Is zelfidentificatie voldoende om lidmaatschap van geslachts-, taal- of leeftijdsgroepen mogelijk te maken?

Binnen de discipline van de morele en politieke filosofie is een algemeen aanvaarde reden voor het toekennen van rechten en verantwoordelijkheden aan mensen het tegemoetkomen aan hun objectieve behoeften en belangen (bijvoorbeeld hun sociaal-economische, communicatieve of democratische belangen). Maar er is binnen het vakgebied een duidelijke, opkomende trend waarneembaar: de steeds populairder wordende trend om meer normatieve aandacht te besteden en meer waarde dan voorheen toe te kennen aan de subjectieve belangen van mensen – zoals de vraag of zij een bepaald onderwerp van groot belang voelen, ervaren of eenvoudigweg claimen. belang – en ook voor de subjectieve aanspraken van mensen op groepslidmaatschap (in plaats van op objectieve kenmerken van dergelijk lidmaatschap). In dit project zoomen we in op één subjectieve dimensie die in de academische politieke filosofie – en ook in de samenleving als geheel – vooral door het genderdebat centraal op tafel werd gelegd: de vraag of het feit dat men zichzelf identificeert als lid van een groep is op zichzelf een voldoende voorwaarde voor lidmaatschap daarvan groep en omdat je onderworpen bent aan de rechten en verantwoordelijkheden die aan leden van die groep worden toegekend (bijvoorbeeld en in de context van gender, toegang tot sportcompetities voor alleen vrouwen, tot ruimtes voor alleen vrouwen of tot posities die zijn gereserveerd binnen een genderquotum) . Concreet zullen we via dit project voor het eerst een ontologie van zelfidentificatie uitwerken (Wat IS zelfidentificatie? WP1), een morele theorie van zelfidentificatie (Waarom is zelfidentificatie belangrijk, of helemaal niet? WP2) en een politieke filosofie van zelfidentificatie (Welke soorten rechten en plichten vloeien voort uit zelfidentificatie en wat zijn hun grenzen? WP3). We zullen ons onderzoek uitvoeren door ons te concentreren op drie soorten groepen: gendergroepen, taalgroepen en leeftijdsgroepen, waarbij we daarvan wederzijds extrapoleren – en ze onderling confronteren.