< Terug naar vorige pagina

Project

Evaluatie van enkele gepostuleerde culturele en evolutionaire functies van muziek: een studie van jonge kinderen

Theoretische reflecties over de evolutionaire adaptieve functies van muziek zijn overvloedig aanwezig in de literatuur. Helaas zijn concrete evaluaties van de voorgestelde functies slechts schaars aanwezig. Dit doctoraat heeft daarom getracht enkele van de vele evolutionaire functies te testen die zijn toegewezen aan menselijke muziek. Deze functies kunnen worden geëvalueerd door de functies direct te testen of hun onderliggende assumpties te testen. Dit doctoraat heeft beide methodes toegepast.

Een eerste hypothese is de mogelijkheid dat muziek volledig gedomineerd wordt door culturele evolutie. In een theoretisch hoofdstuk werd de distinctietheorie van Bourdieu vergeleken met de theorie van culturele evolutie; hieruit bleek dat beide theorieën sterke overeenkomsten vertonen, elkaar niet uitsluiten, en zelfs geïntegreerd zouden kunnen worden. Bourdieu’s werk heeft vele onderzoekers geïnspireerd, waaronder ook op vlak van muziek. Hun werken toonden aan dat de sociale significantie van verschillende muziekgenres verschillen in de verscheidene sociale groepen. Deze smaakpatronen verschijnen vanaf de adolescentie. Dit is omdat (1) voor ontwikkelingsredenen, pre-adolescente kinderen muziek minder belangrijk vinden dan hun oudere peers, (2) socio-economische distinctie nog maar weinig belang heeft, en dat (3) de meeste jonge kinderen naar kindermuziek luisteren. Desondanks is een voorkeur voor Westerse of niet-Westerse tonaliteit en ritme reeds gedetermineerd gedurende het eerste levensjaar.

Een eerste resultatenhoofdstuk ging na of de onderliggende assumptie correct was of kinderen emoties kunnen herkennen in muziek. Daarnaast werd de hypothese getest of theory of mind de cognitieve vaardigheid om emoties te herkennen in muziek kon verklaren. Theory of mind is in die hypothetische situatie een meer veralgemeende evolutionaire adaptatie die leidt tot het herkennen van emoties in muziek en het hiermee empathiseren. Sommige onderzoekers stellen dat eens kinderen theory of mind bezitten, dat emoties worden ervaren door een evolutionair spiegelmechanisme. Deze tweestapstheorie veronderstelt ten eerste dat emotieherkenning in muziek alleen mogelijk is indien een kind theory of mind heeft ontwikkeld.

In de studie van dit hoofdstuk werden twee onderzoeksvragen getest: (1) Kunnen kinderen vier basisemoties (droefheid, boosheid, blijheid, angst) herkennen in muziek? (2) Wat is de rol van theory of mind in de emotieherkenning in muziek? Deze twee vragen werden onderzocht door een experimenteel design. Zesenzestig kleuters tussen vier en vijf jaar (M=4.5 jaar) werden gevraagd om vier basisemoties te identificeren in stukjes klassieke muziek door naar de juiste emotiekaart te wijzen. De kleuters beantwoordden ook speelse vragen met betrekking tot theory of mind. De data werd geanalyseerd door een structureel vergelijkingsmodel, dat ook controlevariabelen leeftijd, verbale vaardigheid, en eerdere ervaringen met klassieke muziek, bevatte. De resultaten toonden aan dat de meeste kleuters de vier basisemoties niet konden herkennen boven toeval in muziek, ondanks dat de voorgaande leersessies aantoonden dat ze de basisemoties zelf wel begrepen. Er werd geconcludeerd dat emotieherkenning in muziek is geen vaardigheid is die ontwikkeld is in kleuters. De resultaten toonden ook aan dat theory of mind niet de sleutel was tot deze emotieherkenning. Hierdoor is duidelijk dat theory of mind niet verbonden is aan emotieherkenning in muziek en dat muziek niet op die manier een duidelijke emotionele functie vervult.

In het tweede resultatenhoofdstuk werd nagegaan (1) of muziek-geïnduceerde bewegingen geassocieerd is met sociale cohesie, en (2) welke contextuele factoren bewegingen op muziek en gelijktijdig sociaal spel zouden kunnen beïnvloeden. Deze studie was een grootschalige en rijke observationele studie van 137 baby’s en peuters tussen 6 maand en 2.5 jaar oud. Op de achtergrond van een ongestructureerde speelsessie werd 1980’s popmuziek gespeeld zonder instructies. De kinderen werden geobserveerd met een camera en de observaties werden gecodeerd. De studie bestond uit kwalitatieve data gebaseerd op veldnota’s en kwantitatieve data gebaseerd op de coderingen van de bewegingen en situaties.

De resultaten geven aan dat kinderen tussen 6 maand en 2.5 jaar spontaan zich op muziek bewegen in ongestructureerde spelsessies zonder aanmoediging. Interactie van opzichters was zelfs negatief gecorreleerd met bewegingen. Daarnaast werd een structureel vergelijkingsmodel opgezet om een lijst hypotheses te testen. Het model had enkele gefalsifieerde hypotheses, zoals dat meer peers leidde tot minder sociaal spel. Maar het model toonde wel de hoofdhypothese aan, dat sociaal spel werd voorspeld door bewegingen op muziek. Ten slotte werden ook nog repeated measures ANOVA’s toegepast om de relatie tussen tempo, tijdsverloop, en leeftijd te onderzoeken in interactie met bewegingsvariabelen (verschillende specifieke lichaamsbewegingen, en totaal aantal bewegingen), sociaal spel, vocalisaties, rusteloos spel, en muziekerkenning. Deze resultaten toonden aan dat een hoger tempo leidde tot minder sociaal spel, terwijl er geen tempo-effect gevonden werd voor aantal of types bewegingen. Leeftijd speelde geen rol in de interacties. Tijdsverloop had een negatief effect op bewegingen van de romp en op muziekerkenning.

Op basis van deze resultaten werd er geconcludeerd dat muziek-geïnduceerde bewegingen een mogelijke evolutionaire strategie zijn om sociale cohesie te vergroten. Ten eerste toonden de kwalitatieve resultaten aan dat zelfs de jongste kinderen spontaan bewogen op de muziek. Ten tweede toonde het structureel vergelijkingsmodel aan dat muziek-geïnduceerde beweging meer sociaal spel voorspelde, ook al werd er gecontroleerd voor muziekerkenning, aantal peers aanwezig, interactie van opzichters, rusteloos gedrag, en vocalisaties.

Datum:1 okt 2012 →  27 jan 2017
Trefwoorden:Music, Evolution
Disciplines:Communicatiewetenschappen, Journalistiek en professioneel schrijven, Media studies, Andere media en communicatie
Project type:PhD project