Titel Promotor Affiliaties "Korte inhoud" "De markttoegang van complementaire diagnostiek" "Walter Van Dyck" "Area Technology & Operations Management" "'Precision medicine' of precisiegeneeskunde berust op twee technologieën die samenwerken om patiënten voordelen te bieden: een geneesmiddel enerzijds en een diagnosticum anderzijds. De diagnostica hebben tot doel de juiste patiëntenpopulatie voor het geneesmiddel te identificeren en kunnen worden beschouwd als complementair aan het gebruik van het geneesmiddel. In de afgelopen jaren is de markttoegang van deze complementaire diagnostica onder de loep genomen omdat deze ontoereikend zou zijn om patiënten tijdig toegang te verlenen tot precisiegeneeskunde. Deze thesis heeft zich in deze kwestie verdiept en getracht inzicht te verkrijgen in deze barrières voor markttoegang en een beter begrip te krijgen van de waarde van complementaire diagnostica voor ons gezondheidszorgsysteem.Hoofdstuk 3 gaat dieper in op het terugbetalingsbeleid van complementaire diagnostica (ondermeer companion diagnostica). Het tracht de redenen te identificeren waarom de problematiek rond de terugbetaling van complementaire diagnostica, en in het bijzonder companion diagnostics, is ontstaan in de Europese landen. In deze studie werden verschillende problemen met de standaard terugbetalingsprocedures voor in vitro diagnostica in acht Europese landen geïdentificeerd, die bijgevolg aan belang hebben gewonnen toen de precisiegeneeskunde geleidelijk aan in de gezondheidszorgsystemen werd geïntroduceerd. Verschillende alternatieve terugbetalingsstrategieën werden geïdentificeerd, specifiek voor companion diagnostics in Duitsland en België en meer in het algemeen voor complementaire diagnostica in Frankrijk.Hoofdstuk 4 onderzoekt de 'health technology assessment' van de Belgische gezondheidszorgbetaler (RIZIV-INAMI) voor precisiegeneesmiddelen met companion diagnostics. Dit onderzoek formuleerde verschillende aanbevelingen die de evaluatiepraktijk zouden kunnen verbeteren onder de nieuwe terugbetalingsprocedure voor precisiegeneesmiddelen met companion diagnostics in België, geïdentificeerd en besproken in hoofdstuk 3. In het bijzonder werd aanbevolen om de linked-evidence benadering in de evaluatiepraktijk te introduceren, omdat bij veel companion diagnostics het noodzakelijke directe bewijs ontbreekt om hun klinische bruikbaarheid aan te tonen.In hoofdstuk 5 wordt een studie besproken over de interactie tussen de biomarker geïdentificeerd door de diagnostica, en het precisiegeneesmiddel. Deze interactie wordt ook wel de precisie mechanisme genoemd. In dit hoofdstuk introduceren we het gebruik van een nieuwe prestatieparameter die rechtstreeks weergeeft wat de kern is van precisiegeneeskunde; Het vermogen van de diagnostische test om patiënten te identificeren die een grotere kans hebben om op de behandeling te reageren. Deze parameters geven aan hoe groot de kans is dat een patiënt die tot een specifieke subgroep behoort, al dan niet baat heeft bij het precisiegeneesmiddel. Wij hebben deze nieuwe parameters toegepast op de door het Europees Geneesmiddelenbureau goedgekeurde precisiegeneesmiddelen. De resultaten van deze analyse laten zien dat niet elke companion diagnostics, of dus ook niet elk precisie mechanisme, dezelfde klinische bruikbaarheid heeft, en dat deze differentiatie in overweging kan worden genomen bij de besluitvorming over terugbetaling.Hoofdstuk 6 behandelt een systematisch onderzoek naar het gebruik en de goedkeuring van evaluatieraamwerken voor complementaire diagnostica, zoals omics-technologieën, door gezondheidszorgtechnologiebeoordelingsinstanties ('health technology assessment agencies'). Er zijn veel van dergelijke raamwerken gepubliceerd, maar geen enkele is op grote schaal overgenomen door deze instanties voor de evaluatie van gezondheidstechnologieën. Wanneer wordt gekeken naar de evaluatierapporten van deze technologieën, waren de meest voorkomende elementen die werden beoordeeld de klinische bruikbaarheid en de kosteneffectiviteit van dit soort tests. Concepten zoals ethische, sociale en organisatorische aspecten werden vaak niet in beschouwing genomen. Met name voor organisatorische aspecten zou dit een aandachtspunt kunnen zijn, aangezien de specifieke context waarin een test wordt uitgevoerd bepalend is voor het klinische bruikbaarheid en dus voor de kosteneffectiviteit ervan.In hoofdstuk 7 wordt deze kwestie verder geïllustreerd. De hypothese van de studie is dat specifieke contextuele factoren (bv. opleidingsniveau van de behandelende arts, lokale klinische richtlijnen, ervaringsniveau, enz.) invloed hebben op de klinisch bruikbaarheid van een test, en daardoor ook de kosteneffectiviteit, en bijgevolg ook de waardeperceptie van de test beïnvloeden, die uitgedrukt wordt als de 'value based price'. In de studie werd een reeks gepubliceerde klinische gebruiksscenario’s in verschillende landen en gezondheidszorgsystemen verzameld. Deze scenario's werden vervolgens ingevoerd in een kosteneffectiviteitsmodel waarbij alle andere variabelen gelijk werden gehouden. De resultaten toonden aan dat er een reeks uitkomsten is waarbij de test als uiterst waardevol kan worden beschouwd voor de huidige klinische praktijk en andere waarbij de test niet veel extra voordeel aan de huidige praktijk toevoegt. Deze bevinding heeft gevolgen als men prijsstellingen op basis van waarde overweegt als prijsstellingsmethodologie voor complementaire diagnostica.Samenvattend kan worden gesteld dat in dit werk het beleid inzake de markttoegang van complementaire diagnostica onder de loep heeft genomen, met bijzondere aandacht voor hun klinische bruikbaarheid, hoe deze wordt vastgesteld, hoe deze kan worden geïnterpreteerd aan de hand van probabilistische prestatieparameters, hoe de interpretatie ervan implicaties heeft voor het terugbetalingsbeleid en tenslotte hoe contextuele factoren de klinische bruikbaarheid bepalen en deze de waardeperceptie van deze tests beïnvloeden." "3D geprinte point-of-care diagnostiek gedreven door capillaire stroming" "Jeroen Lammertyn" "Membraanscheidingen, Adsorptie, Katalyse en Spectroscopie voor Duurzame Oplossingen (cMACS), Mechatronica, Biostatistiek en Sensoren (MeBioS)" "Gezondheidszorg heeft een prominente rol in de samenleving aangezien het het algemene fysieke en mentale welzijn van de mens bevordert en ook bijdraagt aan de economie, ontwikkeling en industrialisatie van een land. Door de eeuwen heen is gezondheidszorg geëvolueerd van huismiddeltjes naar het verlenen van gezondheidsdiensten vanuit centra zoals ziekenhuizen, die zowel aan behandeling en aan onderzoek doen. Echter is deze zorg niet toegankelijk of betaalbaar voor iedereen en zijn er nog talrijke onopgeloste medische uitdagingen, zowel in hoge- als lage-inkomenslanden (HIL en LIL). Aangezien HIL al uitgebreide gezondheidszorgsystemen ter beschikking hebben, is er daar vooral potentieel in het bevorderen van gepersonaliseerde gezondheidszorg (b.v. gedecentraliseerde therapeutische geneesmiddelenbewaking (TGB)), het analyseren van big data, nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen, enz. LIL daarentegen zouden het meeste voordeel halen uit oplossingen die compenseren voor hun beperkte infrastructuur, zoals gedecentraliseerde zorg buiten gespecialiseerde labo’s en ziekenhuizen.In beide gevallen is gedecentraliseerd testen dicht bij de patiënt, op een betaalbare, gebruiksvriendelijke, robuuste en snelle manier, van grote waarde. Dit wordt ook point-of-care (POC) testen genoemd, en men doelt hiermee op het verder bevorderen van de levenskwaliteit van de patiënt door middel van snelle en effectieve behandeling gebaseerd op het precieze ziektepatroon op dat moment. Hoewel een breed scala aan POC testen bestaan, gaande van eenvoudige teststrips tot digitale apparaten (b.v. draagbaar of geconnecteerd met een smartphone), zijn deze vooral beschikbaar voor simpelere metingen die niet geschikt zijn voor alle toepassingen. Daarom is het aantal commercieel beschikbare oplossingen voor complexe testen zeer beperkt. Lab-op-een-chip (LOC) technologie kan hier een oplossing bieden door integratie en automatisering van complexe analytische technieken, die normaliter worden toegepast in een laboratoriumomgeving, op een compacte chip. Hoewel LOC veelvuldig wordt onderzocht voor POC testen, blijft de toepasbaarheid op het terrein beperkt vanwege omvangrijke randapparatuur en kostelijke en complexe chipproductie. Daarom kunnen we spreken van een tegenstelling tussen innovatief onderzoek en de gelimiteerde ontwikkeling ervan naar commerciële producten.Het doel van deze thesis was om in dit kader innovatieve technologische oplossingen te ontwikkelen voor een nieuwe generatie van capillair-aangedreven microfluïdische chips, en hierop complexe biologische testen te integreren om hun gebruik in een POC omgeving te toetsen. Dit onderzoek werd verdeeld in twee delen die elk focusten op een verschillende technologie om deze zelfaangestuurde microfluïdische chips te fabriceren.Eerst werd 3D-printen onderzocht als nieuwe methode om capillair- aangedreven microfluïdische testen te fabriceren voor POC diagnostiek in LIL. Hiervoor werd een binder-jetting 3D-printer aangepast met bio- compatibel poeder en bindmiddel om poreuze cassettes te produceren die hun functionaliteit danken aan precieze ruimtelijke controle van hun interne oppervlaktechemie, waarbij een hydrofiel kanaalnetwerk werd gecreëerd in een hydrofobe matrix. De macroscopische eigenschappen van het geprinte materiaal en de capillaire stroom erin werden bestudeerd om de vloeistofstromen in het poriënnetwerk te begrijpen. De mogelijkheden van de technologie werden aangetoond door het implementeren van een IgE ELISA als proof-of-concept, waarin deze meerstapstest eerst geoptimaliseerd werd voor ge-3D-printe kanalen en dan geïntegreerd werd op twee verschillende testontwerpen. Waar het eerste ontwerp gebruik maakte van signaalamplificatie met alkalische fosfatase resulterend in een immobiel reactieproduct, gebruikte het tweede ontwerp mierikswortelperoxidase resulterend in een oplosbaar reactieproduct om de uitleestijd en detectielimiet van het eerste ontwerp te verlagen. Hier werd het potentieel van de technologie aangetoond als schaalbare methode om POC testen op aanvraag te fabriceren in LIL.In het tweede deel werd de intern ontwikkelde (i)SIMPLE technologie onderzocht om complexe testen uit te voeren specifiek om adalimumab (ADM) te detecteren in POC TGB. Hiervoor werden zowel glasvezel oppervlakteplasmonresonantie (FO-SPR) en colorimetrische uitlezing met een draagbare reflectometer gebruikt. Bij de eerste methode werd een vijfstaps ELISA geconverteerd in een eenstaps FO-SPR test, welke dan voor het eerst geïntegreerd werd op een (i)SIMPLE cassette met 1:19 mengen van plasma met reagentia en FO-SPR uitlezing. Bij de tweede methode werd die vijfstaps ELISA afgeschaald naar snelle detectie in lage staalvolumes om aan POC vereisten te voldoen. Deze test werd dan geïmplementeerd op een ELISA module die alle stappen en incubaties automatisch uitvoerde na een enkel activatie. Daarnaast werd eenplasmaferese module toegevoegd om staalvoorbereiding van bloed naar plasma te integreren op het platform. Al deze nieuwe functionaliteiten zoals staalvoorbereiding en verschillende uitleesmethodes hebben de mogelijkheden van het (i)SIMPLE platform aangetoond om complexe meerstapstesten uit te voeren in een POC setting." "Immunoinformatica voor vernieuwende diagnostiek in Lyme arthritis: zijn T-cellen de sleutel?" "Benson Ogunjimi" "ADReM Data Lab (ADReM), Centrum voor Gezondheidseconomisch Onderzoek en Modelleren van Infectieziekten (CHERMID)" "De huidige serologische testmethoden die worden de ziekte van Lyme (LD) te diagnosticeren zijn ernstig ontoereikend: hun sensitiviteit (25–50%) en specificiteit is te laag voor vroege LD diagnose, en ze kunnen geen actieve van een oude infectie onderscheiden in ernstige late ziektestadia zoals Lyme arthritis (LA). In tegenstelling tot Borrelia-specifieke antilichamen blijkt dat T-cellen sneller en consistenter gerekruteerd worden in LD. Bovendien spelen verschillende T cel subsets een sleutelrol in het verdere ziekteverloop en de ontwikkeling van auto-immuun gedreven vormen van LA. Met dit FWO-SB-project zullen we het potentieel van deze T-cellen als alternatieve diagnosestrategie onderzoeken. Voortbouwend op de recente ontwikkelingen in single-cell immuunprofilering zal dit project een nieuwe methodologie waarin het T-cel-fenotype en zijn specificiteit geïntegreerd worden. Zo kunnen we het immuunsysteem gedetailleerd in kaart brengen bij patiënten met acute en autoimmuun-gedreven Lyme, en deze contextualiseren in een vergelijkende analyse met verscheidene verschillende vormen van chronische auto-immuun arthritis. Deze methodologie stelt ons in staat om deze complexe data te distilleren to klinisch relevante inzichten en zeer specifieke biomerkers. Dit is een cruciale stap in het inlossen van de diagnostische nood bij Lyme, en in het ontrafelen van de ongrijpbare pathogenese van auto-immuun-gedreven LA." "Nieuwe Diagnostiek door Methylatie Profilering van Celvrij DNA" "Bernard Thienpont" "Departement Menselijke Erfelijkheid" "Celvrij DNA (cfDNA) wordt steeds vaker gebruikt om ziekten op tesporen en te karakteriseren. Onlangs hebben methodologischevorderingen om cfDNA-methylatie te analyseren, en de detectie vancfDNA in andere lichaamsvloeistoffen dan plasma, het spectrum vanaandoeningen uitgebreid waar cfDNA toepasbaar is.In een pilootstudie toonden we aan dat cfDNA-methylatie kanvoorspellen welke zwangerschappen pre-eclampsie zullenontwikkelen, een veel voorkomende oorzaak van peripartalemortaliteit en morbiditeit. Dit is een potentiële game-changer in deprenatale zorg, aangezien nauwkeurige vroege voorspellingeffectieve profylactische behandeling mogelijk maakt. We stellenvoor om 1.) de studie uit te breiden van mono- naar multicentrisch,teneinde betere voorspellingsmodellen te bouwen, 2.) een zeergericht cfDNA-methylatie panel te ontwikkelen op basis van hetgeoptimaliseerde voorspellingsmodel, en 3.) de prestaties hiervan ineen onafhankelijk patiëntencohort te valideren. Ten slotte willen wede bronnen van deze cfDNA-methylatieveranderingen identificerendoor weefsels te analyseren die kunnen bijdragen aan preeclampsie.Bovendien, voortbouwend op deze succesvolle pilot, stellen we 2nieuwe, onafhankelijke studies voor. Specifiek zullen we cfDNAmethyloomanalysetoepassen op stalen van oogvocht, teneindeoogmelanomen te detecteren, en op urinestalen teneinde IgAnefropathiete diagnosticeren. Beide ziekten hebben dringendbehoefte aan betere, meer toegankelijke diagnosemethode" "Gerichte detectie van nucleïnezuurmutaties voor verbeterde diagnostiek van longkanker in vloeibare biopsieën" "Patrick Wagner" "Fysica van Zachte Materie en Biofysica" "Dit project focuste op het verbeteren van de huidige moleculaire diagnostische benaderingen voor longkanker-gerelateerde mutatiedetectie in vloeibare biopsieën. Vloeibare biopsieën verwijst naar het afnemen en analyseren van biologische vloeistoffen—meestal bloed—en biedt mogelijkheden voor screening, diagnose, voorspelling en monitoring van de respons op een behandeling. De huidige assays op basis van circulerend tumor-DNA (DNA dat door tumorcellen in het bloed vrijkomt) lijden echter aan gevoeligheidsproblemen vanwege het lage percentage van tumor-afgeleid DNA. Bovendien zijn ze afhankelijk van technieken die duur en traag zijn en waarvoor hoogopgeleid personeel vereist is voor data-analyse. Hier werden er twee benaderingen onderzocht.Eerst werd het effect van depletie van wild-type sequenties op de gevoeligheid van mutatiedetectie met behulp van op hybridisatie-gebaseerde methoden getest. De limiet van mutatiedetectie met werd met ongeveer één grootteorde verlaagd. Dit werd geverifieerd met behulp van longkankerpatiëntstalen en gebenchmarkt. Een haalbaarheidstest toonde de overdraagbaarheid naar een elektrochemische sensor aan.Ten tweede werd onderzocht hoe extracellulaire vesikels—kleine structuren die uitgescheiden worden door cellen en ook in het bloed terecht komen—kunnen bijdragen aan een verhoogde gevoeligheid. Met behulp van een longkankercellijn en bloedplasma-achtergrond werd de verrijking van vesikels vergeleken met de standaard workflow voor mutatiedetectie. Deze verrijking van vesikels, voorafgaand aan cel-vrije DNA-extractie, leidde tot significant hogere mutante allelfrequenties.Hybridisatie-gebaseerde methoden zijn niet afhankelijk van het toevoegen van labels en kunnen worden geoptimaliseerd om bij kamertemperatuur te werken. Daarom geloven we dat de combinatie van onze depletiebenadering en een elektrochemische uitlezing een sensor kan samenstellen die goedkoper en eenvoudiger is dan de huidige vloeibare biopsie-analysetechnieken. Het toevoegen van een vesikel-verrijkingsstap aan moleculaire diagnostische workflows kan bijdragen aan de gevoeligheid van huidige analyses. Aangezien extracellulaire vesikels in zeer vroege stadia van kanker verschijnen, kan hun gebruik interessant zijn voor screeningsprocessen." "ENERGISE project: nExt-geNEration snelle fenotypische bacteRioloGIsche diagnoStiek voor afgElegen gebieden en lage inkomenslanden" "Yanlu Li" "Vakgroep Informatietechnologie, Institute of Tropical Medicine Antwerp, McGill University Health Centre" "Antimicrobiële resistentie (AMR) is een zeer belangrijke bedreiging voor de globale volksgezondheid, voornamelijk in lage inkomenslanden, zoals sub-Saharisch Afrika. Helaas wordt hier de diagnose van bacteriële infecties en de preventie van AMR belemmerd door een gebrek aan geschikte diagnostiek, zoals bloedculturen. De huidige methodes hiervoor zijn bijzonder complex om toe te passen op deze plaatsen. Daarom hebben onderzoekers van het Instituut voor Tropische Geneeskunde en de Universiteit Gent een eenvoudig en betaalbaar apparaat ontwikkeld, de turbidimeter. Het detecteert bacteriegroei in bloedculturen en voorlopige bevindingen suggereren dat het de oorzakelijke bacterie kan identificeren. Daarnaast heeft de McGill University het microfluïdisch platform QolorPhAST ontwikkeld, waarmee snel de antibioticagevoeligheid van bacteriën kan worden bepaald. Het ENERGISE-project heeft tot doel deze technologieën te ontwikkelen en te combineren tot een krachtig en modulair bacteriologisch systeem. Dit systeem zal de detectie en identificatie van bacteriën uit bloedkweken mogelijk maken en snelle antimicrobiële gevoeligheidstesten rechtstreeks op de gegroeide bloedkweken kunnen doen. Hiermee zullen de opties voor diagnostiek drastisch verbeteren in lage-inkomenslanden en afgelegen gebieden met weinig middelen, waar AMR een Bilateral Scientific Cooperation Québec (FRQ) 2 / 107 Applicant: Jan Jacobs | Application number: G0AEK24N | Submitted: 31/05/2023 9:25:41 +02:00 Table Of Contents hedendaagse noodsituatie is. Deze vooruitgang zal een cruciaal obstakel voor de identificatie van infecties en de selectie van geschikte behandelingen overbruggen." "Europees onderzoeksnetwerk gericht op het verbeteren van de diagnostiek en de behandeling van aangeboren glycosylatie defecten." "Gert Matthijs" "Departement Menselijke Erfelijkheid" "Door de vorming van een Europees netwerk en de uitwisseling van verschillende onderzoeksvisies en standpunten over werkwijzen proberen we op een efiicientere manier te komen tot het verbeteren van de diagnostiek en de behandeling van aangeboren glycosylatie defecten." "Volgende generatie diagnostiek en gevoeligheidstesten bij biofilm-gerelateerde prothetische gewrichtsinfecties op basis van een beter begrip van biofilmbiologie – een innovatieve translationele benadering" "Tom Coenye" "Vakgroep Diagnostische Wetenschappen, Vakgroep Structuur en Herstel van de Mens, Vakgroep Farmaceutische Analyse, KU Leuven" "Er is groeiend bewijs dat bacteriën biofilmaggregaten vormen in synoviaal vocht (SF) en oppervlak-geassociëerde biofilms op prothesen. Als we deze biofilms willen bestuderen in de context van prothetische gewrichtsinfecties (PJI), hebben we betere in vitro modellen nodig. We hebben ook betere tools nodig om relevante pathogenen uit PJI-monsters te detecteren en te isoleren, evenals nieuwe benaderingen om het klinische succes van een antimicrobiële behandeling beter te voorspellen. We toonden reeds aan dat het mogelijk is om een synthetisch synoviaal vochtmodel (SSF) te ontwikkelen dat de vorming van biofilmaggregaten door PJI-pathogenen ondersteunt en we hebben ook aangetoond dat op biofilm gebaseerde gevoeligheidstesten mogelijk zijn. In het huidige voorstel willen we voortbouwen op deze preliminaire data om een beter begrip van PJI-biofilms te verkrijgen en deze bevindingen te vertalen naar innovatieve en klinisch toepasbare benaderingen voor de diagnose van PJI en gevoeligheidstesten. Onze specifieke doelstellingen zijn de volgende: -Ontwikkeling en validatie van een in vitro SSF-biofilmmodel dat ons fundamentele begrip van PJI-biofilms zal vergroten en in de klinische praktijk kan worden toegepast; -Ontwikkeling van op SSF gebaseerde protocollen voor isolatie- en gevoeligheidstests; en -Identificatie van de meest kostenefficiënte workflow voor bemonstering en diagnose van PJI in de context van een klinisch microbiologie laboratorium." "Volgende generatie diagnostiek en gevoeligheidstesten bij biofilm-gerelateerde prothetische gewrichtsinfecties op basis van een beter begrip van biofilmbiologie – een innovatieve translationele benadering" "Hans Steenackers" "Microbiële en Plantengenetica (CMPG), Universiteit Gent" "Ondanks de strenge regelgeving rond voedselveiligheid blijven voedselinfecties een significant probleem voor de wereldgezondheid met grote economische gevolgen. De voornaamste oorzaak van voedselgerelateerde uitbraken is Salmonella. Wij verwachten dat de publiek beschikbare exopolymere substanties (EPS) van de biofilm matrix geproduceerd door deze pathogeen, een belangrijke rol spelen bij de kolonisatie en invasie van de darm. Deze EPS vormen daarom mogelijks een nieuw en evolutionair robuust antimicrobieel doelwit. Deze hypothese is gebaseerd op preliminair onderzoek in ons labo dat wees op verminderde kolonisatie in de dunne darm, lever en milt bij EPS mutanten in een muismodel. Het doel van dit project is daarom om het belang van Salmonella EPS aan te tonen voor (i) darm kolonisatie (ii) het uitlokken van een immuunrespons, en (iii) het voorzien van tolerantie tegen de immuunrespons, (iv) de competitie met het darm-microbioom en (v) antibiotica. Daarna worden infectie- en evolutie-experimenten in muizen en varkens uitgevoerd om het in vitro bewijs van de evolutionaire robuustheid van deze nieuwe antimicrobiële strategie tegen resistentie ook in vivo te valideren. Deze proof-of-concept van evolutie-bestendige geneesmiddelen die inwerken op publiek microbieel gedrag kan leiden tot een doorbraak in de zoektocht naar nieuwe antimicrobiële strategieën." "Een zebravis platform voor genetische en chemische screening voor een betere diagnostiek, risico inschatting en behandeling van de cardiovasculaire manifestaties van Marfan syndroom." "Julie De Backer" "Vakgroep Biomoleculaire Geneeskunde, Vakgroep Inwendige ziekten en Pediatrie" "Marfan-syndroom (MFS) is een zeldzame ziekte die wordt veroorzaakt door defecten in het fibrilline-1 gen (FBN1). Meerdere orgaansystemen zijn typisch aangetast. De cardiovasculaire manifestaties hebben een negatieve impact op de levensverwachting aangezien de aandoening gepaard gaat met een risico op progressieve verwijding van de aorta die kan leiden tot levensbedreigende scheuren in de vaatwand. Momenteel bestaat er geen genezing voor MFS, en kan men hooguit hett proces afremmen. Om de diagnose te bevestigen, worden vaak genetische testing uitgevoerd. Dit toont evenwel soms FBN1 varianten waarvan niet zeker is of ze gerelateerd zijn aan MFS. We hebben onlangs een zebravismodel ontwikkeld met een fibrillinedefect, dat al in de embryofase cardiovasculaire kenmerken van MFS vertoont. We willen dit model gebruiken om de biologische ziektemechanismen te onderzoeken. Een ander belangrijk doel is het testen van het effect van duizenden chemische verbindingen, een aanpak die haalbaar is in dit veelzijdige model. Via deze onbevooroordeelde screening verwachten we nieuwe kandidaat-geneesmiddelen te vinden, wat niet kan met behulp van klassiek mechanisme-gebaseerd onderzoek. Tenslotte willen we nagaan of de functionele effecten van humaan FBN1 in de zebravis kunnen onderzocht worden. Dit zou ons toelaten om op een efficiënte manier de effecten van onduidelijke FBN1-varianten in vivo te testen op hun pathogeniciteit, wat het klinisch management voor patiënten kan bijsturen."