< Terug naar vorige pagina

Project

Adolescentie en externaliserend probleemgedrag: de rol van opvoeding, de samenwerkingsrelatie in het opvoeden en het stress respons systeem

Dit proefschrift bestudeerde de associaties tussen opvoeding, de samenwerkingsrelatie tussen ouders in het opvoeden, biologische factoren (i.e., cortisolrespons op stress, methylatieniveau’s van het NR3C1-gen als indicatoren voor het stress respons systeem) en externaliserend probleemgedrag in de adolescentie. Het ‘ecological model of coparenting’ (Feinberg, 2003) en het ‘adaptive calibration model of stress’ (Del Giudice et al., 2011) dienden als theoretisch kader.

Data van twee grote longitudinale projecten zijn gebruikt om de onderzoeksvragen te beantwoorden: STRATEGIES (i.e., Studying Transactions in Adolescence: Testing Genes in Interaction With Environments) en MIND (i.e., Methylation in Development). Aan de STRATEGIES studie namen 1116 adolescenten, 747 moeders en 645 vaders deel op meetmoment 1. Aan de MIND studie namen 596 adolescenten, 414 moeders en 306 vaders deel op meetmoment 1.

In de eerste studie zijn ouderparen toegewezen aan opvoedingsstijlen op basis van door adolescenten gerapporteerde opvoedingsgedragingen, en dit op drie meetmomenten met telkens één jaar tussen. Hiervoor is de relatief nieuwe statistische methode subspace k-means clustering gebruikt. We vonden evidentie voor twee opvoedingsstijlen, zijnde de autoritatieve en autoritaire opvoedingsstijl. Verandering van autoritatieve naar autoritaire opvoedingsstijl over de tijd was geassocieerd met een minder positief zelfbeeld en een toename van externaliserend probleemgedrag, terwijl verandering van autoritaire naar autoritatieve opvoedingsstijl geassocieerd was met een positiever zelfconcept en een afname van externaliserend probleemgedrag. De studie gaf inzicht in het verschil in samenhang tussen opvoedingsdimensies binnen elke stijl.

De tweede studie onderzocht of de samenhang tussen de samenwerkingsrelatie in de opvoeding tussen ouders en externaliserend probleemgedrag gemedieerd werd door opvoeding. Uit structurele vergelijkingsmodellen bleek dat een betere samenwerkingsrelatie geassocieerd was met minder externaliserend probleemgedrag. Deze associatie werd gemedieerd door psychologische controle bij zowel moeders als vaders. De associatie werd bij vaders ook gemedieerd door fysieke bestraffing.

            In de derde studie is nagegaan of cortisolrespons een moderator is in de associatie tussen opvoeding en externaliserend probleemgedrag. Hierarchische meervoudige regressie-analyse toonde aan dat zowel de piek cortisolrespons als cortisol stressreactiviteit significante moderatoren waren in het verband tussen specifieke opvoedingsgedragingen (i.e., steun en psychologische controle) en externaliserend probleemgedrag.  

De vierde studie bestudeerde de samenhang tussen opvoeding (i.e., opvoedingsdimensies en stijlen) en externaliserend problemgedrag in de adolescentie en of methylatie op het NR3C1-gen een moderator is in deze samenhang. NR3C1 methylatie modereerde de associatie tussen fysieke bestraffing en externaliserend probleemgedrag, gelijktijdig gemeten.

Concluderend kan gesteld worden dat het huidige proefschrift evidentie vindt dat het stress response systeem een belangrijke moderator is in de associaties tussen opvoeding en externaliserend probleemgedrag, en dat opvoeding belangrijk is om de associaties tussen de samenwerkingsrelatie in de opvoeding en externaliserend probleemgedrag te begrijpen.

Datum:1 jan 2017 →  17 sep 2021
Trefwoorden:parenting, Adolescence, Stress Response System, Parenting
Disciplines:Orthopedagogiek en onderwijs voor specifieke onderwijsbehoeften
Project type:PhD project