< Terug naar vorige pagina

Project

Legaliteit en Governance van de Bestuurlijke Discretionaire Bevoegdheid in het Recht van de Ruimtelijke Ordening: 'Esthetische waarde' als Stedenbouwkundig Relevant Criterium.

Over smaken valt niet het twisten en dat is niet anders in de architectuur. Maar betekent dat ook dat besturen nooit aan esthetische regulering kunnen doen in het stedenbouwrecht? Onderzoek in het domein van de psychologie heeft uitgewezen dat ons oordeel over de schoonheidswaarde van onze omgeving belangrijke gevolgen heeft voor ons welzijn als individuen en als samenleving. Als een esthetisch aangename omgeving inderdaad van algemeen belang is, lijkt het legitiem dat de overheid enige controle uitoefent op de esthetiek van gebouwen en buurten. Stedenbouwkundige overheden beschikken over het algemeen over een grote appreciatievrijheid (discretionaire bevoegdheid) op het vlak van esthetische regulering. Maar precies omdat esthetiek als iets subjectiefs wordt gezien, is niet iedereen het erover eens dat een dergelijke vrijheid wenselijk is. De vraag rijst meer bepaald wie mag (mee)beslissen over de definitie van 'schoonheid' in deze context. Architecten, als relevante experten? Het publiek? Dit is ook belangrijk omdat esthetische regulering raakt een fundamentele rechten. Eigenaars verwijzen naar hun eigendomsrecht, architecten menen dat hun artistieke (menings)vrijheid geen censuur verdraagt. Het publiek, ten slotte, kan van oordeel zijn dat het recht heeft op een aangename leefomgeving, wat dan weer als aspect van het recht op privéleven kan worden gezien. Het project bestudeert hoe het Vlaams ruimtelijk ordeningsrecht omgaat met deze vragen en zoekt daarvoor inspiratie in het recht van de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Nederland.
Datum:1 okt 2016 →  30 sep 2019
Trefwoorden:ESTHETICA, STEDENBOUW
Disciplines:Stedelijk en regionaal ontwerp, ontwikkeling en planning, Rechten, Andere rechten en juridische studies