< Terug naar vorige pagina

Project

Differentiële opvoeding, kind- en gezinskarakteristieken geassocieerd met de psychosociale aanpassing van kinderen

Onderzoek naar differentiële ouderlijke behandeling van brussen (Parental Differential Treatment</>  </>of PDT) spitst zich toe op de unieke ervaringen die kinderen hebben binnen</> het gezin en het verband  </>met de socio-emotionele kenmerken van siblings of brussen. Sommige opvoedingsverschillen</> zijn gelinkt aan verschillen in ontwikkelingsniveau en temperament tussen brussen, maar een verschillende aanpakkan ook gepaard gaan met percepties van favoritisme</> of een voorkeursbehandeling ten aanzien van één van de kinderen. Veel onderzoekers makenonvoldoende het onderscheid tussen beide aspecten van differentiële behandeling (opvoedingsverschillen versus favoritisme), zelfs al is ditonderscheid essentieel om het verband met de socio-emotionele aanpassing van kinderen te begrijpen. </>
Het doel van mijn doctoraatsonderzoek was om opvoedingsverschillen te onderscheiden van favoritisme en te bepalen welke aspecten van differentiële behandeling nu precies gelinkt zijn aan minder goede gezinsrelaties en meer probleemgedrag bij de brussen. De focus lag op percepties van kinderen</> uit het basisonderwijs, omdat sociale vergelijkingsprocessen en gezinsinteracties in deze leeftijdsperiode een belangrijke rol spelen. Een eerste studie hanteerde een kwalitatief design bij lagere schoolkinderen die samen opgroeien met een broer of zus (Studie 1) en richtte zich op de inhoudelijke domeinen (vb. steun, controle) en eerlijkheid van differentiële behandeling. Op basis van dit onderzoek werd een vragenlijst ontwikkeld die de directe vergelijking van opvoeding door kinderen beoogde te meten, evenals hun eerlijkheidsbeoordelingen hiervan. Vervolgens werden drie studies uitgevoerd die zich richtten op de correlaten van opvoedingsverschillen (positief ouderlijk gedrag en steun, controle en strengheid, en verwachtingen rond zelfstandigheid en verantwoordelijkheid) en favoritisme. Vragenlijstgegevens werden verzameld in 467 gezinnen met (minstens) twee kinderen tussen 8 en 13 jaar. Een specifieke sterkte van deze steekproef was de variatie ingeslachtssamenstelling van de sibling-paren, en het opnemen van vaders.Dit was ingegeven door het feit dat sommige vormen van PDT gerelateerd zijn aan geslachtssamenstelling. Zo hebben sommige ouders de neiging om meer tijd door te brengen met een kind van hetzelfde geslacht als henzelf, wanneer zowel jongens als meisjes deel uitmaken van het gezin. </>
Studie 2 beschreef het verband tussen ouderrapportage van opvoedingsverschillen en favoritisme met de kwaliteit van de ouder-kind en siblingrelatie. Studie 3 bracht (a) directe vergelijkingen van kinderen en (b) indirecte verschilscores van (c) opvoeding en (d) favoritisme in kaart, en relateerde deze scores aan verschillen tussen brussen in emotionele en gedragsproblemen. Studie 4 richtte zich op voorspellers van eerlijkheidsbeoordelingen van kinderen, aangezien deze een rol spelen in percepties van favoritisme. Om de data te analyseren, gebruikten we vooral hiërarchische meervoudige regressie-analyses, welke apart werden uitgevoerd voor de eerder-geboren en later-geboren sibling, en omtrent de behandeling van moeder en vader. Daarnaast werden ook enkele mixed-model analyses uitgevoerd, met sibling en ouder als afhankelijke steekproeven. </>                </>Via deze onderzoeksgegevens kwamen we tot enkele belangrijke bevindingen. Favoritisme bleek minder vaak voor te komen dan verschillen in opvoedingsgedrag ten aanzien van brussen, ongeacht methodologische verschillen. Zich favoriet voelen was gerelateerd aan de ervaring meer steun te krijgen en minder streng aangepakt te worden dan de brus, en minder negatieve (gedrags- en psychologische) controle te krijgen. Opvoedingsverschillen waren voornamelijk gelinkt aan probleemgedrag, waar favoritisme eerder gelinkt was aan de ouder-kindrelatie. De brus die het meeste probleemgedrag vertoonde, ontving ook meer controle en strengheid. De relatie tussen favoritisme en kinduitkomsten vertoonde niet-lineaire eigenschappen. Zowel een gelijke behandeling als een beperkte mate vanzich favoriet voelen waren gelinkt aan een betere ouder-kindrelatie. Bij meer uitgesproken vormen van favoritisme nam de kwaliteit van de ouder-kindrelatie af. Eerlijkheidspercepties werden voorspeld door kindkarakteristieken, aspecten van de opvoeding, en overeenstemming in de aanpak van moeder en vader. Deze bevindingen bieden handvaten voor ouders en gezinswerkers om de percepties van favoritisme bij kinderen te trachten verminderen.</>
Datum:1 dec 2008 →  23 okt 2013
Trefwoorden:Siblings, Child psychosocial adaptation, Parenting, Child personality, Differential parenting
Disciplines:Ontwikkelingspsychologie en veroudering, Orthopedagogiek en onderwijs voor specifieke onderwijsbehoeften
Project type:PhD project