< Terug naar vorige pagina

Project

Een Geometrie van de voldoende grond: De ruimte herdenken met Spinoza, Leibniz, Bergson, Whitehead en Deleuze

Ruimte wordt meestal begrepen als een doos waarin dingen bestaan. De doos zelf is onafhankelijk van en onverschillig voor alles wat er in plaatsvindt. Daarom is de ruimte zelf leeg. Maar opgevat als een lege doos is ruimte homogeen. Met andere woorden, als locaties onverschillig zijn voor wie ze inneemt, moeten ze zelf zonder verschillen zijn. Zo begrepen, zijn er geen kwalitatieve verschillen tussen verschillende delen van de ruimte. Omwille van deze uniformiteit, kan de locatie van de dingen niet voldoende uitgelegd worden. We kunnen niet verklaren waarom iets hier is en niet daar als 'hier' en 'daar' volkomen homogeen zijn. Locatie is dus ‘zonder voldoende reden’. Dit is een van de bezwaren die Leibniz opwerpt tegen Newtons begrip van de ruimte (dat heel dicht aanleunt bij het idee van een lege doos). Leibniz’ kritiek is gebaseerd op het zogenaamde ‘Principe van de voldoende grond’. Die laatste stelt dat er niets gebeurt of niets is zoals het is zonder voldoende reden.

Dit rationalistische principe wordt ook door Spinoza onderschreven. Maar het is zelfs te vinden bij auteurs die doorgaans niet geassocieerd worden met rationalisme: Whitehead, Bergson en Deleuze. Hoewel dit geen rationalisten zijn in de traditionele zin, ontwikkelen ze elk een soort ‘hernieuwd rationalisme’. Dit laatste is niet zozeer een epistemologische theorie maar een metafysische theorie. De basis van rationalistische metafysica is het idee dat de werkelijkheid volkomen bepaald is. Dit houdt geen afwijzing van vrijheid of creativiteit in. De rationalistische metafysica verwerpt alleen de traditionele opvatting van creativiteit en vrijheid als onbepaaldheid. Het idee van onbepaaldheid laat dingen onverklaard. Deze auteurs eisen dat metafysica verantwoording aflegt voor zaken als de totstandkoming van het nieuwe. Meer in het algemeen is de metafysica van deze auteurs gericht op de conceptualisering van het proces van differentiatie dat leidt tot de diversiteit van de werkelijkheid. Leibniz' bezwaar tegen de Newtoniaanse ruimte krijgt zo een nieuwe betekenis: het gebrek aan voldoende reden in de traditionele opvatting van ruimte wordt eengebrek aan verschil. Deze kritiek op de traditionele ruimte heeft ook betrekking op het traditionele concept van kwantiteit. Kwantitatief verschil wordt meestal begrepen als oppervlakkig verschil dat niet tot de aard van de dingen behoort behoren: een liter wijn en twee liter wijn zijn dus twee hoeveelheden van hetzelfde. Traditioneel opgevat, kwantitatief verschil is een verschil dat het identieke onderscheidt. Het is een uitgeholde vorm van verschil die, alweer, zonder voldoende reden is.

Mijn thesis onderzoekt hoe dergelijke metafysische problemen leiden tot een herdenking van ruimte en kwantiteit in het werk van deze vijf filosofen. In deze nieuwe opvatting worden ruimte en kwantiteit begrepen als geïndividualiseerd. Ze nemen beiden deel aan het verschil dat individuele dingen onderscheidt. De bron van deze diversiteit is te vinden in relaties. De structuur van relaties tussen dingen wordt opgevat als het principe van differentiatie die de individualiteit en diversiteit van de concrete werkelijkheid voortbrengen. Wanneer zowel ruimte als kwantiteit worden begrepen in termen van de relaties die dingen met elkaar hebben, vinden ruimtelijk verschil en kwantitatief verschil hun voldoende grond in de structuur van de werkelijkheid.

Datum:15 sep 2018 →  15 jun 2023
Trefwoorden:Deleuze, Spinoza, Leibniz, Bergson, Whitehead, Quantity, Space
Disciplines:Theorie en methodologie in de filosofie, Filosofie, Metafysica
Project type:PhD project