< Terug naar vorige pagina

Project

Een vergunning om te discrimineren: wanneer, hoe en waarom leidt een diversiteitsbeleid tot discriminatie in selectie?

Het onderzoek naar gedragsethiek en morele psychologie toont de contextuele maakbaarheid van moreel en immoreel gedrag van mensen. Een belangrijke bevinding is dat mensen niet consistent moreel of immoreel gedrag vertonen maar van moment tot moment schommelen in hun gedrag, ook wel ‘moral balancing’ genoemd. Wanneer mensen moreel gedrag stellen, neemt hun morele zelfbeeld toe, waardoor vervolgens de kans toeneemt dat ze immoreel gedrag gaan stellen (d.i., moral licensing). Wanneer mensen immoreel gedrag stellen, neemt hun morele zelfbeeld af, waardoor ze vervolgens meer geneigd zijn moreel gedrag te stellen (d.i., moral cleansing). In dit proefschrift hebben we deze ideeën toegepast op het domein van discriminatie en in het bijzonder discriminatie in personeelsselectie. In de huidige literatuur worden oorzaken van discriminatie vaak gezocht in stereotypen en voorkeuren van mensen. Vernieuwend aan het onderzoek in dit proefschrift is dat er gekeken wordt naar contextuele aspecten zoals de gedragsgeschiedenis van selecteurs als mogelijke oorzaak van discriminatie.

Eerst hebben we ‘moral balancing’ onderzocht op het individuele niveau. We veronderstelden dat een eerdere keuze voor een kandidaat met een Arabische naam in een eerste selectieprocedure de kans zou vergroten dat een kandidaat met een Nederlandse/Belgische naam wordt geselecteerd in een tweede selectieprocedure (moral licensing) en vice versa (moral cleansing). Verder hebben we ons gebaseerd op de Construal Level Theory om te veronderstellen dat een kleine ruimtelijke afstand tot de kandidaat in de tweede selectieprocedure (aanwerven voor het eigen team) in het algemeen de waarschijnlijkheid zou vergroten dat een kandidaat met een Nederlandse/Belgische naam zal worden geselecteerd. Bovendien verwachtten we een sterker moral licensing effect bij een kleine afstand. Bij een grote ruimtelijke afstand (aanwerven voor een ander team)  verwachtten we het omgekeerde effect: meer kans voor de kandidaat met de Arabische naam en een sterker moral cleansing effect. In een experiment vonden we evidentie voor zowel moral licensing als moral cleansing. Bovendien verhoogde een grote afstand de kansen voor de kandidaat met de Arabische naam en vice versa. De balancing effecten werden echter niet gemodereerd door afstand.

Ten tweede wilden we het idee van morele licensing toetsen op het beleidsniveau. Meer specifiek hebben we onderzocht of werken voor een organisatie die de succesvolle implementatie van een diversiteitsbeleid benadrukt, kan leiden tot discriminatie. Wij beargumenteerden dat dit met name het geval is wanneer discriminatie ambigu is, dat wil zeggen wanneer de context toelaat discriminerende voorkeuren voor aanwerving te rechtvaardigen. Bovendien hebben we onderzocht of morele zelfbeeldvariaties een verklarend mechanisme zijn voor deze effecten en of de loutere aanwezigheid versus het waargenomen succes van diversiteitsbeleid leidt tot moral licensing. Resultaten van drie studies toonden aan dat een succesvol diversiteitsbeleid het morele zelfbeeld van werknemers verhoogde, wat op zijn beurt de discriminatie in ambigue contexten verhoogde.

Ten derde hebben we moral licensing onderzocht vanuit het perspectief van een externe beoordelaar. We veronderstelden dat externe beoordelaars een klacht van een vrouw over geslachtsdiscriminatie tegen een organisatie als minder geldig zouden beoordelen nadat ze de diversiteitsverklaring van de organisatie hebben gelezen (in vergelijking met het lezen van een neutralere verklaring over de missie van de organisatie). Verder veronderstelden we dat dit effect zou verklaard kunnen worden door een verhoogde perceptie van de moraliteit van de organisatie. Tot slot hebben we ons gebaseerd op de Social Identity Theory om te veronderstellen dat vrouwelijke beoordelaars hun oordeel minder zullen laten afhangen van welke verklaring eerst wordt gelezen dan mannelijke beoordelaars, maar dat ze in het algemeen een organisatie die beschuldigd wordt van discriminatie als minder moreel zouden zien en dat ze een klacht van een vrouw over geslachtsdiscriminatie als meer geldig zouden beoordelen. We hebben in twee experimententen vastgesteld dat het lezen van de diversiteitsverklaring in het algemeen de waargenomen geldigheid van de klacht van de vrouw op grond van geslacht verlaagde, wat verklaard werd door een verhoogde waargenomen moraliteit van de organisatie na die lezing. Dit effect was niet afhankelijk van geslacht. Toch beoordeelden vrouwelijke waarnemers de organisatie over het algemeen als minder moreel en beschouwden ze de klacht als meer geldig.

Datum:1 okt 2014 →  20 feb 2020
Trefwoorden:discriminate
Disciplines:Toegepaste economie, Economische geschiedenis, Macro-economie en monetaire economie, Micro-economie, Toerisme
Project type:PhD project