< Terug naar vorige pagina

Project

Verstoorde corticale hiërarchieën in Autisme Spectrum Stoornis: Het geval van hogere-orde visuele waarneming.

Hoewel mensen met Autisme Spectrum Stoornis (ASS) duidelijke problemen in hun dagdagelijks gedrag vertonen, presteren ze op vele perceptuele taken beter dan de typisch-ontwikkelende populatie. Dit is voornamelijk het geval in taken waarvoor de verwerking van geïsoleerde visuele details belangrijker is dan een snel begrip van de globale stimulusconfiguratie. Er bestaan twee neurocognitieve theorieën om deze verschillen in visuele verwerking te verklaren: de zwakke centrale coherentie theorie (WCC) en de versterkte perceptuele functioneringstheorie (EPF). Terwijl WCC de verschillen in visuele verwerking verklaart vanuit de afwezigheid van een verwerkingsvoorkeur voor de globale stimulusconfiguratie in mensen met ASS, beweert EPF dat de atypische visuele verwerking in ASS het gevolg is van een algemeen verhoogde aandacht voor de lokale elementen in een visuele scène. Ondanks het feit dat beide theorieën reeds jarenlang bestudeerd worden, blijft de evidentie onduidelijk en polyinterpretabel. Daarom argumenteren we in dit proefschrift dat de bestaande kennis in een overkoepelend theoretisch kader, de Reverse Hierarchy Theory (RHT), moet worden geïntegreerd. In RHT kunnen beide neurocognitieve theorieën verklaard worden als hiërarchische verstoringen in de visuele cortex. Heel specifiek stellen we dat ASS zowel gepaard gaat met een minder efficiënte (automatische) globale verwerking van de visuele informatie (overeenkomstig met WCC) als met een verbeterde (aandachtsintensieve) verwerking van lokale stimuluselementen (overeenkomstig met EPF).

            Hiervoor evalueerden we de bestaande evidentie rond lokale en globale informatieverwerking in ASS en testten de belangrijkste ideeën van beide neurocognitieve theorieën op een innovatieve manier. We gebruikten een diverse set van tijdsafhankelijke paradigma’s om eventuele verschillen in de visuele verwerking van adolescenten en volwassenen met en zonder ASS (12-25 jaar oud) te onderzoeken. Heel specifiek richtte het gedragsmatig onderzoek zich op de combinatie van vijf experimentele thema’s: (1) het gebruik van meer ecologisch valide stimuli, (2) de rol van aandachtsprocessen, (3) de definiërende stimuluskarakteristieken voor lokale en globale verwerking, (4) de invloed van sociaal-relevante informatie en (5) de invloed van impliciete sociale inferenties.

            Door de koppeling van bestaande neurocognitieve modellen aan onderzoek over lokale en globale informatieverwerking in typisch-ontwikkelende proefpersonen kan RHT een betekenisvolle aanvulling vormen voor het huidige onderzoek. Belangrijk daarvoor is dat toekomstige studies de invloed van stimulusduur en -presentatie op de visuele waarneming in ASS systematisch in kaart brengen en koppelen aan nieuwe, neurologische bevindingen. Op die manier zal het onderzoek evolueren naar een neurologisch plausibel en coherent theoretisch kader dat de atypische visuele waarneming in ASS beter kan verklaren.

Datum:1 okt 2013 →  30 sep 2017
Trefwoorden:Autism Spectrum Disorder
Disciplines:Experimentele psychologie met dieren en vergelijkende psychologie, Toegepaste psychologie, Menselijke experimentele psychologie
Project type:PhD project