< Terug naar vorige pagina

Project

Hoger onderwijsinstellingen. Empirische essays over uitwisselingsprogramma's en competitieve onderzoeksfinanciering

Deze thesis richt zich op twee kernmissies van hogeronderwijsinstellingen (HOI's): onderwijs en onderzoek. We benaderen deze vanuit het individuele perspectief, namelijk vanuit de student en de onderzoeker. Het eerste deel van de thesis handelt over de universitaire onderwijsmissie. De kernaspecten van het onderwijs zijn lessen en training, die verwacht worden de vaardigheden en competenties van een student vergroten, waardoor haar menselijk kapitaal verhoogt (Becker, 1964). Traditioneel worden deze lezingen aangeboden door de thuisinstelling van de student. Steeds meer universiteiten bieden studenten echter de mogelijkheid om op uitwisseling te gaan en cursussen te volgen aan een partnerinstituut; het onderliggende idee is om het begrip van studenten over andere culturen te vergroten, taalvaardigheden te verbeteren en de sociale horizon van studenten te verbreden (Europese Commissie, 2015).

De eerste twee essays onderzoeken of deelname aan uitwisseling een positief effect heeft op het menselijk kapitaal van studenten. Essay 1 onderzoekt het effect van deelname aan internationale uitwisseling op de academische prestaties van studenten. We construeren een dataset met gedetailleerde informatie over 5.138 studenten, van wie er 950 (18,5%) op uitwisseling zijn vertrokken. Om om te gaan met observeerbare en niet-observeerbare verschillen tussen mobiele en niet-mobiele studenten, gebruiken we een conditional difference-in-difference methode. De resultaten geven aan dat, gemiddeld gezien, de punten van uitwisselingsstudenten aanzienlijk dalen in vergelijking met niet-mobiele leeftijdsgenoten. Het effect is heterogeen en toont een positievere impact voor studenten die op Erasmus gaan en voor studenten die naar een bestemming vertrekken die niet beter gerangschikt is dan haar thuisfaculteit.

Het tweede essay onderzoekt het effect van deelname in uitwisseling op de arbeidsmarktresultaten van studenten. Meer specifiek kijken we naar de kans op een job en naar het bruto maandsalaris, één jaar na afstuderen. De database bevat 1.027 studenten, van wie er 249 (24%) aan uitwisseling hebben deelgenomen. Omdat we geloven dat mobiele studenten verschillen van niet-mobiele leeftijdsgenoten in termen van motivatie en bekwaamheid, passen we een instrumental variables (IV) methode toe, waarbij we Parey en Waldinger (2011) en Di Pietro (2012, 2015) volgen en de blootstelling aan uitwisseling hanteren als instrument voor deelname aan uitwisseling. De resultaten geven aan dat uitwisseling geen positieve invloed heeft op de arbeidsmarktresultaten van studenten, één jaar na het afstuderen. Uit de OLS-resultaten blijkt dat voormalige mobiele studenten 12% minder kans hebben op een job. De coëfficiënt met de IV-schatting is groter in omvang, maar niet significant vanwege grotere standaardfouten. Verdere analyse onthult dat uitwisselingsstudenten meer geneigd zijn om verder te studeren en een extra Master of Advanced Master diploma te behalen, in vergelijking met niet-mobiele studenten. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat uitwisseling de nieuwsgierigheid vergroot (Brandenburg et al., 2014). Wat betreft de resultaten van de bruto maandsalarissen, zien we een positieve relatie tussen uitwisseling en salaris. De bevindingen weerspiegelen echter geen causaal effect, maar suggereren dat uitwisseling gecorreleerd is met niet-observeerbare kenmerken van studenten die een positief effect hebben op het salaris.

Het laatste deel van deze thesis gaat in op de onderzoeksmissie van universiteiten. Sinds de ontwikkeling van het Humboldtiaanse onderwijsmodel is onderzoek een belangrijk aspect in hogeronderwijsinstellingen. In de afgelopen decennia is de financiering van universitair onderzoek echter veranderd, waarbij de financiering steeds meer wordt toegewezen op basis van prestaties (Geuna, 2003; Auranen en Nieminen, 2010; Hicks, 2012). Dit stroomt voort uit het idee dat concurrentie de efficiëntie en productiviteit verhoogt (Johnes en Johnes, 1995; Auranen en Nieminen, 2010). Een voorbeeld van op prestaties gebaseerde financiering is competitieve onderzoeksfinanciering, waarbij onderzoekers strijden om openbare subsidies. Deze beurzen vormen het hoofdonderwerp van het derde essay.

Omwille van de niet-willekeurige toewijzing van beurzen (de beste voorstellen maken de meeste kans op een beurs), hanteren we een regression discontinuity methode, waarbij we de database beperken tot onderzoekers van wie de beoordelingsgraad gelijk is aan de cutoff-waarde. Het uiteindelijke monster bevat 325 onderzoekers, waarvan 150 een beurs kregen. Voor elke onderzoeker kijken we naar publicaties zeven jaar vóór en zeven jaar na de applicatie. Onze resultaten suggereren dat competitieve financiering een positief effect heeft op de productiviteit van onderzoekers. Gemiddeld verhoogt een beurs het aantal publicaties met 9%, wat zich vertaalt in één extra paper om de vier tot vijf jaar. Dit blijkt een aanzienlijk effect, gegeven dat de gemiddelde onderzoek 0,8 papers publiceert voor applicatie. Competitieve financiering verhoogt het aantal citaat-gewogen publicaties met 21%. Belangrijk is dat we geen effect vinden op korte termijn, maar een groeiend en significant positief effect vanaf het vierde jaar na applicatie. Het effect verschilt afhankelijk van het onderzoeksveld en de levenscyclus van de onderzoeker. De resultaten tonen een positiever effect voor wetenschappers die actief zijn in het gebied van natuurwetenschappen en techniek en voor meer senior onderzoekers.

Datum:1 jul 2014 →  20 sep 2018
Trefwoorden:Competitive research funding, International student exchange programs
Disciplines:Toegepaste economie, Economische geschiedenis, Macro-economie en monetaire economie, Micro-economie, Toerisme
Project type:PhD project