< Terug naar vorige pagina

Project

Rechtsbescherming in de EVA-pilaar van de EER: Verenigbaar met de versterkte status van fundamentele rechten in de EU post-Lissabon?

De EER-Overeenkomst tussen de EU en haar lidstaten enerzijds (EU-pilaar) en Noorwegen, IJsland en Liechtenstein anderzijds (EVA-pilaar), breidt de EU interne markt uit naar de EVA-pilaar. In die laatste is het EVA-Hof de hoogste gerechtelijke autoriteit, vergelijkbaar met het Hof van Justitie (HvJ) in de EU-pilaar. Hoewel gebaseerd op de procedureregels van het HvJ, zijn de ontvankelijkheidsvereisten voor het EVA-Hof strikter en zijn haar bevoegdheden beperkter. In twee recente zaken beoordeelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) de rechtsbescherming in de EVA-pilaar oppervlakkig, zonder te concluderen m.b.t. haar verenigbaarheid met het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, waardoor ze een normconflict tussen het EVRM en EU recht vermeed. Het is daarnaast onduidelijk of en hoe het verschil in rechtsbescherming te rechtvaardigen valt in het licht van het gelijkheidsprincipe aangezien het HvJ reeds oordeelde dat de situatie van een EER EVA-burger “objectief vergelijkbaar” is met die van een EU-burger. De vraag rijst vervolgens hoe lang het EHRM vragen naar de verenigbaarheid hiervan met het EVRM nog zal kunnen ontwijken en hoe het HvJ zal oordelen wanneer het geconfronteerd wordt met vragen naar de verenigbaarheid hiervan met het Handvest van de Grondrechten. Dit onderzoek beoogt daarom te onderzoeken of de EU derde landen kan integreren in haar interne markt zonder rechtsbescherming te eisen die gelijkwaardig is aan deze voorzien binnen de EU.

Datum:1 nov 2022 →  Heden
Trefwoorden:Europese Economische Ruimte (EER)
Disciplines:Mensenrechtenwetgeving, Internationaal recht, Europees recht