< Terug naar vorige pagina

Project

De leveringsplicht bij de overdracht van roerende lichamelijke goederen.

Zowel rechtshistorisch als rechtsvergelijkend lijkt het Belgische, evenals het Franse stelsel inzake de overdracht van zakelijke rechten op lichamelijke roerende goederen een unieke positie in te nemen: de louter verbintenisrechtelijke overeenkomst bewerkstelligt de overdracht van een zakelijk recht (art. 1138 B.W.). Hieraan wordt door de wetgever enigszinsafbreuk gedaan voor de hypothese van een verkoop onder beding van eigendomsvoorbehoud waarbij de verbintenisrechtelijke overeenkomst en de overdracht van elkaar worden gescheiden, evenals, bijvoorbeeld, voor de hypothese van een dubbele verkoop waarbij de voorkeur wordt gegeven aan diegene die in het werkelijk bezit van het goed is gesteld, mits hij te goeder trouw is (art. 1141 B.W.).
Het opzet van dit onderzoek bestaat erin te onderzoeken in hoeverre ook naar Belgisch recht (nog steeds) een afzonderlijke leveringshandeling is vereist voor de overdracht van lichamelijke roerende goederen en in welke mate het Belgische stelsel zich daardoor leent voor een Europese harmonisatie. 
Het belang van dit onderzoek voor het Belgische recht is niet te onderschatten. Het heeft een enorme impact op de draagwijdte van een aantal andere concepten zoals het consensualisme, de bezitsbescherming en schijnsolvabiliteit en beïnvloedt aldus de positie van de partijen zelf, evenals van derden met concurrerende rechten zoals de beslagleggende schuldeisers.
Datum:1 okt 2008 →  30 sep 2013
Trefwoorden:Delivery requirement, Transfer of movables, Transfer of possession, Consensual transfer system
Disciplines:Rechten
Project type:PhD project