< Terug naar vorige pagina

Project

Bodemvruchtbaarheid, voedselzekerheid en gender in Centraal-Afrika.

 Er is een algemene consensus over de nood aanduurzame landbouwintensificatie in Sub-Sahara Afrika (SSA), en de cruciale rol die verbeterde technologieën daarin spelen. Het is echter minder duidelijk hoe dit bereikt kan worden. Enerzijds bestaan er verschillende, soms tegengestelde, visies op en paradigmas over welke landbouwpraktijken wel/niet duurzaam zijn. Anderzijds is adoptie vaak heel laag, desondanks goede resultaten in proefopstellingen. In deze doctoraatsthesis maak ik gebruik van twee gevalstudies in een landbouwkundig onderzoeks- en ontwikkelingsproject rond geïntegreerd bodemvruchtbaarheidsbeheer (ISFM) in Burundi en Oost-Congo. Het is reeds bewezen dat geïntegreerd bodemvruchtbaarheidbeheer (ISFM) de bodemvruchtbaarheid en gewasproductie kan verhogen op kleine landbouwbedrijven in ontwikkelingslanden. Toch wordt ISFM relatief weinigtoegepast. De bedoeling van het doctoraat is om beter inzicht te verwerven in de factoren die de adoptie van ISFM bepalen.
Het ISFM paradigma erkent dat duurzame landbouwintensificatie onmogelijk is zonder investering in bodemvruchtbaarheid. ISFM bestaat uit het gebruik van verschillende bodemvruchtbaarheidspraktijken, inclusief het gebruik van kunstmeststof, organische stof en verbeterde variëteiten, in combinatie met goed landbouwkundig beheer en aangepast aan de lokale omstandigheden. De uiteindelijke bedoeling is om verschillende praktijken te integreren en zo gebruik te maken van complementariteiten en synergieën.
In het tweede hoofdstuk gebruik ik een nieuwe aanpak om de adoptie van kunstmest te bestuderen in Congo. Daarbij onderscheid ik drie stappen: (1) op de hoogtezijn van de technologie, (2) de technologie zelf testen, en (3) langdurige adoptie. De resultaten tonen dat voor de verschillende stappen telkens andere factoren belangrijk zijn. 57% van de gezinnen kent kunstmest, maar slechts 13% van deze gezinnen heeft zelf reeds kunstmest gebruikt. Onderwijs en sociaal netwerk zijn bepalende factoren voor wie op de hoogte is, maar het uitproberen is sterk bepaald door contact met landbouwadviseurs. Verder is adoptie na het testen hoog (70%), maar toegang tot kapitaal en krediet zijn belangrijke belemmeringen. Directe interacties tussen landbouwadviseurs en boeren zijn meer efficiënt in het promoten vande verschillende stappen in vergelijking met groepsgebaseerde methodes.
In het derde hoofdstuk kijk ik naar de rol van gender in landbouwprogrammas. Ik gebruik gegevens over de adoptie van verbeterde bonenvariëteiten, planten in lijnen, en kunstmest in Zuid-Kivu, en vind dat de gezamenlijke deelname van de man en vrouw in het gezin overeenkomt met de hoogste adoptiepercentages. De deelname aan het project van alleenstaande vrouwen is geassocieerd met hogere adoptiepercentages dan de deelname van vrouwen uit monogame en polygame gezinnen. In tweeoudergezinnen vindenwe dat deelname van vrouwen aan het programma leidt tot lagere, gelijke, en hogere adoptie dan deelname van mannen voor respectievelijk kunstmest, verbeterde boonvariëteiten en rijplanten. Landbouwextensieprojecten evalueren hun genderaanpak vaak door te kijken welke proportie van de deelnemers vrouwelijk zijn. Nochtans leidt deelname van vrouwen niet noodzakelijk tot het bereiken van de doelstellingen van een project. 
Hoofdstuk 4 behandelt de relaties in de adoptie van verschillende ISFM technologieën in Zuid-Kivu. Landbouwtechnologieën worden dikwijls samen gepromoot en boeren worden aangemoedigd om gebruik te maken van synergieën en complementariteiten die optreden als verschillende technologieën worden gecombineerd. Er is echter weinig aandacht voor deze onderlinge relaties wanneer adoptie van landbouwtechnologieën wordt bestudeerd. Ik vind dat de adoptie van ISFM technieken niet geheel onafhankelijk is. Op het niveau van het veld kunnen deze opgedeeld worden in twee groepen, waarbij de eerste groep bestaat uit technieken die meer, en de tweede groepuit technieken die minder kennis, arbeid en geld vereisen. Deze twee groepen gedragen zich per veld meer als supplementen dan complementen, en het gebruik van de elementen in deze groepen is meestal stapsgewijs. In het algemeen, op het niveau van het gezin, worden eerst de minder intensieve en pas later de meer intensieve technologieën toegepast.
In hoofdstuk 5 gebruik ik een keuze-experiment om te kijken naar de voorkeuren van boeren voor karakteristieken van ISFM technologieën. Traditionele adoptiestudies bekijken meestal het belang van bio-fysische en socio-economische karakteristieken om adoptie te verklaren ex-post, nadat er al eeninterventie is uitgevoerd. Met een keuze-experiment kunnen we de voorkeuren van de boeren beter begrijpen ex-ante, voordat dat de techniek geïntroduceerd wordt. De resultaten tonen dat klimbonen met het potentieel van een hoge opbrengst, meer biomassa om de bodemvruchtbaarheid te verbeteren, en een lagere zaadprijs meer kans hebben om geadopteerd te worden,zelfs als de rijping lang duurt en zelfs bij de meest voedselonzekere gezinnen.
Meer algemeen hebben deze bevindingen implicaties voor het ontwikkelen van nieuwe landbouwtechnologieën en de opzet van landbouwprojecten. Ik vergelijk de efficiëntie van verschillende extensie-activiteiten en ik stel de algemene trend in vraag waarin landbouw- en andere ontwikkelingsprojecten een minimum aantal vrouwelijke deelnemers nastreven. Vanuit een onderzoeksstandpunt toon ik dat de analyse van adoptie beter wordt indien men er rekening mee houdt dat niet iedereen elke technologie kent, en indien men een onderscheid maakt tussen het uittesten en langdurig gebruik van een technologie. Ook zouden adoptiestudies rekening moeten houden met de onderlinge relaties tussen verschillende technologieën. Als laatste benadruk ik ook het potentieel van ex-ante studies om hetontwikkelen en promoten van technologieën meer efficiënt te maken.</>
Datum:24 sep 2010 →  30 sep 2014
Trefwoorden:Soil fertility, Adoption, ISFM, Impact, Food security, Gender
Disciplines:Economische ontwikkeling, innovatie, technologische verandering en groei, Landbouw, land- en landbouwbedrijfsbeheer, Toegepaste economie, Bodemwetenschappen, uitdagingen en vervuiling
Project type:PhD project