< Terug naar vorige pagina

Project

RETROCO - Het naoorlogs woningbouwpatrimonium in Brussel begrijpen en behouden (1945-1975)Opwaardering als duurzaamheidsstrategie! (BRGEOZ219)

Alvorens te bepalen welk concept, welk materiaal of welke techniek ingezet wordt tijdens een renovatie van om het even welk gebouw, moet men eerst de economische, sociale, stedenbouwkundige, architecturale en erfgoedwaarde bepalen. Daarnaast moeten de strategieën die ingezet worden tijdens een renovatie de eigenheid van het gebouw behouden. Gebouwen met een hoge erfgoedwaarde hebben een gepaste renovatieaanpak nodig, die de oorspronkelijke ideeën en kwaliteiten van het gebouw onderstrepen. Volgens dezelfde redenering, kunnen alternatieve strategieën gebruikt worden voor de renovatie van gebouwen met een kleinere erfgoedwaarde.



We stellen voor om een dergelijke aanpak te hanteren bij de renovatie van het Brussels woningbouwpatrimonium; de woontorens, de ensembles en de eengezinswoningen. De meerderheid van deze gebouwen zal binnen enkele jaren toe zijn aan een renovatie gezien de oorspronkelijke technieken verouderen en de comforteisen van de bewoners, vooral op het gebied van akoestiek en thermisch comfort, toenemen. De vroegste gebouwen uit de naoorlogse periode hebben de ouderdom van 60 jaar overschreden, en elk jaar vergroot deze groep. Toch ontbreekt het referentiekader om de monumentwaarde van het naoorlogs erfgoed te bepalen. Door de criteria, die gehanteerd worden bij de erfgoedbepaling van naoorlogse woningen, vast te leggen, kunnen ook de bouwactoren (architecten, ingenieurs, aannemers) kwaliteiten herkennen en een gepaste renovatiestrategie voorstellen die de authenticiteit van het gebouw ondersteunt. Deze criteria kunnen geïmplementeerd worden in de methodologie die momenteel door de Directie van Monumenten en Landschappen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gehanteerd wordt.



Het doel van dit onderzoek is om de criteria vast te leggen voor de bepaling van de erfgoedwaarde van het naoorlogs woningbouwpatrimonium in het Brussels Gewest, zodat hieruit interventieniveaus afgeleid kunnen worden die in relatie staan met de erfgoedwaarde.



Daarenboven, vormen de naoorlogse gebouwen een uniek patrimonium gezien er in deze periode veel geëxperimenteerd werd, zowel op het vlak van nieuwe materialen en uitvoeringstechnieken, als op het vlak van de architectuur. Gezien de grote vraag naar betaalbare woningen in de naoorlogse periode, volgden de innovaties zich snel op. Deze hadden betrekking op nieuwe bouwmaterialen, vluggere bouwmethoden en nieuwe bouwsystemen. Het is belangrijk om deze innovaties te documenteren, niet alleen om de historische waarde van het gebouw beter te kunnen inschatten, maar ook om de gebouwdetails beter te begrijpen en de aanpassingsmogelijkheden van het gebouw te beoordelen. In tegenstelling tot de materialen die in de 19de eeuw gebruikt werden, zijn sommige nieuwe producten minder duurzaam van aard en bij de renovatie moet men zich dus afvragen of dezelfde criteria gebruikt kunnen worden voor dit naoorlogs erfgoed.



Verder lenen de typische modulaire opbouw van de geprefabriceerde naoorlogse wooneenheden en elementen, zich uitstekend voor het inzetten van nieuwe renovatie strategieën zoals 'design to dismantle', 'design to recycle & re-use,' en 'zero-waste'.

Datum:1 jan 2013 →  31 dec 2014
Trefwoorden:constructietechnieken, naoorlogs erfgoed, 20ste eeuw, prefab, renovatie strategie, Brussel
Disciplines:Burgerlijke ingenieurswetenschappen en bouwkunde, Materiaaltechnologie