< Terug naar vorige pagina

Project

Destructief of Deliberatief? Een Onderzoek naar de Evolutie, Determinanten en Effecten van de Kwaliteit van het Politieke Debat

In de voorbije jaren werden er herhaaldelijk zorgen geuit over de lage kwaliteit van het politieke debat. Voornamelijk de onbeschofte en simplistische manier waarop politici hun standpunten vaak lijken te communiceren wekt zowel academische als publieke bezorgdheid (Dryzek et al., 2019). Ondanks deze ernstige bezorgdheden zijn uitspraken zoals “we leven vandaag in een tijdperk van onbeschoftheid” of in een “soundbite cultuur” verrassend vaak gebaseerd op anekdotes en assumpties, in plaats van op systematisch uitgevoerd onderzoek. Dit proefschrift draagt bij aan het opvullen van deze leemte in de literatuur, en bevordert meer specifiek onze kennis over de evolutie, de determinanten, en de effecten van onbeschofte (d.w.z. respectloze) en onberedeneerde (d.w.z. weinig onderbouwde) argumenten in politieke debatten in de media. Overeenkomstig daarmee leiden drie onderzoeksvragen dit proefschrift: (1) Is het gebruik van onbeschofte communicatie en onberedeneerde argumentatie door politici over de tijd heen toegenomen (1985-2019)?; (2) Welke determinanten beïnvloeden het gebruik van onbeschofte communicatie en onberedeneerde argumentatie?; en (3) Hoe worden de attitudes van burgers, met name hun vertrouwen in de politiek en in de nieuwsmedia, beïnvloed door onbeschofte communicatie en onberedeneerde argumentatie? Door deze vragen in de West-Europese context te bestuderen worden nieuwe inzichten verworven en wordt bijgedragen aan de overwegend V.S.-gedomineerde literatuur over de kwaliteit van politieke debatten in de media.

 

Om deze drie onderzoeksvragen te beantwoorden verbind ik het onderzoeksdomein van politieke communicatie met de theorie van deliberatieve democratie. Binnen de deliberatieve democratsiche theorie zijn beleefdheid en welberedeneerde argumenten twee centrale idealen die een hoge debatkwaliteit definiëren (bijv. Bächtiger et al., 2018; Wessler, 2008). Deze normatieve idealen kunnen daarom gebruikt worden als conceptuele en methodologische maatstaven om oorzaken en gevolgen van afwijkingen ervan te bestuderen (Steiner et al., 2004). Daarom gebruik ik de deliberatieve maatstaf of benchmark op innovatieve wijze als een systematisch, empirisch instrument om te onderzoeken (1) in hoeverre politici over de tijd heen van deze benchmark zijn afgeweken; (2) welke determinanten afwijkingen van deze benchmark veroorzaken; (3) hoe afwijkingen van deze benchmark de vertrouwensattitudes van burgers beïnvloeden. Bovendien onderzoek ik deze vragen in de context van politieke debatten in de media (bijv. verkiezingsdebatten). Wetenschappelijk inzicht in de deliberatieve kwaliteit van politieke debatten is zeer beperkt voor de gemedieerde debatcontext (in vergelijking met parlementaire debatten bijvoorbeeld). Gezien de vitale rol van de massamedia in de samenleving om burgers politiek te informeren en om politici en burgers met elkaar te verbinden, is het van essentieel belang om zowel theoretisch als empirisch de kwaliteit van het politieke debat in de gemedieerde context te onderzoeken (Habermas, 1996).

 

Door middel van een combinatie van kwantitatieve inhoudsanalyses en experimenten werden verschillende originele datasets verzameld. Om de evolutie (RQ1) en determinanten (RQ2) van het gebruik van onbeschofte communicatie en onberedeneerde argumentatie te onderzoeken werd een grootschalige dataset van Belgische verkiezingsdebatten verzameld (1985-2019), evenals een dataset met verkiezingsdebatten uit het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Nederland (2009-2015). Om de effecten van onbeschofte communicatie en onberedeneerde argumentatie op de vertrouwensattitudes van burgers te onderzoeken (RQ3) werden vier survey experimenten ontworpen en uitgevoerd bij Belgische burgers.

 

In tegenstelling tot de bezorgdheden en verwachtingen, onthullen de resultaten van een systematische inhoudsanalyse van 35 jaar aan Belgische verkiezingsdebatten dat er geen bewijs is voor een toename in het gebruik van onbeschofte communicatie door politici, noch van een toename in het gebruik van onberedeneerde argumenten (RQ1). Eerder dan een systematische daling of stijging over de tijd heen, blijkt de kwaliteit van politieke debatten in sterke mate contextafhankelijk te zijn (RQ2). De bevindingen tonen bijvoorbeeld dat populistische politici, mannelijke politici en politici in de oppositie een lagere debatkwaliteit hebben dan niet-populistische, vrouwelijke, en regerende politici, en dat een groter aantal debatterende politici – vooral vanaf meer dan drie – en discussies over morele onderwerpen de debatkwaliteit doen afnemen. Bovendien tonen de resultaten van dit proefschrift dat de vertrouwensattitudes van burgers geschaad kunnen worden bij blootstelling aan onbeschoft, onberedeneerd debat (RQ3). De gepercipieerde betrouwbaarheid van politici daalt wanneer ze onbeschofte, onberedeneerde uitspraken doen, en de nadruk die de nieuwsmedia geregeld leggen op de onbeschofte communicatie van politici schaadt bovendien de nieuwsmedia hun eigen geloofwaardigheid. Interessant is echter dat de resultaten ook aantonen dat het gebruik van onbeschofte, onberedeneerde uitspraken door politici niet alle burgers op dezelfde manier beïnvloedt. Sommige burgers, zoals de politiek cynische burgers, accepteren het gebruik van onbeschofte, onberedeneerde uitspraken meer dan andere burgers, zoals de minder politiek cynische burgers. Door dit resultaat te koppelen aan de resultaten van de inhoudsanalyses, wijst dit proefschrift op een “concurrentievoordeel” voor populistische politici. Niet alleen maken populistische politici vaker gebruik van een onbeschoft, onberedeneerd discours, ook lijkt hun algemeen meer politiek cynische kiezersbasis dit soort discours meer te accepteren. Vanuit een normatief oogpunt kunnen deze bevindingen zorgwekkend zijn. Gezien het wereldwijde, groeiende succes van populistische partijen lijkt het erop dat bepaalde delen van de bevolking zich niet zo druk maken over het onbeschofte, onberedeneerde discours dat deze partijen vaker gebruiken, en zullen ze populistische leiders verkiezen ondanks hun norm-overtredende discours.

 

Naast deze potentiële populistische uitdaging is er nog een andere laatste bevinding de moeite waard om te benadrukken. Dit proefschrift toont immers dat politici toch vaak hun beleidsstandpunten uitleggen en verantwoorden en dat ze het merendeel van de tijd beleefd zijn wanneer ze politieke discussies voeren in de media. Daarom, en in tegenstelling tot het argument dat de massamedia geen plek zouden zijn om te zoeken naar vormen van deliberatieve communicatie, concludeer ik uit dit proefschrift dat politieke debatten in de media het potentieel hebben om bij te dragen aan een meer deliberatieve debatsfeer. Met andere woorden, ik concludeer dat gemedieerde politieke debatten, althans tot op zekere hoogte, deliberatief zijn, eerder dan puur en alleen destructief.

 

Alles bij elkaar genomen bouwt dit proefschrift voort op inzichten uit zowel het domein van deliberatieve democratie als het domein van politieke communicatie, en worden beide domeinen expliciet verbonden door de theorie van deliberatieve democratie te gebruiken als een maatstaf om politieke communicatiefenomenen te bestuderen, met name het gebruik van onbeschofte communicatie en onberedeneerde argumentatie door politici in politieke debatten in de media. Door deze domeinen met elkaar te verbinden draagt dit proefschrift in belangrijke mate en op vernieuwende wijze bij aan beide domeinen, op een theoretisch, een empirisch en een maatschappelijk niveau.

Datum:12 sep 2016 →  15 okt 2021
Trefwoorden:Politieke communicatie, Media-effecten, Deliberatie, Verantwoording, Personalisering, Democratic legitimacy, Political trust, Political communication, Media-effects, Deliberation, Accountability, Personalisation, Democratische legitimiteit, Politiek vertrouwen
Disciplines:Andere economie en bedrijfskunde, Burgerschap, immigratie en politieke ongelijkheid, Internationale en vergelijkende politiek, Multilevel governance, Nationale politiek, Politiek gedrag, Politieke organisaties en instellingen, Politieke theorie en methodologie, Openbaar bestuur, Andere politieke wetenschappen
Project type:PhD project