Titel Promotor Affiliaties "Korte inhoud" "Genoom en transcriptoom editing met CRISPR/Cas als precisie therapie voor de ziekte van Charcot-Marie-Tooth type 2L." "Vincent Timmerman" "Perifere Neuropathieën" "Patiënten met de ziekte van Charcot-Marie-Tooth (CMT) hebben een erfelijke motorische en sensorische neuropathie met een lengte-afhankelijke degeneratie van hun perifere zenuwen als gevolg. De meeste patiënten hebben een duplicatie op chromosoom 17, wat resulteert in een hogere expressie van het perifere myeline proteïne 22 (PMP22). Pogingen tot het reduceren van PMP22 expressie hebben geleid tot de recente ontwikkeling van een therapie. Echter, het hoge aantal zeldzame mutaties in meer dan 90 verschillende genen bemoeilijkt de ontwikkeling van effectieve therapeutische strategieën voor een aanzienlijke groep CMT-patiënten. In dit TOP-project willen we gebruik maken van de CRISPR/Cas-technologie om selectief een mutant transcript te elimineren of zelfs te corrigeren. Als ""proof-of-concept"" zullen we deze technologie richten op een dominante missense mutatie in het ""small heat shock protein"" HSPB8. Deze mutatie veroorzaakt een axonaal subtype van CMT. Resultaten uit eerder onderzoek toonden aan dat een volledige deletie van dit gen in een muismodel enkel geassocieerd is met milde (subklinische) symptomen. Dit verschaft een therapeutisch venster waar specifieke eliminatie van het mutant allel kan leiden tot verbetering van het fenotype. We zullen een ""proof-of-principle"" uitvoeren door CRISPR/Cas9 te introduceren via het adeno-geassocieerd virus (AAV) om selectief het mutant allel in vivo te inactiveren. Vervolgens zullen we onderzoeken of dezelfde specificiteit kan verkregen worden met CRISPR/Cas13b die RNA-moleculen selectief kan afbreken en daardoor het risico op het introduceren van permanente ""off-target"" effecten kan voorkomen. Vervolgens zullen we met Cas13b gekoppelde ""base editors"" onderzoeken of men de mutant transcripten kan herstellen tot het wild type allel. Deze in vivo muisexperimenten zullen worden aangevuld met onderzoek in motorneuronen, die bekomen werden door middel van differentiatie van geïnduceerde pluripotente stamcellen (iPSC's), afkomstig van patiënten cellen. Met deze geavanceerde genoom- en transcriptoom editing willen we het potentieel van deze methode onderzoeken voor patiënten met perifere neuropathieën die niet met de huidige geneesmiddelen kunnen worden behandeld." "Verbetering van de huidige detectie en therapie opvolging van kanker door de ontwikkeling van een nieuwe generatie kankertesten." "Guy Van Camp" "Medische Genetica (MEDGEN), Centrum voor Oncologisch Onderzoek (CORE), Menselijke moleculaire genetica" "Elk jaar sterven ongeveer 8,2 miljoen mensen aan kanker. Veel van deze sterfgevallen zouden vermeden kunnen worden indien zeer sensitieve (vroege) detectie methoden beschikbaar zouden zijn. De huidige opsporingsmethoden kennen veel nadelen. In deze aanvraag willen we het opsporingsproces van kanker verbeteren en minder pijnlijk maken voor de patiënt. Hiervoor willen we gebruik maken van ""vloeibare biopten"". In tegenstelling tot solide biopten, meten we in het geval van vloeibare biopten in het plasma van kankerpatiënten, waarin circulerend tumoraal DNA voorkomt. Onderzoek naar de moleculaire karakterisatie van circulerend tumoraal DNA in deze vloeibare biopten is niet nieuw. Tot nog toe bestond er echter een sterke focus naar het opsporen van mutaties in deze matrix, wat weinig sensitief is. Daarom wordt in dit project gebruikt gemaakt van methylatiemerkers in plaats van mutatiemerkers. Hier werd nog niet veel onderzoek naar verricht, maar we weten dat methylatiemerkers zeer robuust zijn wat tot hogere sensitiviteiten zal leiden. Recent hebben we GSDME gepubliceerd als een methylatie biomerker met een hoge specificiteit en sensitiviteit voor de detectie van zowel colon- als borstkanker. Daarnaast hebben we, gebruik makend van publiek beschikbare datasets, methylatie van GSDME in 12 extra kankervormen bestudeerd. Uit onze analysen blijkt dat GSDME in alle tot nog toe onderzochte kankervormen kan gebruikt worden als sensitieve pan-kanker detectiemerker. In deel A van het project, ligt de focus dan ook bij het ontwikkelen van GSMDE als een echte biomerker in een klinische setting. Naast detectiebiomerkers, is er ook een hoge nood aan opvolgingsmerkers. Deze merkers worden gebruikt om de therapeutische respons van kankerpatiënten onder behandeling op te volgen. Momenteel gebeurt de opvolging van de behandeling aan de hand van radiografische en tumor merker evaluaties, welke belangrijke nadelen hebben. Betere merkers zouden de resistentie of ziekte progressie sneller kunnen oppikken. We willen inspelen op deze nood en zullen een klinische trial uitvoeren waarbij we GSDME als opvolgmerker voor kanker zullen evalueren. De fysiologische functie van GSDME is bijzonder interessant. Recente papers toonden aan dat enkele gasdermines, waaronder GSDME, regulatoren zijn van een nieuw type celdood. Verder werd aangetoond dat GSDME celdood induceert door porie-vorming in de membraan. In een derde werkpakket van deel A willen we deze fundamentele aspecten van GSDME verder bestuderen. Eén van de problemen van ""vloeibare biopten"" is een gelimiteerde sensitiviteit voor vroege kankerdetectie. In de eerste fasen van de carcinogenese is er slechts een lage concentratie van circulerend DNA aanwezig in het plasma. Een oplossing voor dit probleem is de gelijktijdige detectie van vele tumormerkers. Momenteel bestaan er echter geen efficiënte technieken die toelaten om meerdere methylatiesites tegelijk in het bloed te meten. Daarom zullen we in deel B van deze aanvraag een nieuwe techniek ontwikkelen die dit in de toekomst wel mogelijk zal maken. In een ongepubliceerde analyse, hebben we aangetoond dat het kankermethyloom bestaat uit duizenden differentiëel gemethyleerde merkers die allen het potentieel hebben om gebruikt te worden als pan-kanker merker. We hebben een bio-informatica pijplijn opgebouwd die deze merkers kan prioritiseren. Deze data stelt ons in staat om een nieuwe generatie pan-kanker test te ontwikkelen. De uitlezing van deze test zal gebeuren met behulp van onze nieuw ontwikkelde technologie. In een laatste deel van het project willen we deze nieuwe generatie kankertest klinisch valideren." "Aandachtsproblematiek en posturaal alignement: het bieden van nieuwe inzichten in de interactie tussen cognitie en motorisch functioneren na een beroerte." "Nick Gebruers" "Beweging Antwerpen (MOVANT)" "Visuospatiaal neglect (VSN) is een neuropsychologische, cognitieve aandoening die gekenmerkt wordt door een tekort aan aandacht voor één helft van de ruimte, vaak gezien na een beroerte. Patiënten met VSN falen erin om aandacht te schenken aan de contra-lesionele ruimte. Ongeveer 25-30% van de patiënten met een beroerte wordt geconfronteerd met VSN, waarvan 40% een jaar na de beroerte nog steeds VSN vertoont. Patiënten met VSN hebben meer tijd nodig om te herstellen van sensorimotorische stoornissen, halen niet hetzelfde niveau van motorische functioneren en ervaren meer beperkingen in activiteiten van het dagelijks leven (ADL) in vergelijking met patiënten zonder VSN. Tot nu toe is het echter nog onduidelijk hoe VSN bijdraagt aan de slechtere functionele uitkomsten zoals waargenomen bij patiënten met VSN na een beroerte. Resultaten van onderzoeken die de rol van VSN in het motorische functioneren evalueren, zijn inconsistent. Sommige onderzoeken tonen aan dat patiënten met VSN een slechtere gang en balans hebben in vergelijking met patiënten zonder VSN, terwijl anderen deze bevindingen tegenspreken. Een belangrijke beperking van deze onderzoeken is echter dat ze geen rekening houden met de verschillende subtypes van VSN. De verschillende subtypes van VSN zijn gebaseerd op het bereik van de ruimte waarin de patiënten VSN ervaren, namelijk de persoonlijke (eigen lichaam), peri-persoonlijke (binnen reikbereik) en extra-persoonlijke ruimte. Er is inderdaad aangetoond dat deze subtypen belangrijk zijn, aangezien de balanscontrole en verbeteringen in ADL kunnen verschillen bij patiënten met VSN afhankelijk van welk subtype van VSN het meest dominant aanwezig is. Aangezien onderzoek over dit onderwerp echter pas begint op te komen, ontbreekt diepgaande kennis over de invloed van het type VSN op de motoriek. Meer specifiek is de bijdrage van de verschillende subtypes van VSN aan balanscontrole, gang, rompfunctie en perceptie van visuele verticaliteit nog niet onderzocht, vooral niet vanuit een biomechanisch standpunt. Door deze bijdrage te ontdekken, zullen de werkingsmechanismen van VSN duidelijker worden. Dit zal leiden tot een beter begrip van de interacties tussen cognitieve en motorische stoornissen die worden gezien bij patiënten met VSN na een beroerte. Deze inzichten kunnen op hun beurt de manier verbeteren waarop de revalidatie van patiënten met VSN momenteel wordt uitgevoerd. Tot op heden worden (spatiële) cognitieve en motorische interventies afzonderlijk toegediend en worden deze cognitieve therapieën nog niet gebruikt om het motorisch systeem te stimuleren. Vooraleer cognitieve therapieën, die zijn ontworpen om VSN te verbeteren, kunnen worden aanbevolen om het motorisch functioneren te stimuleren, is een duidelijke consensus over de invloed van de subtypes van VSN op balanscontrole, gang, rompfunctie en perceptie van visuele verticaliteit noodzakelijk. Binnen dit pilootproject willen we inzicht krijgen in de specifieke bijdrage van VSN aan balanscontrole, gang, romp functie en perceptie van visuele verticaliteit, rekening houdend met de subtypes van VSN, op zowel een biomechanische als klinische manier. Het project zal op deze manier het inzicht vergroten in de vaak verminderde functionele uitkomst van de patiënten met VSN. De volgende onderzoeksvragen trachten we te beantwoorden binnen het huidige project: (I.) Hebben patiënten met VSN na een beroerte een verminderde balanscontrole, gang, rompfunctie en perceptie van visuele verticaliteit in vergelijking met patiënten zonder VSN na een beroerte, zoals gemeten door een combinatie van beoordelingsmethoden? (II.) Is dit afhankelijk van het subtype van VSN? Deze financiering zal worden gebruikt als zaaigeld door een basis aan te leggen voor een nieuw onderzoeksproject dat in 2020 zal worden ingediend bij het FWO, waarin we de 'carry-over' effecten van VSN-training op het motorisch functioneren bij patiënten met een beroerte willen onderzoeken." "Het verduidelijken van de rol van psychologische en sociale factoren in lage rugklachten bij intens fysieke adolescenten: een case studie bij vrouwelijke pre-professionele dansers." "Nathalie Roussel" "Antwerps Onderzoeksinstituut voor de Kunsten (ARIA), Beweging Antwerpen (MOVANT)" "Het algemeen doel van dit onderzoek om de rol van psychologische van sociale factoren bij lage rugklachten (LRK) te bestuderen bij adolescenten die intens fysiek actief zijn. Door middel van een kwalitatieve onderzoeksdesign wensen we de psychologische en sociale risicofactoren in kaart te brengen. We gebruiken hiervoor pre-professionele adolescente dansers als case studie. Dit is de eerste aanzet naar fundamentele prospectieve studies waarbij de oorzaak van LRK grondig wordt bestudeerd in adolescenten. Lage rugklachten zijn de meest voorkomende redenen voor arbeidsongeschiktheid en dysfuncties. De prevalentie van LRK neemt spectaculair toe tijdens de adolescentie, vooral bij meisjes. De multidimensionale oorzaak (met inbegrip van biologische, psychologische en sociale factoren) is algemeen aanvaard bij volwassenen, maar werd zelden bestudeerd bij adolescenten. Dit is opmerkelijk, aangezien LRK tijdens de adolescentie een belangrijke risicofactor is voor het ontwikkelen van LRK op volwassen leeftijd. Elite pre-professionele dansers vormen een ideale studiegroep om de etiologie van LRK te bestuderen, aangezien het een homogene groep is wat betreft het niveau van fysieke activiteit en het een groep is met een verhoogd risico op het ontwikkelen van LRK tijdens de adolescentie. Het vernieuwend aspect van onderliggend onderzoeksvoorstel is het ontrafelen van de oorzaken van LRK vanuit een multidisciplinair perspectief in adolescenten met een verhoogd risico op het ontwikkelen van LRK tijdens een uitdagende periode in hun leven. De voorgestelde kwalitatieve onderzoeksmethodologie laat toe om risico factoren meer diepgaand te bestuderen, gezien het tekort aan gevalideerde vragenlijsten om psychologische en sociale factoren te bevragen bij adolescenten. De samenwerking tussen verschillende disciplines laat toe om een meer gedetailleerd inzicht te krijgen in de persoon als geheel, met inbegrip van individuele en contextuele factoren die LRK zouden kunnen verklaren in adolescenten die intens fysiek actief zijn. Dit project vormt de basis voor de voortzettingen van deze onderzoekslijn naar de meer fundamentele aspecten van LRK bij dansers en adolescenten." "Balans controle bij jonge kinderen: een synergetische benadering die functionele beoordeling en neuromechanica combineert om balanscontrolemechanismen te ontrafelen." "Ann Hallemans" "Beweging Antwerpen (MOVANT)" "Adequate balanscontrole is een vereiste om houdingen in het vroege leven en meer complexe grove en fijne motorische vaardigheden later in de kindertijd te bereiken. Balanstekorten zijn een veelvoorkomend probleem bij kinderen met verschillende pathologieën zoals hersenverlamming, ontwikkelingscoördinatiestoornis of sensorineuraal gehoorverlies. Vanwege de potentiële impact van deze balanstekorten op de motorische ontwikkeling, moeten ze vroeg in de kinderjaren worden opgespoord. Balanscontrole is echter complex en omvat verschillende mechanismen zoals voorspellende, proactieve en reactieve controle mechanismen. Momenteel is geen van de beschikbare pediatrische balanstesten in staat het totale concept van balanscontrole in kaart te brengen. De meeste tests richten zich op balanscontrole in statische en voorspelbare omgevingen, waarbij de bijdrage van reactieve balansmechanismen wordt genegeerd. Dit is een ondervertegenwoordiging van de dagelijkse levenssituatie waarbij objectinteracties en veranderende fysieke omgevingen de realiteit zijn. Daarom is het doel van dit project om een geïntegreerde benadering te ontwikkelen voor het beoordelen van de balanscontrole bij kinderen van 5 tot 7 jaar waarbij het volledige concept van balanscontrole wordt behandeld.Een synergetische benadering, waarbij functionele beoordelingsmethoden voor evenwichtsprestaties worden gecombineerd met meer diepgaande neuromechanische analyse, zal worden toegepast. Neuromechanica concentreert zich op het samenspel tussen de neurale processen (bijvoorbeeld reactietijden) en de mechanische aspecten van balanscontrole (bijvoorbeeld de mate van posturale zwaai) en laat op die manier toe balanscontrolestrategieën te ontrafelen. Op deze manier zullen fundamentele inzichten worden verkregen over het construct van balanscontrole en de bijdrage van de verschillende mechanismen bij kinderen van 5 tot 7 jaar oud.Deze inzichten zullen resulteren in een gevalideerde test waarmee de clinicus de balanstekorten in het algemeen en de specifieke domeinen van de evenwichtscontrole die verstoord zijn, kan identificeren. Identificatie van deze domeinen maakt specifieke kinesitherapeutische interventieplanning mogelijk. Bovendien zal een beter begrip van de mechanismen voor evenwichtscontrole bij jonge kinderen nieuwe perspectieven openen voor onderzoek naar de bijdrage van balanstekorten aan ontwikkelingsgebonden (motorische) problemen bij kinderen." "iNNOCENS: datagestuurde klinische inzichten ter verbetering van neonatale zorg." "Kris Laukens" "Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)., ADReM Data Lab (ADReM)" "De analyse van vitale parameters die continu gemeten worden bij een opgenomen patiënt op neonatale intensieve zorgen biedt de mogelijkheid om computationele modellen op te stellen ter predictie van complicaties. Dit project heeft als doel een machine learning model te ontwikkelen om verworven hersenschade van de prematuur te voorspellen. Dit model kan ingezet worden om bedside visualisatie aan te sturen binnen een zelflerend digitaal waarschuwingssyteem." "Optimalisatie van functies in mens-product interacties." "Stijn Verwulgen" Productontwikkeling "Ontwerp van producten die nauw aansluiten op het lichaam of een effect op dat lichaam beogen, in het bijzonder het ontwerp van medische producten, vergen een doorgedreven integratie van kennis van geometrie en fysiologie. Daarbij is het het cruciaal om eerst het volledige mens-product systeem te ontwerpen, dat moet voldoen aan vooropgestelde specificaties. Het te ontwerpen systeem bevat dan vaak een aantal functies die nog niet gekend zijn, en door de ontwerper uitgetekend moeten worden om voor optimale functionaliteit, comfort en veiligheid. Een gekend voorbeeld zijn 3D ortheses waarbij krachtwerking en geometrie op elkaar moeten aansluiten, wat gerealiseerd kan worden door topologische optimalisatie in beschikbare CAD paketten. Het specifieke doel van dit klein project is om een ontwerpmethodiek te ontwikkelen op basis van actuele wiskundige optimalisatietechnieken voor het ontwerp van stromingsgedrag van medische substanties, om de therapeutische, diagnostische en/of gebruikseffectiviteit effectiviteit van het beoogde te ontwikkelen eindproduct te optimaliseren. De bijzondere focus van dit klein project is de rheologie van medische substanties bepalen vanuit in vitro experimenten, om zo de wijze van toediening te optimaliseren voor zowel de ontvanger van medicatie als de toediener in spuit-naald gebaseerde applicatoren. De afschuifspanning in functie van de afshuifsnelheid bepaalt het stromingsgedrag van de vloeistof. Deze onbekende functie (rheologie-in Newtoniaanse vloeistoffen equivalent met viscositeit) zal berekend en gevalideerd worden door het voorspelde stromingsgedrag te linken aan observabele grootheden bekomen uit empirische metingen. De specifieke resultaten van dit project zullen ons in staat stellen om rheologie te meten met slechts zeer beperkte hoeveelheid vloeistof, en dit met eenvoudige en goedkope apparatuur: een krachtbank die de verplaatsing controleert en daarbij de uitgeoefende kracht registreert. Zo kan de kracht en stroming van medicatie die vaak (te) duur is voor uitgebreide rheologische studies (vb vaccins, celtherapie) toch snel, eenvoudig en accuraat in kaart gebracht worden. Dankzij de kennis van interne krachtwerking van bestaande en nieuwe medicatie kunnen applicatoren gebaseerd op spuit-naald configuraties, geoptimaliseerd worden, met rechtstreekse toepassingen in de ontwikkeling van applicatoren voor celtherapie en andere medische substanties, vb intradermale vaccinatietechnieken. Met dit project willen we een bredere methodiek initiëren om state-of-the-art wiskundige optimalisatietechnieken te integreren binnen het ontwerpproces van lichaamsnabije en medische producten. Dit algemeen doel zal er op lange termijn toe bijdragen dat wiskundige optimalisatie van functies (functionaalanalyse) rechtstreeks zal doorstromen naar praktische toepassingen binnen een data-gedreven productontwikkelingsproces. De inzichten vanuit praktische toepassingen kunnen op hun beurt input zullen geven naar te ontwikkelen algoritmen en optimalisatietechnieken." "In vitro studies naar het mechanisme waarmee LRP4 en sclerostin the Wnt signaaltransductie pathway reguleren." "Eveline Boudin" "Medische genetica van obesitas en skeletaandoeningen (MGENOS)" "Voorafgaand functioneel en genetisch onderzoek heeft aangetoond dat de canonieke Wnt signaaltransductie cascade een belangrijke pathway is in de regulatie van de botaanmaak. De pathway wordt geactiveerd door de binding van een Wnt ligand ter hoogte van het receptor complex dat wordt gevormd door een Frizzled receptor en een LRP5/6 co-receptor. Daarnaast hebben verschillende studies aangetoond dat sclerostin een belangrijke inhibitor van de pathway is. Sclerostin kan de pathway inhiberen door te binden ter hoogte van de LRP5/6 co-receptor en waardoor de activatie van de pathway door Wnt liganden wordt verhinderd. Naast LRP5/6 kan sclerostin ook interageren met LRP4. Verschillende studies hebben reeds aangetoond dat deze interactie belangrijk is voor de inhiberende functie van sclerostin, maar het downstream mechanisme van de LRP4-sclerostin interactie is tot nu toe nog niet onderzocht. In de literatuur is reeds beschreven dat de intracellulaire regio van LRP4 een endocytose signaal bevat. Daarnaast heeft voorgaand onderzoek aangetoond dat sclerostin in muriene mesenchymale stamcellen wordt geïnternaliseerd door middel van clathrine afhankelijke endocytose. Bijgevolg is onze hypothese dat sclerostin na interactie met LRP4 en LRP5/6 co-receptor wordt geïnternaliseerd. In deze studie gaan we deze hypothese verder onderzoeken door gebruikt te maken van primaire osteoblasten geïsoleerd uit de lange beenderen van wild type en Lrp4 mutante muizen. De primaire osteoblasten worden behandelend met fluorescent gelabeld sclerostin. Vervolgens zullen we met behulp van fluorescentie microscopie en western blot nagaan of het fluorescent gelabeld sclerostin in de osteoblasten is opgenomen zoals reeds eerder beschreven. Om de rol van LRP4/5/6 en de verschillende domeinen van de receptoren tijdens de internalisatie verder te onderzoeken, wordt de internalisatie van fluorescent gelabeld sclerostin onderzocht na overexpressing van wild type en mutant LRP4/5/6. Met dit onderzoek zullen we het inzicht in het mechanisme waarbij sclerostin na interactie met LRP4 en LRP5/6 de canonieke pathway reguleert vergroten. Deze kennis is van groot belang aangezien sclerostin een belangrijk target is voor de behandeling van osteoporose en andere botaandoeningen." "Moleculaire nabijheid als hulpmiddel om synapsbepaling in neuronale culturen te verfijnen." "Alfonso Gerardo Garcia" "Laboratorium voor celbiologie en histologie" "Synapsen zijn gespecialiseerd verbindingen tussen neuronale cellen die essentieel zijn voorgeheugen en cognitie. Synaptische dysfunctie is een hoofdkenmerk van vele neuro-ontwikkelings en – degeneratieve aandoeningen. Daarom is een betrouwbare kwantificatievan synapsaantal in neuronale netwerken van cruciaal belang. Wij hebben aangetoond datprimaire neuronale culturen van knaagdieren verscheidene morfologische en functioneleeigenschappen van in vivo neuronale netwerken behouden. Daarom gebruiken we ze ook omde impact van chemo-genetische verstoringen op de synaptische toestand te evalueren.Echter, het grote aantal synapsen en de variabele specificiteit van de beschikbaremicroscopische technieken maken dat synapskwantificatie momenteel eenevenwichtsoefening is tussen accuratesse en oplage (en dus statistiek). Om hieraan tegemoette komen, stellen we voor om een nieuwe methode op punt te stellen die gebruik maakt vanhet Proximity Ligation Assay (PLA) concept. Deze methode laat toe moleculaire interacties tevisualiseren met een standaard fluroescentiemicroscoop. Om dit te doen, zullen we eerst eenoptimaal paar trans-synaptische interactiepartners identificeren. Vervolgens zullen we de PLAtechniek valideren en gebruiken om synapsdensiteit te kwantificeren na gerichte verstoringen.Door PLA toe te passen op trans-synaptische proteïnen hopen we de echte, mature synapsenmet superieure specificteit te detecteren. Dit zal bijdragen aan een verhoogde gevoeligheidwaarmee we wijzigingen in synapsdensiteit kunnen vaststellen en daarom heeft het ookpotentieel om de identificatie van synaptische modulatoren in onze screening experimenten teversnellen." "Studie van transcriptoom veranderingen in gecultiveerde neuronen van het centrale en enterische zenuwstelsel na stimulatie met beta-amyloide." "Peter Verstraelen" "Laboratorium voor celbiologie en histologie" "Recent onderzoek heeft aangetoond dat neurodegeneratieve aandoeningen in het centrale zenuwstelsel (CZS) gepaard gaan of, mogelijk zelfs worden voorafgegaan door dysfuncties in de gastrointestinale bezenuwing, zijnde het enterisch zenuwstelsel (EZS). Deze co-morbiditeit is reeds vrij uitvoerig gedocumenteerd voor de ziekte van Parkinson en prion-gerelateerde aandoeningen, maar het is nog niet eenduidig aangetoond of eenzelfde onderliggend mechanisme ook aanwezig is bij aandoeningen die gekarakteriseerd worden door β-amyloide (Aβ) opstapeling zoals de ziekte van Alzheimer. Momenteel is het immers nog niet duidelijk of enterische neuronen en/of andere celtypen geassocieerd met het EZS in staat zijn Aβ peptides op te nemen en door te geven, met als gevolg een aantasting van hun functionaliteit zoals wordt waargenomen in cellen van het CZS. Als een eerste stap in het beantwoorden van deze onderzoeksvragen willen we een overzicht krijgen van welke genexpressie pathways veranderd zijn na Aβ stimulatie. Hiervoor zullen primaire culturen van hippocampale en myenterische neuronen vervaardigd worden en gestimuleerd worden met amyloide peptiden afkomstig van hetzij het microbioom (Curli), hetzij van de gastheer (Aβ42 oligomeren en scrambled peptide), alsook met substanties die een inflammatoire stress respons uitlokken (LPS en PolyI:C). In deze stalen zullen de genexpressie veranderingen onderzocht worden met behulp van transcriptomics, gevolgd door validatie van de top hits met qPCR, Western blot en immunokleuringen. De uit dit project bekomen resultaten zullen een substantiële bijdrage leveren aan het lopende onderzoek inzake de rol van de brein-darm-microbioom as in het ontstaan en progressie van de ziekte van Alzheimer."