< Terug naar vorige pagina

Project

De drukkersweduwe: gender, familie en redactionele keuzes in vroegmodern Antwerpen, Leuven en Dowaai (lange zestiende en zeventiende eeuw)

De vroegmoderne drukkerswereld was een mannenwereld. De nieuwe technologie van de drukpers werd geassocieerd met mannenwerk door de opstartkosten en associaties met geschoold werk, geletterdheid en geleerde mannen. Waarom noemen vroegmoderne titelpagina’s dan regelmatig de bedrijven van vrouwen als de plaats van productie? Deze dissertatie onderzoekt hoe vrouwen participeerden in de productie en verkoop van oude drukken en prenten en welke structuren hun mogelijkheden in het vak bepaalden. Door inzichten van de groeiende historiografie over vrouwenwerk te incorporeren, draag ik bij aan een her-evaluatie van boekhistorische narratieven die mannen centraal stellen, waar vrouwen vaak enkel als hulpjes van een meester-drukker of als afwezige eigenaar figureren.

Deze dissertatie vergelijkt drie steden in de vroegmoderne Nederlanden: de handelsmetropool Antwerpen en de universiteitssteden Leuven en Douai. Aangezien vrouwen uitgesloten waren van loonwerk en drukkershuizen familiebedrijven waren, kregen vrouwen voornamelijk via familiale banden toegang tot werk in de drukkerij. Ik analyseer hoe gender, familie en instellingen de economische mogelijkheden van vrouwen in het boekbedrijf vormgaven en hoe deze vrouwen hun opties inzetten.

De drie eerste hoofdstukken analyseren de familiale context voor vrouwenwerk vanuit drie invalshoeken: de opleiding en het werk van (ongetrouwde) dochters, de plaats van het boek in de huwelijkskeuzes en economische activiteiten van drukkersfamilies en het eigenaarschap van drukgerelateerde eigendommen. Hoewel vrouwen zelf de drukpers niet bedienden, waren ze betrokken bij een brede waaier activiteiten in drukkershuizen, van de proeflezers ondersteunen tot het personeel managen en productiekeuzes maken. De opleiding van drukkersdochters focuste op hun directe inzetbaarheid in het familiebedrijf en het aanleren van transferable skills, zoals boekhouden. Deze vaardigheden waren nuttig in een economie waarin de meeste individuen en gezinnen verschillende inkomstenbronnen combineerden. Hoewel de culturele status van het boek onderzoekers vaak heeft doen focussen op oude drukken, toont een breder onderzoek aan dat vrouwen in drukkersfamilies verschillende economische activiteiten combineerden in hun dagelijkse werkroutines. Dit doet vermoeden dat ze ook op deze manier konden bijdragen aan het nemen van iets grotere risico’s in het drukkershuis. Op gelijkaardige manier was ook de keuze voor huwelijkspartners meer divers dan enkel collega-drukkers. Het derde hoofdstuk vergelijkt de eigendomsrechten van weduwen en dochters. Hoewel egalitaire erfrechten betekenden dat dochters en zonen even grote delen van hun ouders’ goederen erfden, probeerden drukkersfamilies de drukgerelateerde goederen aan zonen mee te geven. Weduwen hadden daarentegen vaak grote claims op de familiale goederen en hadden daardoor een sterkere onderhandelingspositie binnen het familiebedrijf.

Hoofstukken vier en vijf bewegen zich buiten de familiale context en onderzoeken de status van weduwen en hun relaties met het institutionele landschap in de Nederlanden. Zoals de historiografie over arbeid al aantoonde, was het weduwenrecht om het bedrijf van hun echtgenoten verder te zetten een gedeeld kader voor de arbeidsparticipatie van vrouwen in vele ambachten. Het boekbedrijf in de Nederlanden toont dat dit systeem breder gedeeld werd dan de ambachtsgilden en dat het weduwenrecht ook gold aan universiteiten en overheden. Dit impliceerde tevens dat weduwen-drukkers hun bedrijf naar de buitenwereld toe vertegenwoordigden en dat ze verantwoordelijk gehouden werden voor hun publicaties. Bronnen van gerechtelijke procedures en petities tonen dat deze vrouwen wisten hoe ze hun instellingen en het juridische landschap moesten navigeren. Ten slotte beargumenteer ik dat het kader van het familiebedrijf betekende dat de productie van vrouwelijke drukkers minder beïnvloed was door hun gender dan door bestaande publicatiestrategieën.

Door een combinatie van boekgeschiedenis, sociale geschiedenis en vrouwengeschiedenis, draagt deze dissertatie bij aan onze kennis over vroegmoderne boekproductie door vrouwen serieus te nemen als historische actoren. Het herbekijkt de manier waarop boekhistorici vaak kijken naar huwelijkspatronen, samenwerkingen tussen mannen en vrouwen, en nodigt onderzoekers uit om actoren die geen mannelijke meester-drukkers waren bij hun onderzoek te betrekken. Ik betoog dat in een economisch systeem waarin drukkershuizen als familiebedrijven georganiseerd waren, de vele activiteiten van vrouwen integraal onderdeel waren van boekproductie.

Datum:1 jun 2016 →  23 nov 2021
Trefwoorden:women, gender, book history, work
Disciplines:Geschiedenis
Project type:PhD project