< Terug naar vorige pagina

Project

Het Functioneren van Jongeren met een Chronische Ziekte en hun Micro-Context: Intergenerationele Verbanden en Mechanismen.

Chronische ziektes bij jongeren hebben niet alleen een grote impact op het leven van de jongere zelf, maar ook op het leven van hun ouders. Het huidige doctoraatsproject beschouwde chronische ziektes daarom als familiale uitdagingen en droeg in verschillende opzichten bij aan de bestaande literatuur: (1) door te focussen op de uitdagende periodes van de adolescentie en de opkomende volwassenheid; (2) door positieve en negatieve ziekte-ervaringen te bevragen; en (3) door zowel jongeren, moeders als vaders te includeren. Twee populaties werden onderzocht, namelijk jongeren met type 1 diabetes en jongeren met een verleden van pediatrische kanker. De huidige dissertatie werd opgedeeld in twee delen. In Deel I werden ziekte-gerelateerde ervaringen apart bestudeerd bij jongeren en ouders. In Deel II werd onderzocht hoe ouderlijke ervaringen samenhingen met het welbevinden van jongeren.

In Deel I werd in Hoofdstuk 1 de identiteitsontwikkeling onderzocht van jongeren die kanker hebben gehad. De identiteitsontwikkeling van deze jongeren was gelijkaardig aan die van leeftijdsgenoten zonder zulke medische voorgeschiedenis. Jongeren die echter meer ruminatieve exploratie vertoonden, ervaarden ook meer negatieve ziekte-gerelateerde ervaringen en een lager algemeen welbevinden. Hoofdstuk 2 toonde aan dat bij jongeren met een verleden van pediatrische kanker en bij hun ouders, het ervaren van voordelen uit de kankerervaring positief samenhing met kanker-gerelateerde zorgen overheen de tijd. Bovendien werd gevonden dat het ervaren van voordelen samenhing met meer levenstevredenheid, terwijl kanker-gerelateerde zorgen eerder samenhingen met meer depressieve symptomen. In Hoofdstuk 3 werd ziekte-intrusiviteit bij ouders van jongeren met type 1 diabetes longitudinaal onderzocht. De mate van ziekte-intrusiviteit bij moeders en vaders hing onderling samen overheen de tijd. Daarnaast bleek ongeveer 10% van de ouderlijke koppels relatief veel ziekte-intrusiviteit te ervaren, wat een risico vormde op meer depressieve symptomen.

In Deel II werden in Hoofdstuk 4 de controlepercepties bestudeerd van jongeren met type 1 diabetes en hun moeders en vaders. Deze triadische aanpak benadrukte het belang van controlepercepties van ouders (bovenop de percepties van de jongeren zelf) voor diabetes-gerelateerde uitkomsten. Tot slot werd in Hoofdstuk 5 een model getoetst vanuit ouderlijk functioneren naar het welbevinden van jongeren met type 1 diabetes. Zowel in jongere-moeder als in jongere-vader dyades werd gevonden dat ziekte-intrusiviteit en depressieve symptomen bij ouders samenhingen met een lager welzijn bij jongeren (meer depressieve symptomen, en minder goede therapietrouw en glycemische controle). Deze verbanden werden gedeeltelijk verklaard door de opvoedingsdimensies psychologische controle en overbescherming.

Het huidige project illustreert dat het belangrijk is om adolescenten en jongvolwassenen samen met hun ouders te benaderen binnen de pediatrische psychologie. Nieuwe inzichten werden verworven die de herkenning kunnen bevorderen van zowel negatieve als positieve ziekte-ervaringen bij jongeren en hun moeders en vaders.

Datum:1 okt 2015 →  4 jul 2021
Trefwoorden:Diabetes, Parental functioning, Parenting
Disciplines:Biologische en fysiologische psychologie, Algemene psychologie, Andere psychologie en cognitieve wetenschappen
Project type:PhD project