< Terug naar vorige pagina

Project

Geneesmiddelengebruik tijdens preconceptie, zwangerschap en borstvoeding: op weg naar veilig en rationeel gebruik versterkt door de begeleiding van de officina-apotheker

Geneesmiddelengebruik tijdens preconceptie, zwangerschap en borstvoeding: op weg naar veilig en rationeel gebruik versterkt door de begeleiding van de officina-apotheker - apr. Michael Ceulemans

Internationaal onderzoek heeft aangetoond dat zwangere en lacterende vrouwen vaak geneesmiddelen gebruiken. Naast het gebruik van geneesmiddelen kunnen vrouwen ook blootgesteld worden aan andere gezondheidsproducten, zoals foliumzuur, multivitamines en plantaardige producten, of aan genotsmiddelen. Alle vrouwen die zwanger willen worden wordt aangeraden om vooraf aan de zwangerschap te starten met het gebruik van foliumzuur om zo het risico op neurale buisdefecten te verminderen. Daarnaast wordt het gebruik van alcohol en tabak tijdens de zwangerschap en borstvoeding uiteraard sterk afgeraden omwille van het risico op negatieve gevolgen voor moeder en kind.

Tijdens de zwangerschap en borstvoeding worden de voordelen van het gebruik van geneesmiddelen afgewogen ten opzichte van de eventuele risico’s voor de ongeboren vrucht of het kind dat borstvoeding krijgt. De beschikbare evidentie geeft aan dat zwangere vrouwen het teratogene risico van geneesmiddelen overschatten en dat hun percepties over geneesmiddelen een belangrijke invloed hebben op het vermijden van het gebruik ervan. Om geïnformeerde beslissingen te kunnen nemen hebben vrouwen nood aan betrouwbare informatie over geneesmiddelen. Nochtans werd eerder aangetoond dat onjuiste informatie en inhoudelijke verschillen tussen bronnen onderling bestaan, wat kan leiden tot angst, stopzetten van het gebruik van geneesmiddelen of het vroegtijdig stoppen met het geven van borstvoeding. Bijgevolg is inzicht in vrouwen hun percepties over geneesmiddelen en hun informatienoden belangrijk voor zorgverleners om deze vrouwen zo optimaal mogelijk te kunnen begeleiden.

Als geneesmiddelenexpert hebben officina-apothekers het potentieel om bij te dragen aan het veilig en rationeel gebruik van geneesmiddelen. Een hoog-risico populatie die baat zou hebben bij een adequate begeleiding rond het gebruik van geneesmiddelen zijn vrouwen die zwanger willen worden, zwangere en lacterende vrouwen. Hoewel de huidige evidentie over de rol van de apotheker tijdens preconceptie, zwangerschap en borstvoeding beperkt is, wijst de beschikbare literatuur op een gebrek aan kennis en inadequate begeleiding door apothekers. In hun zoektocht naar betrouwbare evidence-based informatie over dit onderwerp kunnen zorgverleners en apothekers in vele landen beroep doen op zogenaamde Teratologie Informatie Services (TIS). In België bestaat een dergelijke service tot dusver nog niet.

Het doel van dit doctoraatsonderzoek was om bij te dragen aan het veilig en rationeel gebruik van genees-middelen tijdens preconceptie, zwangerschap en borstvoeding en om de rol van officina-apothekers hierbij te onderzoeken. Het doctoraatsonderzoek wilde daarnaast informatie verzamelen ter evaluatie van de noodzaak voor de oprichting van een TIS in België.

Het onderzoeksproject bestond uit twee delen. Het doel van het eerste deel was om epidemiologische data voor België te verzamelen over het gebruik van geneesmiddelen en gezondheidsproducten tijdens zwangerschap en, in mindere mate, borstvoeding. Het doel van het tweede deel was om 1) officina-apothekers hun attitudes, barrières, kennis en begeleiding in de apotheek te onderzoeken en 2) om het effect van een blended training programma te beoordelen op officina-apothekers hun barrières, kennis en begeleiding in de apotheek wat betreft farmaceutische zorg tijdens preconceptie, zwangerschap en lactatie.

Deze doctoraatsthesis start met een algemene inleiding op het onderwerp. Deze inleidende tekst is deels gebaseerd op een reviewartikel dat in het kader van dit doctoraatsonderzoek werd gepubliceerd (Hoofdstuk 1). De algemene en studie-specifieke doelstellingen worden beschreven in Hoofdstuk 2.

Het eerste deel van de resultaten beschrijft de bevindingen van het epidemiologisch onderzoek rond het gebruik van geneesmiddelen en gezondheidsproducten tijdens zwangerschap en borstvoeding en bestaat uit vier hoofd-stukken. De resultaten die in Hoofdstuk 3 worden beschreven werden tijdens de PREVIM-studie verzameld en tonen aan dat Belgische zwangere vrouwen frequent geneesmiddelen, zwangerschapsvitamines en andere gezondheidsproducten gebruiken. Daarnaast werden er opportuniteiten vastgesteld wat betreft de begeleiding van deze groep vrouwen, namelijk het vermijden van het potentiële risico op geneesmiddeleninteracties, blootstelling aan ongeschikte gezondheidsproducten, de aankoop van gezondheidsproducten zonder enige medische begeleiding en het op eigen initiatief starten met het gebruik van gezondheidsproducten. Verder werd in de PREVIM-studie aangetoond dat preconceptionele levenstijlaanpassingen zoals het gebruik van foliumzuur en het stoppen met roken en alcohol drinken momenteel nog steeds onvoldoende worden toegepast. Bijgevolg bevestigde deze studie de nood voor nationale strategieën om de preconceptiezorg in België te verbeteren.

De percepties van zwangere vrouwen over het gebruik van geneesmiddelen, hun informatienoden en patient-karakteristieken die een invloed hebben op deze percepties werden eveneens onderzocht in de PREVIM-studie en worden beschreven in Hoofdstuk 4. Hiervoor werden zwangere vrouwen gevraagd om de algemene en zwangerschapsspecifieke stellingen van de ‘beliefs about medicines’ vragenlijst in te vullen. Uit de resultaten bleek dat zwangere vrouwen een hogere drempel hebben om geneesmiddelen tijdens de zwangerschap te gebruiken in vergelijking met wanneer ze niet zwanger zijn. Ongeveer 40% van de vrouwen gaf eveneens aan een voorkeur te hebben om natuurlijke producten tijdens de zwangerschap te gebruiken. Verder bleken opleiding in de gezondheidszorg en opleidingsniveau het meeste invloed te hebben op de percepties van vrouwen waarbij hoger opgeleide vrouwen een hogere drempel hadden om geneesmiddelen tijdens de zwangerschap te gebruiken dan vrouwen met een lager opleidingsniveau. Tot slot werd er aangetoond dat zwangere vrouwen een grote informatienood hebben, ondermeer over het gebruik van geneesmiddelen tijdens zwangerschap. Wel gaf minder dan één derde van de vrouwen aan om online gevonden informatie te bespreken met zorgverleners. De studie toonde aan dat zorgverleners best rekening houden met de individuele percepties van vrouwen, hen verwijzen naar betrouwbare websites én online gevonden informatie en risico’s en voordelen van geneesmiddelen met hen bespreken.

In Hoofdstuk 5 worden de ervaringen van Arabisch sprekende zwangere vrouwen met een migratie-achtergrond en die in België verblijven beschreven. We focusten ons hierbij op hun communicatie met zorgverleners en hun percepties ten opzichte van zorgverleners en het gebruik van gezondheidsproducten tijdens de zwangerschap. De resultaten van de 17 semi-gestructureerde interviews tonen aan dat deze vrouwen flink te lijden hebben onder de taalbarrière die hun communicatie met zorgverleners duidelijk bemoeilijkt en tot ongewenste effecten leidt wat betreft hun behandeling en het gebruik van geneesmiddelen. Daarnaast werd aangetoond dat de communicatie tussen deze vrouwen en zorgverleners positief beïnvloed wordt door de aanwezigheid van tolken. Ten slotte werd ook bij deze vrouwen een hogere drempel om geneesmiddelen tijdens de zwangerschap te gebruiken en een voorkeur voor natuurlijke producten vastgesteld. Als besluit stelde deze studie dat deze Arabisch sprekende zwangere vrouwen een kwetsbare groep zijn wat betreft het veilig gebruik van geneesmiddelen tijdens de zwangerschap. De studie suggereerde naast het belang van vroege detectie en wil om deze vrouwen te helpen dat zorgverleners deze vrouwen best verwijzen naar geschikte en begrijpbare websites en hen evidence-based informatie geven over het gebruik van gezondheidsproducten tijdens de zwangerschap. Om de communicatie tussen patiënt en zorgverlener in de toekomst te verbeteren zijn tevens strategieën nodig die deze vrouwen aanmoedigen om de nationale taal te leren en die hun sociale integratie in België bevorderen.

In afwezigheid van een teratologie informatie service in België is het mogelijk dat het Angifcentrum vragen over het gebruik van geneesmiddelen tijdens zwangerschap en borstvoeding ontvangt. Om de huidige rol van het Antigifcentrum hierbij te onderzoeken werd een retrospectieve analyse uitgevoerd van alle zwangerschaps- en borstvoedingsgerelateerde oproepen aan het Antigifcentrum tussen 2012 en 2017 waarbij gezondheids-producten betrokken waren. De resultaten van deze studie worden beschreven in Hoofdstuk 6 en tonen aan dat het Antigifcentrum bijna dagelijks gecontacteerd wordt door patiënten en zorgverleners rond vragen over het gebruik van geneesmiddelen tijdens zwangerschap en borstvoeding. Vele vragen hadden betrekking op zelfzorg-geneesmiddelen zoals paracetamol en ibuprofen. In andere gevallen was het zoeken naar advies meer dan gerechtvaardigd gezien de veiligheidsissues die voor deze producten bestaan. In het algemeen bevestigen de resultaten van deze studie het belang van evidence-based begeleiding van zwangere en lacterende vrouwen wat betreft het veilig en rationeel gebruik van geneesmiddelen en moedigen ze zorgverleners aan om een meer actieve rol in de begeleiding van deze vrouwen op te nemen. Daarenboven dragen de onderzoeksresultaten bij tot de huidige discussie rond de oprichting van een teratologie informatie service in België.

Het eerste deel van dit doctoraatsonderzoek toonde aan dat er opportuniteiten bestaan voor de begeleiding door zorgverleners ter optimalisatie van het veilig en rationeel gebruik van geneesmiddelen en gezondheids-producten tijdens preconceptie, zwangerschap en borstvoeding. In het tweede deel van dit doctoraats-onderzoek werd de begeleidende rol van officina-apothekers tijdens preconceptie, zwangerschap en borstvoeding onderzocht aan de hand van de ECTOPIC-studie. De resultaten van de ECTOPIC-studie worden beschreven in Hoofdstuk 7 en 8.

In Hoofdstuk 7 worden de attitudes, barrières, kennis en begeleiding in de apotheek van officina-apothekers onderzocht wat betreft farmaceutische zorg tijdens preconceptie, zwangerschap en borstvoeding. In het algemeen gaven apothekers aan een belangrijke rol te hebben bij het verlenen van farmaceutische zorg aan deze vrouwen, maar erkenden ze dat deze rol momenteel nog niet bij de meeste vrouwen opnemen. Dit werd bevestigd tijdens de apotheekbezoeken waarbij onvoldoende vragen, doseerfouten en gebrek aan informatie werden vastgesteld. Verschillende barrières werden gerapporteerd die de implementatie van farmaceutische zorg bemoeilijken, zoals moeilijkheden om deze groep vrouwen in de apotheek te herkennen en gebrek aan kennis. Verder werden ook uitdagingen vastgesteld wat betreft de personeelsbezetting in apotheken en de rol en opleiding van farmaceutisch-technisch assistenten. In ieder geval toonden de resultaten van deze studie aan dat er dringend nood is aan opleidingsprogramma’s om de kennis en begeleiding van apothekers rond dit onderwerp te verbeteren.

In Hoofdstuk 8 wordt het effect van een blended training programma op apothekers hun barrières, kennis en begeleiding in de apotheek wat betreft farmaceutische zorg tijdens preconceptie, zwangerschap en borst-voeding beschreven. In het algemeen verbeterden apothekers hun barrières én kennis op korte en lange termijn. Daarnaast verbeterde de begeleiding in de apotheek na de training slechts gedeeltelijk, aangezien het stellen van onvoldoende vragen, doseerfouten en gebrek aan informatie nog steeds vastgesteld werd. Bijgevolg resulteerde het volgen van een blended training programma niet in een maximale implementatie van farmaceutische zorg tijdens preconceptie, zwangerschap en borstvoeding. Daarnaast toonde de toegenomen prevalentie van barrières zoals gebrek aan privacy en gebrek aan tijd na de training aan dat de implementatie van farmaceutische zorg niet enkel geassocieerd is met gebrek aan opleiding. Aangezien de kennis van apothekers na verloop van tijd terug afnam, is het ten slotte aangewezen om de training regelmatig te herhalen om zo de nieuw verworven kennis te behouden.

In het afsluitende hoofdstuk van deze doctoraatsthesis (Hoofdstuk 9) is de algemene discussie van de resultaten, methodologische overwegingen, aanbevelingen voor de apotheekpraktijk en het gezondheidszorgbeleid in België en toekomstige onderzoeksperspectieven terug te vinden.

Samengevat tonen de resultaten die in het kader van dit doctoraatsonderzoek werden verzameld aan dat zwangere vrouwen in België frequent geneesmiddelen en gezondheidsproducten gebruiken en dit ondanks een hogere drempel om geneesmiddelen tijdens de zwangerschap te nemen en een grote informatienood over geneesmiddelen. Verder lijken zwangere vrouwen ook gezondheidsproducten te gebruiken zonder hun zorgverleners hiervan op de hoogte te brengen en kopen ze sommige producten aan zonder enige vorm van medische begeleiding. Als geneesmiddelenexpert vinden officina-apothekers het hun taak om farmaceutische zorg te verlenen tijdens preconceptie, zwangerschap en borstvoeding, maar erkennen ze dat ze dit nog niet bij de meeste vrouwen toepassen, voornamelijk als gevolg van een gebrek aan opleiding. Een blended training programma rond dit thema verhoogde de kennis van apothekers en verbeterde in beperkte mate de begeleiding in de apotheek, hoewel uitdagingen in de begeleiding nog steeds aanwezig waren. De onzekerheid en het grote aantal vragen bij patiënten en zorgverleners en het gebrek aan gegevens over het veilig en rationeel gebruik van geneesmiddelen tijdens preconceptie, zwangerschap en borstvoeding onderstreept ten slotte duidelijk het belang én de noodzaak om snel een Teratologie Informatie Service in België op te richten.

Datum:21 sep 2015 →  5 nov 2019
Trefwoorden:Pharmacoepidemiology, Drug safety, Pharmavigilance, Teratology, Primary health care, Drug information
Disciplines:Farmacotherapie
Project type:PhD project