< Terug naar vorige pagina

Project

Als we ’t de kinderen vragen. Het potentieel van productieve interactie voor tweedetaalverwerving vanaf het prille begin

In het Vlaamse onderwijs presteren veel kinderen met een etnische minderheidsachtergrond ondergemiddeld. Het is algemeen erkend dat die onderprestatie nauw samenhangt met een beperkte beheersing van het Nederlands als schooltaal. Vroege taalverwervingsprocessen worden als impliciete en automatische processen gepercipieerd die worden voortgestuwd door affiliatie met significante anderen. Krachtige modi van leerkracht-kind interactie, zoals productieve interactie, zijn daarom essentieel als het gaat om succesvolle tweedetaalverwervingsprocessen.

De meeste studies gesitueerd in het basisonderwijs en het secundair onderwijs hebben productieve interactie echter met name kwalitatief benaderd. Er is vooralsnog weinig bekend over het potentieel van productieve interactie voor kleuters in relatie tot tweedetaalverwerving, met name voor kwetsbare leerders zoals kleuters met een etnische minderheidsachtergrond. Onderzoek naar affective priming laat bovendien zien dat verwijzing naar significante anderen, zoals de moeders van de participanten, tot hogere scores voor linguïstische taken leidt. De meeste onderzoeken naar affective priming zijn evenwel uitgevoerd in laboratoria en vooralsnog niet in authentieke klassituaties. In dit proefschrift gaan we na of het affective priming-paradigma en de productieve interactie-aanpak als affiliatieve taalleerstimulansen kunnen worden ingezet bij kleuters met een Turkse achtergrond die in Vlaanderen het Nederlands als tweede taal verwerven. De participanten waren gedurende de dataverzameling vijf tot zes jaar oud en zaten in de derde kleuterklas.

De dataverzameling bestaat uit twee luiken: een veldexperiment en een longitudinale studie. In het veldexperiment (N = 98) zijn we nagegaan of verwijzing naar de ouders van de kleuters, in productief geadresseerde en niet-geadresseerde interactie, een positief effect op vroege tweedetaalverwerving heeft. Er werd een 3 x 2 veldexperiment opgezet waarin participanten in verschillend gemanipuleerde leersituaties blootgesteld werden aan een taakgericht neologismenverhaal. Het verhaal werd verteld in drie verschillende condities: een ouderconditie, een onbekendenconditie en een controleconditie. In de ouderconditie werd het verhaal tegen de achtergrond van foto’s van de ouders van de participanten verteld. In de onbekendenconditie werd hetzelfde gedaan, maar tegen de achtergrond van foto’s van onbekende volwassenen. In de controleconditie werd het verhaal tegen een traditionele klasachtergrond zonder foto’s verteld. In elke conditie werden twee subcondities geïmplementeerd: een productief geadresseerde en een niet-geadresseerde groep (overhearing). Taaltesten werden gebruikt om het effect van het experiment op receptieve en productieve woordenschatverwerving na te gaan, waarbij gecontroleerd werd voor begintaalvaardigheid en school liking.

Analyses laten geen significante affective priming-effecten zien. Er werden echter wel significante effecten gevonden voor leerders met een hogere begintaalvaardigheid en voor leerders die productief geadresseerd werden. Niet-geadresseerde school dislikers scoorden bovendien hoger dan niet-geadresseerde schoollikers, wat erop zou kunnen wijzen dat de mogelijkheid tot overhearing van productieve interactie – afgewisseld met participatie aan die interactie – een krachtige taalleeromgeving vormt voor kleuters die niet graag naar school gaan.

In de longitudinale studie (N = 104) hebben we verschillende modi van leerkrachtinteractie (actief-productief, passief-productief en non-productief) geëxploreerd en zijn we nagegaan hoe het gebruik van die modi gerelateerd is aan de tweedetaalontwikkeling van de participanten gedurende een schooljaar. Analyses laten een significante taalvaardigheidsgroei zien voor participanten die aan overwegende actief-productieve leerkrachtinteractie werden blootgesteld vergeleken met participanten die non-productief geadresseerd werden. Interviewgegevens met betrekking tot leerkrachtovertuigingen laten bovendien zien dat de actief-productieve modus geassocieerd wordt met hoge verwachtingen ten opzichte van kleuters en een autonomie-respecterende conceptualisering van het kleuteronderwijs. De non-productieve modus lijkt daarentegen geassocieerd te zijn met lage leerkrachtverwachtingen en een veeleer op controlegerichte conceptualisering van het kleuteronderwijs. Algemeen genomen suggereren de onderzoeksresultaten dat productieve interactie het potentieel heeft om tweedetaalverwerving te stimuleren en aan meer gelijke onderwijskansen bij te dragen vanaf het prille begin.

Datum:1 jan 2013 →  12 apr 2017
Trefwoorden:second language acquisition, affective priming, teacher-child interaction, language policy, implicit learning, multilingualism, language proficiency gap
Disciplines:Linguïstiek, Theorie en methodologie van de linguïstiek, Andere linguïstiek en literatuurwetenschappen
Project type:PhD project