< Terug naar vorige pagina

Project

Een onderzoek naar de effecten van onderwijsvormen in het secundair onderwijs

Tracking is het groeperen van leerlingen met gelijkaardige vaardigheden in dezelfde klas of school tijdens het secundair onderwijs. Per groep wordt een aangepast onderwijsprogramma voorzien, wat in Vlaanderen een ‘onderwijsvorm’ heet en in het Engels een track heet. Veel onderwijssystemen gebruiken deze praktijk op basis van de veronderstelling dat het aanpassen van onderwijsomgevingen aan meer homogene leerlingengroepen tot efficiënter onderwijs leidt. Tracking maakt het ook mogelijk om gespecialiseerde vaardigheden te ontwikkelen in de verschillende onderwijsvormen. Deze specialisatie in vaardigheden helpt om het onderwijs aan de noden van de arbeidsmarkt te voldoen. Het blijft echter onduidelijk of en in welke mate onderwijsvormen de uitkomsten van leerlingen beïnvloeden. Daarom onderzochten we in deze dissertatie wat het effect is van naar school gaan in een bepaalde onderwijsvorm op verschillende uitkomsten.

In Vlaanderen moeten leerlingen een studiekeuze maken aan het einde van het lager onderwijs wanneer ze 12 jaar oud zijn. Hoewel er pas vanaf de tweede graad secundair onderwijs vier onderwijsvormen zijn, start het sorteren van de leerlingen al op 12 jaar. Er is dus sprake van tracking vanaf het begin van het secundair onderwijs. De verschillende onderwijsvormen trekken leerlingen aan op basis van schoolse prestaties (bv. vaardigheid in wiskunde en technisch lezen). Daarom verschilt elke onderwijsvorm aan de start van het secundair onderwijs in de gemiddelde schoolse prestaties van hun leerlingen. Op basis van deze verschillen kunnen we een hiërarchie onderscheiden. Omdat onderwijsvormen leerlingen aantrekken met verschillende vaardigheden en socio-economische achtergronden, zijn de uitkomsten van leerlingen in deze onderwijsvormen deels toe te schrijven aan deze initiële verschillen. De methodologische uitdaging was dan ook om te corrigeren voor de verschillen tussen leerlingen die zich voordoen voor ze naar een bepaalde onderwijsvorm gaan.

De keuze voor een onderwijsvorm is grotendeels vrij aan de start van het secundair onderwijs. Echter, een leerling die niet aan het gewenste niveau voldoet zal worden gedwongen om naar een ‘lagere’ onderwijsvorm te gaan. Dat veel studenten van een ‘hogere’ naar ‘lagere’ onderwijsvorm veranderen wordt als een unieke eigenschap van het Vlaamse onderwijs beschouwd. Dit wordt het watervalsysteem genoemd. Leerlingen die van onderwijsvorm veranderen, verschillen ook van de leerlingen die blijven. De tweede methodologische uitdaging was dan ook om te corrigeren voor verschillen tussen leerlingen die van onderwijsvorm veranderen en leerlingen die blijven.

We gebruikten voor dit onderzoek twee dataverzamelingen van het Vlaams secundair onderwijs, de huidige LiSO-gegevensverzameling en de oudere LOSO-gegevensverzameling. Om te corrigeren voor verschillen tussen leerlingen gebruikten we zowel matching methods als G-methods. De matching methods werden uitgevoerd op basis van propensity scores, maar ook op basis van Mahalanobis-afstanden en coarsened variabelen. De G-methods gebruikten propensity scores of gebruikten het schattingsmodel van de toewijzingskans naar een onderwijsvorm op een directe manier. We gebruikten methoden die de aanwezigheid van vergelijkbare leerlingen tussen onderwijsvormen veronderstellen. Daarom werden de effecten geschat voor drie paren van onderwijsvormen, waarbij elk paar uit twee hiërarchisch op elkaar aansluitende onderwijsvormen bestond. De effecten werden nagegaan voor schoolse prestaties, werkloosheid, academisch zelfconcept en schoolse betrokkenheid.

De resultaten toonden dat naar een ‘hogere’ onderwijsvorm gaan altijd een positief effect heeft op schoolse prestaties. Naar een ‘hogere’ onderwijsvorm gaan verminderde ook de kans om werkloos te worden, maar de verschillen waren eerder klein. Voor academisch zelfconcept was het meestal beter om naar een ‘lagere’ onderwijsvorm te gaan, maar niet wanneer we ASO klassieke talen met ASO moderne wetenschappen vergeleken. Voor schoolse betrokkenheid maakte het weinig uit naar welke onderwijsvorm een leerling gaat.

Datum:1 sep 2014 →  8 mrt 2019
Trefwoorden:onderwijseffectiviteit, secundair onderwijs
Disciplines:Onderwijscurriculum, Onderwijssystemen, Algemene pedagogische en onderwijswetenschappen, Specialistische studies in het onderwijs, Andere pedagogische en onderwijswetenschappen
Project type:PhD project