< Terug naar vorige pagina

Project

Ethogrammen voor Equitation Science

De studie van het paardrijden (equitation science) is een wetenschappelijke discipline die de interacties tussen paarden en mensen bestudeert met als doel paardenwelzijn te verbeteren via meer wetenschappelijk onderbouwde praktijken voor training en beheer van paarden. Toegepaste ethologie is één van de belangrijkste disciplines in de ontwikkeling van equitation science. Het doel van dit doctoraat was een aanvang te maken met het proces naar een meer gestandaardiseerd gebruik van ethogrammen in equitation science. Het ethogram, een inventaris van gedragseenheden, is cruciaal voor alle studies en toepassingen van toegepaste ethologie. Er zijn echter geen algemeen aanvaarde regels en richtlijnen voor ethogrammen of voor de definitie en classificatie van hun gedragseenheden.

Het doel van vele studies in equitation science is te meten hoe paarden bepaalde situaties ervaren om de gevolgen op hun welzijn te evalueren. Deze studies hanteren functionele definities of classificaties van gedragingen, gekenmerkt door de gevolgen of de effecten van de gedragingen op zichzelf, andere organismen of voorwerpen. Voordat we echter betrouwbaar kunnen bepalen waarom paarden bepaalde gedragingen vertonen, moeten we het eerst eens raken over wat ze precies doen. Dit onderzoeksproject had als doel een eerste versie van een beschrijvend referentie-ethogram voor rijpaarden op te stellen als eerste stap naar meer consensus over het benoemen en beschrijven van gedragspatronen.

Om het referentie-ethogram voor te bereiden, werden drie studies uitgevoerd met specifieke studie-ethogrammen. De eerste studie ging over agonistische en affiliatieve interacties binnen een groep van paarden in groepshuisvesting, inclusief de invloed van fluctuerende groepssamenstelling en variabele densiteit. In de bestudeerde groep werden sociale interacties niet beïnvloed door leeftijd of densiteit. Er was geen significante correlatie tussen agonistische en affiliatieve interacties en geen significant effect van affiliatief op agonistisch gedrag, maar agonistische interacties hadden wel een significant lineair en kwadratisch effect op affiliatieve interacties. Analyses op basis van relatieve agressiviteit toonden aan dat deze paarden gemiddeld 3.7 keer agressiever waren naar minder agressieve paarden dan naar meer agressieve paarden.

Twee andere studies beoogden het ontwikkelen van op maat gemaakte gedragstesten voor de selectie van politiepaarden, in samenwerking met de Belgische federale politie. De conclusie van de eerste fase van dit nog lopende onderzoeksproject was dat het voorgestelde programma van persoonlijkheidstesten uitvoerbaar en veilig was. Er werden 48 actieve politiepaarden getest, wat een eerste referentiepopulatie opleverde om nieuwe paarden mee te vergelijken. Vergelijken van de meest geschikte en de suboptimale paarden van de steekproef (op basis van evaluaties door politieruiters) leverde slechts 6 van de 125 variabelen op met significante verschillen, gespreid over 4 van de 9 testelementen. Dit zou echter heel anders kunnen zijn voor andere paarden, aangezien politiepaarden een zware selectie en training ondergaan om kalm te blijven in stresserende omstandigheden.

De tweede fase van het onderzoek op politiepaarden focuste op het effect van de activiteit tijdens de laatste 30min voor de persoonlijkheidstesten op hun gedrag tijdens die testen. Een cross-over ontwerp met 3 groepen van elk 10 paarden werd gebruikt, waarbij alle paarden getest werden na 3 voorafgaande activiteiten (recht uit hun stal, na 30 min buiten vastgebonden en na 30 min in een paddock) met een andere volgorde van voorafgaande activiteiten voor elke groep. De resultaten toonden aan dat er een significant effect was van de voorafgaande activiteit op 10 van de 17 variabelen in de arenatest, inbegrepen alle metingen van staan, galop en rollen en de frequentie van springen/bokken, maar op geen enkele variabele van de andere onderdelen van het testprogramma. Effecten van het meermaals testen waren beperkt en verdeeld over de vier grote delen van het testprogramma (staan frequentie in arena en plotselinge object test, frequentie en gemiddelde duur van stappen in de plotselinge object test, en Likert scores voor loslaten bij het binnenkomen in de arena en voor benaderen aan het eind van de testen). Na individuele testen werden 10 paarden uit de steekproef getest als duo’s nadat ze recht uit hun stal kwamen om de invloed van gezelschap te evalueren. Een vergelijking van de duo-resultaten met die van de individuele testen voor dezelfde activiteit toonde slechts voor twee van de 52 variabelen een significant verschil in een Wilcoxon rangtekentoets, terwijl slechts vijf variabelen significante Spearman-correlaties tussen beide testen vertoonden.

Op basis van een overzicht van bestaande literatuur over definities van paardengedrag en de lessen geleerd in de drie studies werd een beschrijvend referentie-ethogram voorgesteld. Een deel hiervan werd getest door een experten panel van onderzoekers en praktijkmensen om het gedrag in 30 korte videoclips te beschrijven. Statistische analyse toonde aan dat ze dit met grote betrouwbaarheid deden en zonder significante verschillen tussen onderzoekers en praktijkmensen. Verdere ontwikkeling en meer uitgebreide testen van het referentie-ethogram zijn echter vereist voordat het ruim toegepast kan worden voor onderzoek en praktijk.

Datum:1 okt 2012 →  19 jan 2018
Trefwoorden:horses, ethogram, equitation science
Disciplines:Dierkundige biologie, Productie van landbouwdieren
Project type:PhD project