte teeltperiode, waarbij snel effect te zien is, aangewezen om economische haalbaar te zijn. Een andere optie is het gebruik van natuurlijke middelen die werken op een vitale bodemgesteldheid en/of een (in)directe werking hebben op de aanwezige aaltjespopulatie.

 

De doelstelling van het project is het verzekeren van een toekomst voor de teelt van vruchtgroenten in de biologische glastuinbouw door het ontwikkelen van een geïntegreerde beheersing van wortelknobbelnematoden (Meloidogyne spp.) gebaseerd op innovatieve teelttechnieken. De primaire doelgroep zijn gespecialiseerde biologische vruchtgroentetelers in kas in Vlaanderen. Daarnaast richten we ons op volle grondtelers in de bioteelt, producenten van uitgangsmateriaal (onderstammen en zaden) en natuurlijke middelen (compost, biocontrole organismen), teeltbegeleiders, adviseurs en de overheid.

 

Deze doelstelling willen we bereiken door in te zetten op:

  • Optimalisatie van de kennis rond Meloidogyne in vruchtgroenten.

  • Vinden van onderstammen van tomaat, paprika en komkommer met voldoende resistentieniveau tegen verschillende  Meloidogyne spp., die tevens aanvaardbare productie en kwaliteit leveren

  • Ontwikkeling van alternatieve teelttechnieken zoals teeltschema’s met korte tussenteelten om Meloidogyne te beheersen

  • Inzicht krijgen over het effect van organische toevoegingen op Meloidogyne populaties

  • Inzicht krijgen over de effectiviteit van natuurlijke middelen tegen Meloidogyne populaties

  • Individuele bedrijfsbegeleiding en kennisoverdracht

Datum:1 sep 2018 →  31 aug 2022
Trefwoorden:biologische teelt, tomaat, komkommer, paprika, nematoden
Disciplines:Landbouwwetenschappen, diergeneeskunde en levensmiddelenwetenschappen niet elders geclassificeerd
Resultaten:

Voor de start van het project was het onduidelijk hoe wortelknobbelnematoden best konden aangepakt worden in verwarmde serres. Tijdens het project werd duidelijk dat een combinatie van verschillende technieken de grootste kans op succes geeft. Het gaat hierbij om (1) gebruik maken van resistente onderstammen, (2) het opnemen van tussenteelten tijdens of na de vruchtgroenteteelt en (3) het toedienen van chitinerijk materiaal aan de bodem.

 

Uit het onderstammenonderzoek dat tijdens dit project uitgevoerd werd, komen TRC11550 en Ancora als de meest beloftevolle onderstammen voor komkommer naar voren. Voor tomaat worden de onderstammen Fortamino en DRO 141 TX naar voor geschoven als favoriete onderstam in de strijd tegen wortelknobbelaaltjes, terwijl dit voor paprika de onderstammen Taritana en Scarface zijn. Veel biologische kastelers hebben in de loop van dit project hun keuze van onderstam aangepast door de kennis die opgedaan werd. Telers die nog gebruik maakten van Maxifort als tomatenonderstam gaven aan dit in de toekomst zeker niet meer te doen wegens zijn sterk aaltjesvermeerderend effect.

 

Bij de zoektocht naar een geschikte teelt in de winterperiode werden verschillende gewassen onder de loep genomen: rogge, wilde rucola, mosterdblad, veldsla en een mengsel van veertien soorten.Rucola bleek in een eerste proef beloftevol om de aaltjespopulatie onder controle te houden.  De proef werd herhaald  waarbij ook werd gekeken naar het effect van het vernietigen en onderwerken van de teelten in de bodem. Wanneer de gewassen niet werden ingewerkt, zag men een daling in aaltjespopulatie bij rucola en bladrammenas. Na inwerken van de gewassen werd een sterkere daling bij bladrammenas en een lichte daling bij mosterdblad waargenomen, al bleven de eindpopulaties overal vrij hoog. Tijdens het project hebben verschillende telers reeds de overstap gemaakt van braakliggende serres in de winterperiode naar het telen van een wintergewas zoals rucola, bladrammenas of mosterdblad.

De mogelijkheid om de aantasting door de aaltjespopulatie onder controle te houden met behulp  van tussenteelten werd eveneens onderzocht. Bladrammenas,Tagetes patula, Ageratum houstonianum, Cineraria maritimaen rolklaver werden onder de paprika’s gezaaid in de dubbele plantrij en stengelui, basilicum en aubergine MAO werden onder/tussen de paprika’s geplant. Tussenteelten die tussen de hoofdteelt vruchtgroenten gezaaid of geplant worden, kunnen de wortelknobbelaaltjes sterker aantrekken dan de hoofdteelt, waardoor deze laatste beter beschermd wordt. Ze kunnen ook fungeren als vanggewas en zo de aaltjes “vangen” in hun wortels. Nadeel van deze tussengewassen was dat sommigen zoals aubergine, Tagetes, bladrammenas en Ageratum een hogere groeisnelheid hadden dan de paprika’s, waardoor deze regelmatig moesten worden teruggesnoeid. Ook bleken de tussenteelten een vochtig microklimaat te creëren waardoor Sclerotinia ontwikkelde in de paprika’s. Het is dus belangrijk om te kiezen voor een tussenteelt die luchtigheid aan de stengelvoet blijft garanderen zodat de gewasgezondheid van de hoofdteelt gewaarborgd blijft. Een aanvullende pottenproef bracht uitsluitsel over de invloed van de tussenteelt op de aaltjespopulatie. De meeste tussenteelten geven aanleiding geven tot vorming van eipakketjes, met uitzondering van Tagetes en donsbloem (Ageratum). Bij donsbloem is echter nog niet geweten of de aaltjes hier worden aangetrokken of niet. Tomaat, basilicum en stengelui vertonen in alle planten eipakketjes en ook de meeste eitjes per eipakketje, deze zijn dus niet aan te raden als tussenteelt. Gezien de mogelijke risico’s die een tussenteelt met zich meebrengt, waren niet alle telers overtuigd. Een deel van de biologische kastelers gelooft echter sterk dat de voordelen die een tussenteelt met zich meebrengt meer doorwegen dan de mogelijke risico’s die dit met zich meebrengt. Tagetes en donsbloem zijn de gewassen die ondertussen bij een aantal telers onder paprika en tomaat ingezaaid worden.

Verschillende natuurlijke bodemmiddelen werden beproefd in een tomatenteelt bij een biologische teler met Meloidogyne besmetting. Het gaat hierbij om CMC- en wormcompost die de teler zelf produceert, alsook compost van ILVO. Ook de producten chitine en Rootella lagen in proef. Rootella zorgt voor de inoculatie van de plantenwortels met endomycorrhiza. Endomycorrhizazorgen voor een verbeterde opname van voedingsstoffen en zorgen hierdoor voor een hogere gewasopbrengst en minder stress. Van chitine werd in eerder onderzoek een reducerend effect op Meloidogyne aangetoond.De Meloidogyne populatie nam in alle objecten toe tijdens de tomatenteelt, te wijten aan het gebruik van de niet-resistente onderstam Maxifort. Waar Rootella of chitine toegepast was, was deze toename minder hoog, terwijl CMC compost de aaltjespopulatie juist het sterkst deed stijgen. Eenzelfde proef werd aangelegd in een komkommerteelt. In komkommer zorgden alle objecten voor een duidelijke afname in aaltjespopulatie, met de sterkste reductie waar chitine werd toegediend. Er zijn geen duidelijke aanwijzingen dat het toedienen van compost aan een dosis van 3kg/m² of Rootella een manier zijn om de aaltjeshoeveelheid te doen dalen. Enkele telers geven aan dat ze op basis van de resultaten uit deze proeven overtuigd zijn van de positieve werking van chitinerijk materiaal. Producten zoals Protix en Servasan worden voor en tijdens de teelt toegediend op een aantal bedrijven.