< Terug naar vorige pagina

Project

Opvoeden met een mobiele telefoon in gezinnen van jonge 'achtergelaten kinderen' op het Chinese platteland: Een mixed-methods studie

In China wonen veel ouders van het platteland niet bij hun kinderen omdat ze voor hun werk voor langere tijd naar afgelegen stedelijke gebieden migreren. Daarom gebruiken ze soms mobiele telefoons in de opvoeding van hun ‘achtergelaten kinderen’ (‘Left Behind Children’, LBC), die bij hun thuisblijvende ouder of grootouders wonen. Doelstellingen van dit proefschrift waren het conceptualiseren van opvoedingsgedrag met mobiele telefoons (Mobile Phone Parenting, MPP) en nagaan hoe deze praktijk, samen met individuele en familiekarakteristieken, samenhangt met de psychosociale aanpassing van jonge LBC. Het proefschrift bestaat uit drie delen en vijf cross-sectionele studies, gebaseerd op zowel kwalitatieve als kwantitatieve data.

Het eerste deel van dit proefschrift is een voorloper van het eigenlijke thema van het doctoraatsproject. Vanwege COVID beperkingen was er een periode waarin we geen data konden verzamelen. Om vertrouwd te raken met ons onderwerp, onderzochten we de associaties tussen individuele kenmerken van adolescenten (bijv. depressie) en gezinskenmerken (bijv. positief ouderschap) in een bestaande dataset. De China Family Panel Studies (wave 2012) bevatte vragenlijstgegevens van 532 adolescenten en hun moeders op het platteland. Deze eerste studie vond gelijkenissen in depressie tussen moeders en hun kinderen. Hiërarchische multiple regressieanalyses toonden aan dat positief ouderschap door opvoeders thuis, veilige hechting en zelfcontrole positief gerelateerd waren aan een positief zelfperspectief van adolescenten. Positief ouderschap had een bufferend effect in de intergenerationele overdracht van depressieve symptomen.

Het tweede deel richtte zich op het conceptualiseren en operationaliseren van MPP in de vroege kinderjaren. Met een thematische analyse analyseerden we interviewgegevens van 21 migrantenouders. We identificeerden zes dimensies van opvoeding die via mobiele telefoon plaatsvinden: responsiviteit, autonomie verlenen, proactieve controle, directieve controle, psychologische controle en harde bestraffende controle. Bovendien bleek uit de verhalen dat de deelnemers een lager welzijn van zichzelf en hun kinderen, een beperkte mediageletterdheid van het gezin en een minder goede kwaliteit in de samenwerkingsrelatie beschouwden als mogelijke belemmerende factoren in hun opvoeding vanop afstand. In de derde studie evalueerden we enkele psychometrische eigenschappen van de Mobile Phone Parenting Practices Questionnaire (MPPPQ), ontwikkeld om de geïdentificeerde MPP opvoedingsdimensies te meten. In een steekproef van 547 migrantenouders lieten exploratieve en confirmatorische factoranalyses een zes-factorenstructuur zien met een goede interne consistentie. Convergente validiteit en criteriumvaliditeit waren acceptabel, gebaseerd op associaties tussen de MPPPQ en respectievelijk de Parenting Styles and Dimensions Questionnaire en ouderlijke stress.

Het derde deel onderzocht associaties tussen MPP en aanpassing van kinderen. Twee studies gebruikten vragenlijstgegevens van 185 triades: grootouders, migrantenmoeders en kleuterleerkrachten. De vierde studie toonde via mediatieanalyses aan dat een door moeders ervaren hogere kwaliteit van de moeder-kindrelatie vóór de scheiding samenhing met meer cohesie in de relatie met hun LBC, wat op zijn beurt samenhing met meer prosociaal gedrag bij kinderen. Daarnaast hing een hogere kwaliteit van de relatie vóór de scheiding van de moeder samen met een meer positieve opvoeding door de moeder, wat samenging met minder externaliserende problemen bij kinderen. Meervoudige hiërarchische regressieanalyses in de vijfde studie toonden aan dat positiever grootouderschap samenhing met meer prosociaal gedrag en minder moeilijkheden bij kinderen. Een significant interactie-effect gaf aan dat een lage kwaliteit van de moeder-grootmoeder coparenting relatie een risicofactor kan zijn: minder afstandelijke proactieve controle was geassocieerd met minder prosociaal gedrag, wanneer de kwaliteit van de coparenting relatie laag was.

Op basis van deze bevindingen pleiten we voor voldoende ondersteuning voor migrantenouders en grootouders bij de opvoeding van LBC, bij voorkeur met betrokkenheid van het hele gezinssysteem. Op meso- en macroniveau moedigen we werkgevers en beleidsmakers aan om migrantenouders voldoende mogelijkheden te bieden voor ouderschap op afstand.

Datum:7 okt 2019 →  15 dec 2023
Trefwoorden:Parenting, Left-behind children, Rural China, Child adjustment
Disciplines:Ouderschap en gezinseducatie niet elders geclassificeerd
Project type:PhD project