Titel Promotor Affiliaties "Korte inhoud" "De geografie van de financialisering van bedrijven" "Manuel Aalbers" "Afdeling Geografie en Toerisme" "De geografie van de financialisering van bedrijven" "Schorren: bio-geomorfologische zelf-organisatie en implicaties voor respons op zeespiegelstijging en veranderende sedimentaanvoer (TIGER)." "Stijn Temmerman" Ecosysteembeheer "Intertidal landscapes are complex environments located between the land and sea, and that are regularly flooded by tides. They provide highly valuable ecosystem services that are threatened by sea level rise and changing sediment supply. Previous studies showed that the small-scale (order of m2) interactions between vegetation dynamics, water flow and sediment transport (so-called bio-geomorphic feedbacks) have a great impact on channel network formation and evolution at the landscape-scale (order of km2). We call this process bio-geomorphic self-organization. The aim of this project is to investigate, for the first time, the impact of plant species traits on biogeomorphic self-organization of intertidal landscapes. More specifically, we hypothesize that (1) different plant species traits lead to the self-organization of different channel network patterns, and (2) the resulting self-organized landscape structures determine the efficiency to distribute and trap sediments on the intertidal floodplain, and hence the resilience (adaptability) of the landscape to sea level rise and decreasing sediment supply.By using a combination of computer model simulations and field observations, we aim at producing new fundamental knowledge on landscape selforganization by bio-geomorphic feedbacks, and its implications for the resilience of intertidal landscapes against environmental changes." "Effect zandwinning op kustveiligheid" "Toon Verwaest" "Eigen Vermogen Flanders Hydraulics, Fides Engineering, Afdeling Kust, Waterbouwkundig Laboratorium" "scenario van extreme zandwinning (orde van grootte 600 miljoen m3) evalueren op effect kustveiligheid op basis van randvoorwaarden die KBIN (partner in de studie) aan ons kan leveren door simulaties met hun numerieke golfmodellen voor het BCP zowel direct effect evalueren (expert judgement, optioneel XBeach afslag rechte kust), als indirect effect (toepassen Van Rijn formule voor inschatten effect op longshore transport variatie) ter referentie ook scenario met zeespiegelstijging anno 2100 beschouwen" "DE TOERISME-CONFLICT NEXUS: KANSEN EN UITDAGINGEN VOOR PLAATSELIJKE ONTWIKKELING EN VERZOENING IN POST-CONFLICTGEBIEDEN" "Dominique Vanneste" "Afdeling Geografie en Toerisme" "Toerisme kan een hulpmiddel zijn voor de lokale ontwikkeling van gebieden die hebben geleden onder conflicten en hun levensonderhoud willen heropbouwen uit de as van een gewelddadig verleden. Post-conflictgebieden bieden een unieke setting om het potentieel van toerisme na te gaan voor ontwikkelings- en conflicttransformatie-initiatieven, maar ook om de beperkingen in dergelijke fragiele omgevingen te identificeren en te erkennen. Toerisme als hefboom voor lokale ontwikkeling en verzoening in post-conflictbestemmingen is een opkomend en uitdagend onderzoeksgebied, gezien de complexiteit die het met zich meebrengt en de implicaties voor toekomstig toerisme-beleid. Rekening houdend met deze onderzoekskloof stelt het huidige proefschrift voor om nader in te gaan op het verband tussen conflict en toerisme in post-conflictgebieden en de kansen en uitdagingen hierbij voor conflicttransformatie naar een meer vreedzame realiteit. Dit onderzoek wordt gekaderd in de context van een land dat zeer recent een post-conflictgebied werd: Colombia. Het algemene doel is bij te dragen tot het huidige debat over post-conflict toerisme, in het bijzonder door de bidirectionele relatie tussen toerisme en conflict aan te pakken via empirisch onderzoek. Om deze reden wordt gemikt op de impact van toerisme in het licht van conflicttransformatie en gedragstheorieën die kunnen helpen een sterker theoretisch en methodologisch raamwerk op te zetten. De volgende onderzoeksvragen worden voorgesteld, in aanmerking nemend dat deze later verder kunnen worden ontwikkeld en gespecificeerd: • Hoe en in hoeverre kan toerisme worden gebruikt als een mechanisme om de sociaal-economische basis te heropbouwen en de lokale ontwikkeling van een post-conflictgebied te ondersteunen? • Hoe en in welke mate beïnvloedt een gewelddadig verleden het toeristische product van een post-conflictgebied? • Hoe en in welke mate het toerisme kan helpen bij de wederopbouw van het sociale weefsel en het bevorderen van verzoening in een post-conflictgebied? • Hoe het toerisme kan bijdragen aan het beheer van de moeilijke erfenis van een post-conflictgebied? Vanwege het verkennende karakter van het onderzoek en de nauwe verbintenis met menselijk gedrag, wordt prioriteit gegeven aan kwalitatieve onderzoeksmethoden, waar nodig aangevuld met kwantitatieve technieken. Het verzamelen van gegevens zal afkomstig zijn van secundaire en primaire bronnen. Onderzoeksmethoden omvatten gestructureerde en semi-gestructureerde interviews, participerende observatie en enquêtes." "Respons van kustmoerassen op zeespiegelstijging: een geïntegreerde studie van de respons in bodemhoogte en bodemkoolstof in schorren en mangroves." "Stijn Temmerman" Ecosysteembeheer "Kustmoerassen, zoals mangrovebossen in tropische klimaten en schorren in gematigde klimaten, zijn unieke ecosystemen die dreigen verloren te gaan door de stijging van de zeespiegel. Ze kunnen zich echter tot op zeker niveau aanpassen aan de stijgende zeespiegel door bodemophoging als gevolg van sedimentatieprocessen, en ze kunnen bijdragen aan een vermindering van de klimaatopwarming door koolstof uit de atmosfeer op te slaan in hun bodems. De huidige inzichten in feedback mechanismen tussen de snelheden van zeespiegelstijging, bodemophoging en koolstofaccumulatie zijn vooral gebaseerd op studies in schorren in gematigde klimaten, terwijl er veel minder bekend is voor tropische mangrovebossen. In dit project zullen we voor het eerst deze feedbacks bestuderen op basis van een integratie van veldstudies en computermodellering zowel voor mangroves als schorren. Concreet onderzoeken we de hypotheses dat (1) de respons van mangroves en schorren op zeespiegelstijging verloopt volgens gelijkaardige feedback mechanismen tussen de mate van overstroming (frequentie, duur, diepte van getijdenoverstromingen), sediment- en koolstofaccumulatiesnelheden; (2) de sterkte van deze feedback mechanismen, en dus de capaciteit om bodemkoolstof op te slaan en de bodem op te hogen met de stijgende zeespiegel, verschilt tussen mangroves en schorren als gevolg van intrinsieke vegetatieverschillen. Dit project zal een unieke dataset genereren en resulteren in de ontwikkeling van een geïntegreerd computermodel dat zowel voor mangrovebossen als schorren kan simuleren wat de verwachte veranderingen zijn in snelheid van bodemophoging en koolstofaccumulatie als reactie op verschillende mogelijke scenario's van zeespiegelstijging die worden voorspeld voor de 21ste eeuw. Op basis van het model en wereldwijde datasets zullen we een nieuwe inschatting maken van de wereldwijde veranderingen die we kunnen verwachten in bodemkoolstofopslag en oppervlaktes van mangroves en schorren als gevolg van de zeespiegelstijging die ons te wachten staat in de 21ste eeuw." "Hydro-geomorfologie Seine estuarium" "Wouter Vandenbruwaene" "Groupement d’Intérêt Public Seine-Aval, Waterbouwkundig Laboratorium" "Vanuit het instituut Seine-Aval werd aan de Universiteit Antwerpen (UA) gevraagd om onderzoek uit te voeren met betrekking tot ecologisch herstel langsheen het Seine estuarium. Bij eerste verkennende vergaderingen werd erop gewezen dat het opbouwen van ecologische kennis niet mogelijk is zonder een grondige voorkennis van de hydro-geomorfologie van het estuarium. Het waterbouwkundig laboratorium heeft reeds studies uitgevoerd met betrekking tot de hydro-geomorfologie van Europese estuaria (e.g., TIDE project). Vanuit die optiek werd het WL dan ook betrokken door Seine-Aval en de UA voor hun expertise ter zake en voor het uitvoeren van een hydro-geomorfologische studie op de Seine. Het uit te voeren onderzoek door het WL heeft als doel om het Seine estuarium aan de hand van data-analyse hydro-morfologisch te karateriseren en om op die manier de systeemkennis van het estuarium te vergroten. Hierbij zal gekeken worden op welke manier de Seine historisch geëvolueerd is, alsook op welke manier de Seine zich verhoudt tot andere Europese estuaria. Binnen het TIDE project heeft het WL reeds een hydro-geomorfologische studie uitgevoerd op 4 Europese estuaria. De uit te voeren analyses zullen in sterke mate overeenkomen met de analyses die binnen het TIDE project werden uitgevoerd." "Lage Impact Visserij" "Vlaams Instituut voor de Zee" "Binnen dit project (samenwerking VLIZ en ILVO) wordt de recreatieve visserij in België in kaart gebracht. Een eerste werkpakket betreft het inventariseren van de capaciteit en intensiteit van de recreatieve visserij met boten, vertrekkend uit de Vlaamse zee- en jachthavens. Een tweede aspect betreft beleidsadvies teneinde de omschakeling van recreatieve visserij naar commerciële visserij te faciliteren." "Kwantificering van drempelvoorwaarden voor landwaartse erosie en zeewaartse aangroei van schoroevers." "Stijn Temmerman" Ecosysteembeheer "Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel." "Baseline Zeeuwse Delta" "Joris Vanlede" "Ministerie van Infrastructuur en Milieu; Rijkswaterstaat; Dienst Zeeland (DZL), Waterbouwkundig Laboratorium" "Rijkswaterstaat Zeeland maakt een Baseline-schematisatie aan van de Zeeuwse Delta. Westerschelde en Zeeschelde zijn daarin opgenomen. Rijkswaterstaat Zeeland en de Waterdienst willen het WL van dichtbij betrekken bij de opmaak van de schematisatie. De schematisatie die binnen dit project wordt ontwikkeld wordt op termijn (2014-2015) de schematisatie die door HMCZ (en dus ook WL) zal worden ingezet voor operationele berekeningen. Het WL levert data aan, maakt mee het rekenrooster aan en doet de kwaliteitsborging van de schematisatie voor het Vlaamse gebied." "De rol van Netwerkorganisatie in de ontwikkeling van regionaal toerisme." "Dominique Vanneste" "Afdeling Geografie en Toerisme" "Ten tijde van het begin van dit project werd duidelijk dat het ei van Columbus, met betrekking tot het organiseren van een duurzame en competitieve toeristische bestemming, nog niet gevonden was. Tegelijkertijd werd de noodzaak van het vinden van de juiste manier om stedelijk toerisme te organiseren tijdens het project steeds duidelijker. Als vertrekpunt lag er, in lijn met de opkomst van de ‘experience economy’ de vraag hoe, door middel van bestuurlijk ingrijpen of organiseren, de toeristische ervaring verbeterd kon worden. Gaandeweg het project werd steeds vaker duidelijk dat juist het organiseren van toerisme op een duurzame manier en het integreren van toerisme in het bredere bestuurlijke en politieke landschap een belangrijk thema werd.De neoliberale en op marketing gebaseerde school van het behalen van economische voordelen door ‘meer toerisme’ maakte plaats voor een uit de kritische economie, sociale wetenschappen en sociale geografie geënte school die het mitigeren van negatieven (bij-)effecten van toerisme en het gebruiken van toerisme ter bevordering van de stedelijke leefomgeving voorschreef. Gedurende het onderzoek gedaan voor deze thesis sijpelde deze gedachte ook door in het bestuurlijk landschap, en werd de vraag duidelijk: Op welke manier kan toerisme worden georganiseerd dat verschillende stedelijke partijen er profijt uit kunnen halen zonder dat het de leefkwaliteit van bewoners en bezoekers van de stad  schaadt?Vanaf het begin van deze eeuw werd in de toeristisch academische literatuur een netwerkbenadering voorgesteld als manier waarop het toerisme, zowel vanuit de publieke als de private sector, kon worden georganiseerd. De netwerkbenadering had inmiddels haar weg gevonden in verschillende wetenschappelijke en toegepaste velden, maar in het toerisme bleek het nog een onbekend concept. Het doel van deze thesis was dan ook om, vanuit de praktische casuïstiek van toerisme in de Vlaamse Kunststeden, op zoek te gaan naar een manier waarop de netwerkbenadering als organisatiemiddel vruchten af zou kunnen werpen voor alle betrokkenen bij het stedelijke toerisme, welke hobbels en obstakels er te identificeren zijn en hoe deze te omzeilen. Dit vormde de volgende hoofdvraag van deze thesis:In welke make kan de netwerkbenadering van de organisatie van toerisme een academisch onderbouwd en praktisch toepasbare benadering vormen voor de organisatie en ontwikkeling van stedelijke toeristische bestemmingen.In deze onderzoeksvraag wordt het secundaire doel van dit project duidelijk, namelijk het overbruggen van de kloof tussen theorie en praktijk door middel van toegepast onderzoek, gebaseerd op een grondige theoretische en methodische onderbouwing. De theoretische onderbouwing baseerde zich op een gedetailleerde studie van de academische literatuur omtrent netwerken als organisatiemodel voor toeristische bestemmingen (Hoofdstuk 2), de aanwezigheid van autonome processen die, zonder ingrijpen, zorgen dat toerisme bij een sterke groei voor sterke negatieve (bij-)effecten kan zorgen (Hoofdstuk 3), het belang van het betrekken van verschillende stakeholdergroepen bij het organiseren van toeristische bestemmingen (Hoofdstuk 4) en het vertalen van de kennis uit aanpalende wetenschappelijke velden over de organisatie van netwerken, en het effect daarvan op het mogelijk succes, naar een toeristische context (Hoofdstuk 5).  De theoretische verkenning leidde tot diverse empirische onderzoeksvragen die elk om een andere methodische benadering vroegen. Zo werd in Hoofdstuk 2 een relationele citatieanalyse uitgevoerd om de onderliggende structuur van het wetenschappelijk veld over toerisme netwerkstudies in kaart te brengen. Middels deze analyse konden clusters van onderzoeken die op elkaar voortbouwen en dezelfde concepten en methodische aanpakken worden geïdentificeerd. De aanwezigheid van autonome processen in stedelijke bestemmingen (Hoofdstuk 3) werd getoetst door middel van een geografische hotspot analyse gebruik makend van TripAdvisor reviews. De resultaten werden vervolgens teruggekoppeld aan beleidsmakers om te zien wat de waarde is van de analyse van toeristisch gedrag voor het vormen van toeristisch beleid. Het delen van kennis en vormen van netwerken tussen bestemmingen stond hierin centraal. Hoofdstuk 4 maakte gebruik van een casestudy benadering en zoomde in op de organisatie van het toerisme rondom een specifiek marketingproject in een van de kunststeden, Antwerpen. Hierbij werden de verschillende betrokkenen op een kwalitatieve manier (beleidsmakers en ondernemers) en op een kwantitatieve manier (toeristen) bevraagd. Als laatste werd door middel diepte interviews met netwerkmanagers de interne en externe organisatie van toerismenetwerken actief in Vlaanderen onderzocht (Hoofdstuk 4). Deze veelzijdige verzameling van verschillende studies met verschillende methodieken leverde een gedetailleerd beeld op van de mogelijkheden en valkuilen van een netwerkbenadering voor het organiseren van stedelijk toerisme.Ten eerste moet er vastgesteld worden dat het concept ‘netwerkbenadering’ geen duidelijke definitie heeft. In de verschillende theoretische en empirische studies wordt vastgesteld dat het een zowel in de (toeristische) praktijk als de (toeristische) wetenschap een veelgebruikt concept is, maar dat het op veel verschillende manier gebruikt wordt. Tot op de dag vandaag is er een ontologische verwarring over dit concept, en dit staat de effectiviteit in de weg. Deze thesis stelt daarom voor om, wanneer gesproken wordt over netwerken, ten eerste te duiden welk type netwerk bedoeld wordt. Het kan hierbij gaan om:1)      een zakelijk netwerk van private partijen welke kan worden gebruikt voor he delen van kennis om bijvoorbeeld tot innovatieve oplossingen te komen of het ontwikkelen van nieuwe producten,2)      een beleidsnetwerk waarin publieke en private partijen samen komen om gezamenlijk het bestuur en de organisatie van bestemmingen te organiseren,3)      een coöperatief netwerk, waarin de nadruk ligt op het vormen en stimuleren van onderlinge relaties en op het balanceren van concurrentie en coöperatie om een gezamenlijk doel te bereiken4)      netwerk configuratie, waarmee een bestemming wordt benaderd vanuit een kwantitatieve netwerkmethodologie en via deze weg bezien kan worden hoe machts- en vertrouwensrelaties verdeeld zijn of clusteren en via welke wegen invloed of nieuwe kennis zich kan verspreiden via het netwerkDe praktijk laat zien, dat wanneer over netwerken gesproken wordt, het lang niet altijd duidelijk is wat de spreker daar precies mee bedoelt. Soms wordt aangegeven dat het slechts een modeterm is voor ‘business as usual’, terwijl in andere gevallen hele organisaties zich omvormen van een op marketing gerichte organisatie naar een managementorganisatie omringd door een netwerk van leden of belanghebbende. Daarnaast is er ook vaak onduidelijkheid over wie het netwerk in kwestie vormen. Resultaten uit hoofdstuk 3 en 4 laten zien dat een bestemmingsnetwerk bestaat uit een divers palet aan belanghebbende, van wie het overgrote deel niet betrokken zijn of worden bij het netwerk.In de eerste plaats zijn er de eindgebruikers van de netwerken, de toeristen, bezoekers en inwoners van de steden. Zowel in de academische literatuur als in de praktijk worden zij veelal buiten beschouwing gelaten, terwijl juist deze groep sterk van belang is. Niet alleen zijn zij, door hun gebruik van de stad en de verschillende entiteiten die het netwerk vormen de graadmeters voor bestuurlijk en economische succes, ook zijn zij, de opkomst van de literatuur rondom de ervaringseconomie volgend, een vitaal onderdeel van de waarde creatie in het netwerk. De eindgebruiker is niet langer een zwijgende consument, hij of zij is een actieve ‘prosument’ die stemt met zijn of haar voeten. Hoofdstuk 3 en 4 laten zien dat deze ‘prosument’ moeilijk te sturen is, en dat het niet betrekken van (de wensen van) deze groep ongewenst ruimtelijk gedrag tot gevolg kan hebben. Deze studie heeft laten zien dat, naast de eindgebruiker, de kleine en middelgrote toeristische ondernemingen de overgrote meerderheid van de toeristische sector voren en dat deze ondernemingen lokale kleur, authenticiteit en uniciteit kan geven aan de toeristische ervaring. Hiermee staat deze groep centraal in de literatuur rondom de ervaringseconomie, en wordt deze groep vaak geroemd in toeristisch beleid. Zowel de case study in Hoofdstuk 4, als verkennende gesprekken en projecten uitgevoerd rondom deze thesis, laten zien dat juist deze groep zichzelf niet betrokken voelt in het ontvouwende toeristische netwerk. Hoewel verschillende complexiteiten werden gevonden die het betrekken van deze groep in de weg staan, en eigen projecten om deze groep te betrekken niet eenvoudig bleken (zie Appendix G), is een belangrijk advies voor bestemmingsmanagers om juist niet op te geven deze groep te betrekken. Het model van de ‘bestemmingsdriehoek’ geef schematisch het belang van deze groep weer, en kan dermate dienen als schematische houvast voor het, op een inclusieve en systematische manier, organiseren van toeristische bestemmingen.De laatste groep die een belangrijke rol heeft gespeeld in deze thesis zijn de netwerk- en bestemmingsmanagers zelf. Middels diepte interviews met diverse van deze sleutelpersonen werd in Hoofdstuk 5 een beeld geschetst van de verschillende managementactiviteit die nodig zijn om een netwerk tot een succes te maken. Ook hier speelde de ontologische onduidelijkheid een rol, de sleutelpersonen hadden duidelijk verschillende ideeën bij een netwerkbenadering. Dit onderzoek liet zien dat netwerkmanagers vaak sterk naar buiten gericht zijn, en vooral bezig zijn met het positioneren van hun netwerk tegenover externe partijen. Zij ontlenen macht aan deze positionering, omdat zij de brug vormen tussen hun netwerkleden en de buitenwereld, en hiermee toegang tot kennis, subsidies en politieke invloed kunnen verschaffen. Een minderheid van de netwerken richtte zich juist op de interne organisatie van netwerken, waarin het actief stimuleren van interacties tussen leden, het scheppen van vertrouwen en hoor en wederhoor een belangrijke rol spelen. Zonder een causaliteit te willen vaststellen gaven juist deze netwerkmanagers aan vertrouwen in de toekomst te hebben. daarnaast gaven zij aan dat ze verwachtten dat, ook wanneer zij de actieve rol van netwerkmanager zouden neerleggen, het zelf organiserend vermogen van het netwerk het voortbestaan zou veiligstellen.Concluderend kan gesteld worden dat een netwerkbenadering niet alleen mogelijkheden biedt voor het op een duurzame manier organiseren van stedelijk toerisme, het is zelfs noodzakelijk om rekening te houden met de verschillende partijen die het bestemmingsnetwerk vormen. Om te ontsnappen aan de autonome processen die negatieve (bij-)effecten kunnen veroorzaken dienen alle hoeken van de bestemmingsdriehoek betrokken te worden. De enige manier waarop dit kan, is door een bestemming als een relationeel netwerk te zien, de relaties te bestuderen en stimuleren vanuit wederzijdse mogelijkheden en de relaties zowel binnen de sector als tussen de sector en de beleidsmakers te versterken.Terwijl ook deze stelling op een hoog abstractieniveau wordt gemaakt, laat empirisch onderzoek op verschillende schaalniveau zien dat er weldegelijk mogelijkheden bestaan voor de netwerkbenadering als wetenschappelijk onderbouwde, praktische toepasbare organisatiestrategie. Wel is het hiervoor belangrijk dat de bestuurders en beleidsmakers dit belang inzien, en ook de interne organisatie van netwerken als kerntaak omarmen. Hiervoor dienen zij op hun beurt uitgerust te worden, een netwerkbenadering is namelijk niet ‘business as usual’. Voorbeelden uit praktische case studies naar succesvolle implementaties van netwerkbenaderingen kunnen daarnaast dienen om, soms aarzelende of zelfs onwelwillende ondernemers en andere stakeholders te betrekken. Hierbij kan de studie naar toeristisch gedrag, gebruik makend van verschillende vormen van ‘Big Data’ een uitkomst bieden, omdat via deze weg de rol van de eindgebruiker als co-creator van niet alleen de toeristische ervaring, maar ook van het toeristisch netwerk gevisualiseerd kan worden. Om een duurzame vorm van stedelijk toerisme te bewerkstelligen dienen alle hoeken van de bestemmingsdriehoek niet alleen betrokken te worden, maar ook dienen zij allen hun verantwoordelijkheid te nemen. Alleen dan kan de netwerkbenadering een toepasbaar model worden voor de organisatie van stedelijk toerisme. "