< Terug naar vorige pagina

Project

Doen of niet doen? Een corpus-gebaseerde studie van cognitieve economie in grammaticale verandering over het volwassen leven heen.

De hoofddoelstelling van het aangevraagde project bestaat erin om vast te stellen in welke mate individuele taalgebruikers 'besparen' in de processing-kost van hun mentale grammatica door lokale patronen te herinterpreteren als instanties van meer algemeen toepasbare grammaticale regels, wat zich zou kunnen manifesteren in de verdere veralgemening van deze lokale patronen zelf. Omgekeerd zal een analyse hiervan ook leiden tot inzicht in welke patronen zich in individueel taalgebruik gedragen als niches die weerstand bieden tegen dergelijke herschikking naar meer regelmaat. Deze doelstellingen stemmen overeen met en testen de psychologische assumptie dat abstracte regels en concrete exemplaren (instanties waartoe het geheugen direct toegang heeft) gelijktijdig aan het werk zijn in grammaticale cognitie. De gevalstudie die geanalyseerd zal worden om deze doelstelling te bereiken is de introductie en verspreiding van do als een grammaticaal word in Vroeg-Modern Engels (ca. 1550-1700). Voor deze periode was do grotendeels beperkt tot zijn lexicaal gebruik, geïllustreerd in (1). Tijdens deze periode werd do echter meer en meer gebruikt in, onder andere, vragen (2a) en ontkennende zinnen (3a), als een alternatief voor de oudere structuren (2b) en (3b). (1) I already did my homework. (2) a. Do you love me? b. I do not love you. (3) a. Love you me? b. I love you not.Tegen het einde van de zeventiende eeuw was do min of meer verplicht in deze gevallen. Dit maakt het tot één van de sjibbolets van de Engelse taal, waardoor zij zich niet alleen onderscheidt van de andere Germaanse talen, maar tevens een grammaticale mogelijkheid exploiteert die erg zeldzaam is wereldwijd. Het project focus op de fases van verspreiding waar do al was ingeburgerd als een optie, maar wanneer er toch nog veel variatie aangetroffen wordt in de taalgemeenschap. Dit leidt tot de fundamentele onderzoeksvraag welke factoren op het niveau van individuele sprekers deze variatie sturen. Het project onderzoekt of, en in welke mate, de keuze van do 'geprimed' wordt door het frequente gebruik van modale hulpwerkwoorden (will, shall, may, must, can), die ertoe neigen om in vergelijkbare syntactische omgevingen verschijnen. Samen zouden zij kunnen gezien worden als syntactische markeringen van alle niet-neutrale proposities, d.w.z proposities die geen (niet-beklemtoonde) mededelende zinnen zijn. Daarnaast wordt onderzoch in welke contexten patronen als (2b) en (3b) het langste weerstand bieden tegen de inlassing van do. Samen wordt van deze analyses verwacht dat zij zullen leiden tot een aanzienlijke toename van onze kennis over de mogelijke mate van verandering in abstracte cognitieve schema's zoals die van de grammatica over het volwassen leven heen, en door welke types van bestaande regelmaat dergelijke verandering wordt gestuurd.
Datum:1 okt 2016 →  30 sep 2020
Trefwoorden:HISTORISCHE LINGUÏSTIEK, ENGELSE GRAMMATICA, CORPUSLINGUISTIEK, COGNITIEVE LINGUÏSTIEK
Disciplines:Talen, Linguïstiek, Literatuurwetenschappen, Theorie en methodologie van de linguïstiek, Andere linguïstiek en literatuurwetenschappen