< Terug naar vorige pagina

Publicatie

De instroom in de bijzondere jeugdzorg. Een mixed-methods analyse van besluitvormingspraktijken in de comités voor bijzondere jeugdzorg.

Boek - Dissertatie

Het doel van het doctoraat is om inzicht te verwerven in welke instroom wordt vormgegeven door inzicht te verwerven in de besluitvormingspraktijken van de comités voor bijzondere jeugdzorg (CBJ). In concreto wordt op zoek gegaan naar de manier waarop het begrip problematische opvoedinssituatie (POS) vorm krijgt in de praktijk. Immers, de CBJs dienen hun professionaliteit aan te wenden om het brede POS-begrip toe te passen op concrete aanmeldingen.De theoretische basis voor het onderzoek werd gevonden in naturalistic decision making, een theorie over de besluitvorming van experten in natuurlijke settings, waarin de beslissingen snel dienen te gebeuren en belangrijke consequenties hebben voor de betrokkenen. De theorie stelt dat men doorheen expertise een mentaal model opbouwt dat het mogelijk maakt om op basis van een beperkt aantal factoren snel goede beslissingen te nemen. Op basis van deze theorie en het bestaande onderzoek naar initiële besluitvorming in de jeugdzorg werden twee onderzoeksvragen gedistilleerd.1. Welke situatie-, aanmelder-, en overige besluitvormerkenmerken beïnvloeden de beslissing tot instroom in de aanmeldingsfase door de sociale diensten voor vrijwillige hulpverlening bij de comités voor bijzondere jeugdzorg?2. Waaruit bestaat het gedeeld mentaal model op basis waarvan de sociale diensten voor vijwillige hulpverlening bij de comités voor bijzondere jeugdzorg het POS-begrip operationaliseren bij de beslissing tot instroom in de aanmeldingsfase?MethodologieOmdat beide onderzoeksvragen kaderen in een aparte methodologische traditie, werd voor het empirisch onderzoek geopteerd voor een mixed-methods design. Mixed-methods onderzoek combineert kwantitatieve en kwalitatieve analysemethoden om een antwoord te geven op de onderzoeksvragen. Voor dit onderzoek werden data verzameld bij twee CBJs gedurende telkens 13 weken aan de hand van kwalitatieve observatie van formeel en informeel overleg enerzijds en kwantitatieve inhoudsanalyse van dossiers en besprekingen anderzijds. Dit leverde een steekproef van 315 beslissingen op met betrekking tot 220 cases.ResultatenDe besluitvorming van de onderzochte CBJs is gebaseerd op een beperkte set factoren die in de meeste besprekingen afgewogen werden. Deze factoren zijn:1. wettelijke voorwaarden: de jongere moet minderjarig zijn of voldoen aan de voorwaarden voor voortgezette hulpverlening en in de regio van het CBJ woonachtig zijn;2. een geschikte hulpvraag: de jongere en/of zijn ouders hebben een concrete hulpvraag met betrekking tot een ernstig opvoedingsprobleem. Problemen met betrekking tot huisvesting, mentale gezondheid, armoede en puberaal gedrag worden slechts weerhouden voor zover ze een negatieve impact hebben op de opvoedingsrelatie;3. vrijwilligheid: de jongere en/of zijn ouders moeten bereidheid tonen om mee te werken met de hulpverlening, wat minimaal inhoudt dat ze aanwezig zijn op het eerste gesprek;4. subsidiariteit: aan de hulpvraag van de jongere en/of zijn ouders kan onvoldoende verholpen worden door de eerstelijnshulpverlening.Beide CBJs gebruikten deze concepten als richtlijnen voor hun beslissingen, doch verbonden hier andere consequenties aan. Waar beide CBJs vrijwilligheid als ultieme criterium naar voor schoven, betekende dit voor het ene CBJ dat enkel wanneer de jongere of zijn ouders zelf contact opnamen met het CBJ vrijwilligheid voldoende gewaarborgd was, terwijl dit voor het andere CBJ betekende dat men verschillende pogingen ondernam om jongere en ouders te overtuigen om vrijwillig hulpverlening te aanvaarden. Ondanks de gelijkenissen in visie op de hulpverlening van de BJZ (vrijwillig) leidde dit dus tot andere praktijken en een ander soort cliënt dat werd aangesproken, waarbij minder mondige cliënten het moeilijker hadden in het ene CBJ dan in het andere.Deze concepten werden teruggevonden in de kwalitatieve analyses, maar deels ook in de kwantitatieve analyses. Verschillende variabelen gerelateerd aan deze concepten hingen significant samen met de beslissing om jongeren te laten instromen, en een aantal bleken ook significant in de logistische regressies en verhogen dus de kans dat de jongere instroomt. Het gaat om bereikbaarheid van het gezin (de jongere en/of zijn ouders zijn aanwezig op het eerste intakegesprek - vrijwilligheid) en evaluatie hulpvraag cliënt(systeem) (de consulenten maken een positieve evaluatie van de hulpvraag geschikte hulpvraag). Eén andere variabele bleek verder significant in de logistische regressies, met name opstandig gedrag (de jongere komt herhaaldelijk regels niet na en is verbaal en/of fysiek agressief ten aanzien van zijn ouders kindkenmerk).Consulenten nemen dus beslissingen door op zoek te gaan naar een aantal specifieke elementen in een dossier om hun beslissing op te baseren. Die elementen hangen in belangrijke mate samen met de manier waarop ze hun eigen opdracht operationaliseren. In lijn hiermee werd door de consulenten weinig betekenis gegeven aan kenmerken eigen aan de situatie van de minderjarige en zijn gezin, voor zover die niet bijdroegen aan de evaluatie van de situatie op bovenstaande factoren. Dit is vermoedelijk eigen aan de context van initiële besluitvorming waarin consulenten beslissingen nemen op basis van beperkte informatie over het gezin.
Aantal pagina's: 421
Jaar van publicatie:2012
Toegankelijkheid:Open