Titel Promotor Affiliaties "Korte inhoud" "Zwammen gemeenschapsanalyse van Fagus dood hout gelinkt met boom verjonging door ectomycorrhiza" "Annemieke Verbeken" Biologie "Het Zoniënwoud vormt één van de weinige voorbeelden van oud halfnatuurlijk Atlantisch laagland beukenbos, en is UNESCO-werelderfgoed. In dergelijk oud bos komen grote hoeveelheden dood hout voor. Dat is essentieel voor het functioneren van het ecosysteem en het overleven van een grote diversiteit aan soorten. Vooral zwammengemeenschappen op dood hout zijn erg divers en vervullen een sleutelrol binnen het ecosysteem. In 2001 werden de zwammen op rottende beukenstammen in het Zoniënwoud geïnventariseerd. Dit als deel van het Europese NAT-MAN project, het eerste grootschalig internationaal onderzoek dat paddenstoelengemeenschappen op dood hout onderzocht. Doel van het huidige project is om deze dataset te combineren met enerzijds herinventarisaties en anderzijds bestaande datasets over de eigenschappen van het dood hout en ectomycorrhiza fungi. We zullen de ontwikkeling en successie van de zwammengemeenschappen tijdens het afbraakproces onderzoeken op een subset van exact dezelfde stammen. Daarnaast zullen we een potentiële verschuiving in de gemeenschap evalueren door representatieve stammen te vergelijken over de twee periodes. Verder breiden we de inventarisaties uit naar fijn dood hout en wordt deze klassieke methode aangevuld met metabarcoding. Binnen deze context zullen we extra aandacht geven aan de ectomycorrhiza die voorkomen in de late stadia van hout ontbinding en hun mogelijke link met de ectomycorrhiza die essentieel zijn bij de natuurlijke verjonging van beuk." "Dood door contact: stressrespons veroorzaakt door een lectine-achtig bacteriotoxine" "Maarten Ghequire" "Microbiële en Plantengenetica (CMPG)" "Bacteriocines van Gram-negatieve bacteriën werken gewoonlijk door de celomhulling te verstoren of door nucleïnezuren af te snijden, terwijl deze nieuwe groep van antibacteriële middelen targetcellen lijkt te doden door een dodelijke stressreactie op het cellulaire oppervlak te initiëren. In dit project willen we duidelijk maken hoe dit nieuwe bacteriotoxine hierin slaagt." "Kankercellen ter dood veroordelen door oncolytische virotherapie en modulatie van het immuuncontrolepunt TIGIT" "Nick Devoogdt, Katty Zeven" "Ondersteunende Klinische wetenschappen" "Kanker immuuntherapie is in de afgelopen tien jaar enorm ontwikkeld. Blokkering van immuuncontrolepunten zoals PD-1/PD-L1 en CTLA-4 met monoklonale antilichamen hebben significante klinisiche impact in diverse kankertypes. Ondanks veelbelovende klinische resultaten in bepaalde patiënten groepen, reageren een groot aantal patiënten niet op deze therapie. Daarom worden nieuwe immuuncontrolepunten zoals LAG-3, TIGIT en combinatietherapieën bestudeerd. Het moduleren van tumoren tot een auto-vaccin wordt onderzocht om immuuncontrolepunt therapie te versterken. In deze context zijn oncolytische virussen (OVs) veelbelovend vanwege hun vermogen om tumorspecifieke lyse te induceren, gevaarsignalen en tumorantigenen vrij te stellen en zo het immuunsysteem te activeren. We stellen voor om het effect van reeds bestaande combinatie therapiën van OV en ICI te verbeteren met focus op nanobody (Nb) gemedieerde blokkade van het nieuwe immuncontrolepunt TIGIT. Bovendien zullen we een platform uitbouwen dat OVs nabootst door lentivirale vectoren te ontwerpen die specifiek kankercellen infecteren, doden en in situ aanmaak van TIGIT blokkerende nanobodies (Nbs) bewerkstelligen. Om de immuunrespons van de behandeling niet-invasief te volgen en gepersonaliseerde behandeling te bereiken, zullen we ook een nieuwe diagnostische anti-TIGIT Nb radiotracer ontwikkelen. Bij succes kunnen anti-TIGIT Nbs in combinatie met virotherapie de manier waarop kanker wordt behandeld aanzienlijk verbeteren." "Herorganiseren van de zorg rond het levenseinde voor patiënten met een aangeboren hartaandoening door trajecten naar de dood te identificeren en de curatieve en palliatieve zorg in het laatste jaar van het leven te evalueren" "Philip Moons" "Schoolpsychologie en Ontwikkeling in Context (OE), Academisch Centrum voor Verpleeg- en Vroedkunde" "De uitgaven voor gezondheidszorg zijn nog nooit zo hoog geweest en er wordt verwacht dat deze uitgaven zullen blijven stijgen wereldwijd. Een oplossing om kosten in de gezondheidszorg te beperken is het verminderen van vermijdbaar zorggebruik, hetgeen zorggebruik is dat vermeden had kunnen worden door een goede preventie, voorzorgsmaatregelen of tijdige doorverwijzing. Om een goed begrip te krijgen op dit concept is een gedetailleerd overzicht van de factoren die bijdragen tot verschillen in zorggebruik en uitkomsten noodzakelijk. Het meest gebruikte theoretische model om zorggebruik in kaart te brengen is het gedragsmodel van Andersen, dat in 1968 is ontwikkeld. Dit model is de afgelopen 50 jaar verschillende keren gewijzigd en uitgebreid, als gevolg van grondig onderzoek naar de concepten en relaties van het model.Het model includeert een hele resem van factoren. De verbanden tussen deze factoren zijn echter nog niet allemaal goed onderzocht. Ten eerste is de invloed van de identiteit van de persoon op het zorggebruik nog onduidelijk. Het concept ""ziekte-identiteit"", de mate waarin de ziekte is geïntegreerd in de identiteit, werd nog niet onderzocht in verband met het zorggebruik. Aangezien deze variabele wel al klinisch relevant bleek bij patiënten met een chronische aandoening, zou ziekte-identiteit een sleutelrol kunnen spelen bij het verklaren van het zorggebruik. Ten tweede geeft het model van Andersen aan dat gezondheidszorgsysteemkenmerken een faciliterende factor zijn dat het zorggebruik en de door de patiënt-gerapporteerde uitkomsten, zoals kwaliteit van leven of zelf-gerapporteerde gezondheid, beïnvloeden. Bij internationale vergelijkingen van het gezondheidszorgsysteem wordt echter nog niet veel aandacht besteed aan deze uitkomstmaten. Het precieze verband tussen de kenmerken van de gezondheidszorgsystemen en de patiënt-gerapporteerde uitkomsten is dus nog onduidelijk. Ten derde is er voor sommige chronische patiëntenpopulaties nog maar zeer weinig onderzoek gedaan naar het zorggebruik in de terminale fase van het leven en naar palliatief zorggebruik.Er is dus behoefte aan een uitgebreid onderzoek naar de verbanden tussen ziekte-identiteit, kenmerken van het gezondheidszorgsysteem, palliatieve zorg, zorggebruik (aan het einde van het leven) en patiënt-gerapporteerde uitkomsten. Als voorbeeldpopulatie om deze verbanden te onderzoeken selecteerden we volwassenen met aangeboren hartafwijkingen. Dit is een heterogene populatie met een hoog gezondheidszorggebruik.Het doel van dit doctoraatsproject was dus om (voorspellers van) zorggebruik en patiënt-gerapporteerde uitkomsten bij volwassenen met een aangeboren hartafwijking te onderzoeken, aan de hand van het gedragsmodel van Andersen.In Deel 1 van dit doctoraatstraject hebben we de voorspellende waarde van ziekte-identiteit voor het zorggebruik en de patiënt-gerapporteerde uitkomsten onderzocht. Wij stelden vast dat ziekte-identiteit samenhangt met het zorggebruik en met uitkomsten. Meer in detail vonden we dat patiënten die hun aandoening niet goed integreerden in hun identiteit (d.w.z. overweldiging of rejectie), meer ziekenhuisopnames, bezoeken aan de huisarts en medisch specialist en een minder goede gezondheidstoestand, kwaliteit van leven en meer depressie of angst rapporteerden. Patiënten die daarentegen hun ziekte wel goed integreerden in hun identiteit (d.w.z. acceptatie) rapporteerden net minder zorggebruik en betere uitkomsten.In Deel 2 werd het verband onderzocht tussen gezondheidszorg-systeemkenmerken en patiënt-gerapporteerde uitkomsten bij volwassenen met een aangeboren hartaandoening. Wij stelden vast dat kenmerken van het gezondheidszorgsysteem inderdaad geassocieerd waren met deze uitkomsten. Meer bepaald werd de mate waarin iemand ongezond gedrag stelde en de fysieke gezondheid in verband gebracht met hoe goed het gezondheidszorgsysteem functioneerde op bepaalde domeinen. Ook vonden we dat een groter aantal artsen zou kunnen zorgen voor een betere fysieke en mentale gezondheid en levenskwaliteit. Daarnaast bleek ook dat meer verpleegkundigen zouden kunnen zorgen voor een betere fysieke en psychologische gezondheid en minder ongezond gedrag.Deel 3 van dit doctoraatsproject betreft de ontwikkeling van een groot internationaal onderzoeksproject met betrekking tot patiënt-gerapporteerde uitkomsten bij volwassenen met een aangeboren hartaandoening. De data van dit project werden gebruikt in Deel 4.In Deel 4 hebben wij de palliatieve en levenseindezorg voor volwassenen met een aangeboren hartaandoening bestudeerd. Wereldwijd gaf 45% van de deelnemers aan niet met hun arts te hebben gesproken over hoe hun gezondheid zal zijn in de toekomst en slechts 9% had genoteerd welke zorgen zij zouden willen krijgen aan het levenseinde. Ook bleek het zorggebruik aan het levenseinde relatief intensief en potentieel vermijdbaar, met slechts beperkte aandacht voor palliatieve zorgen. Meer in detail, in het laatste levensjaar had 87% van de patiënten een ziekenhuisopname, 78% contact met de spoedeisende hulp en 19% een opname op intensieve zorgen. Gespecialiseerde palliatieve zorg werd slechts verleend aan 17% van de patiënten, en aan slechts 4% van de patiënten die overleden omwille van een cardiovasculaire oorzaak.Concluderend heeft dit doctoraatsproject bijgedragen aan de kennis over (voorspellers van) zorggebruik en patiënt-gerapporteerde uitkomsten van volwassenen met een aangeboren hartaandoening. Ziekte-identiteit bleek gerelateerd te zijn aan zorggebruik en uitkomsten. Bovendien werden verbanden gevonden tussen kenmerken van het gezondheidszorgsysteem en uitkomsten. Verder zijn er redelijke aanwijzingen dat de levenseinde- en palliatieve zorg voor volwassenen met aangeboren hartaandoeningen geoptimaliseerd kan worden. Er is meer onderzoek nodig dat duidelijkheid kan brengen over de richting van de verbanden en over de mate waarin de resultaten beschreven in dit proefschrift ook van toepassing zijn voor andere chronische patiëntenpopulaties." "De morele politiek van gewelddadige dood in noordoost India" "Bert Suykens" "Vakgroep Conflict- en Ontwikkelingsstudies" "Dit project wil begrijpen hoe rebellengroepen en samenlevingen omgaan met gewelddadige dood als onderdeel van burgerlijke strijd. Terwijl deze sterfgevallen vaak worden omgezet in statistieken, bijvoorbeeld om de intensiteit van een conflict of het succes van (tegen) insurgency, wil dit project t begrijpen wat type morele politiek komt voort uit gewelddadige dood. Centraal is het klassieke onderscheid tussen de body natural (de koning) en body politic (de koning), wat een belangrijk kenmerk van de Tudorian was begrip van koningschap en dat uitgebreid is besproken in het klassieke werk van Kantorowicz (1957): De twee lichamen van de koning. Er wordt verondersteld dat morele politiek voortkomt uit de spanning tussen het lichaam natuurlijk en het lichaam politiek van degenen die zijn gedood als onderdeel van een burgeroorlog. De handeling die potentieel transformeert een (levend) lichaam natuurlijk tot een (dode) lichaamspolitiek is de kern van betekenisgeving in deze context. Bovendien, voor de betrokken samenlevingen, en met name voor de gezinnen en (verlengde) familie van de overledene, deze spanning tussen het verlies van verwanten (als een natuurlijk lichaam) door geweld en de mogelijke politieke inhoud van deze moord brengen ook een morele spanning met zich mee, waarbij de onderscheid tussen private en publieke moraliteit van de dood wordt saillant. Het onderzoeksproject zal probeer de morele politiek van gewelddadige dood en de spanningen rond een einde beter te begrijpen vergelijkende studie van gewelddadige dood in twee rebellengroepen (NDFB en ULFA) in Assam in Noordoost India." "Het bestuderen van de impact van geprogrammeerde kanker cel dood op type I interferon gebaseerde immunotherapie" "Abhishek Garg" "Laboratorium voor Celstress & Immuniteit" "Type I Interferon (IFN) cytokines, zoals IFNα/β, zijn krachtige defensieve factoren geproduceerd door ons immuunsysteem om infecties te stoppen. Vanwege hun brede immunologische werking heeft IFNα/β ook een cruciale rol in steriele inflammatoire ziekten zoals kanker. Type I IFNs hebben diverse antikanker eigenschappen en kunnen tumorregressie veroorzaken. Deze antikanker effecten zijn de rede voor het prioriteren van immuuntherapie bestaande uit, of deels geïnduceerde, IFNα/β. Echter, IFNα/β therapie had teleurstellende resultaten in de kliniek; maar, de verantwoordelijke mechanismes voor dit resultaat, naast de dosisafhankelijke toxiciteit, zijn nog onduidelijk. Wij geloven dat geprogrammeerde celdood van kankercellen een dergelijk mechanisme is. Een interacties tussen Type I IFNs en celdood is aannemelijk, omdat IFNα/β in de klinische setting celdood direct kan induceren of word gecombineerd met andere celdood inductoren. Ondanks de waarschijnlijkheid van interactie, is er weinig kennis over de directe effecten van necroptose & apoptose, de twee meest voorkomende geprogrammeerde kanker celdood mechanismes, op Type I IFNs. Wij vermoeden dat necroptose & apoptose in kankercellen direct de IFNα/β niveaus kan moduleren zodat, afhankelijk van behoud of verval, de potentie van IFNα/β-gedreven immuniteit wordt beïnvloed. In dit project beogen we de impact van apoptotische & necroptotise kankercellen op IFNα/β en de invloed van deze interactie op antikanker immuniteit te begrijpen." "No rest for the wicked: Dood, de zintuigen en emotie tijdens de Tachtigjarige Oorlog" "Violet Soen" "Onderzoeksgroep Nieuwe Tijd, Leuven" "Door ziekte, oorlog en religieus geweld was de dood alomtegenwoordig in de zestiende- en zeventiende-eeuwse Nederlanden. Tegelijkertijd verdeelde de Reformatie katholieken en protestanten fundamenteel wat betrof theologische begrippen van dood, het hiernamaals en het Laatste Oordeel. Historische studies van theologische traktaten en liturgische teksten in het Heilig Roomse Rijk hebben gedocumenteerd hoe katholieke, Lutherse en Calvinistische clerici uiteenlopende liturgische en emotionele scripts voor de omgang met de dood vormden. Toch blijft het een open vraag of collectieve emotionele en zintuiglijke doodservaringen ook bijdroegen tot de vorming van confessionele gemeenschappen en collectieve identiteiten. Door het nieuwe onderzoeksveld van 'zintuiglijke geschiedenis' te betrekken in onderzoek naar vroegmoderne emoties, zal dit project nagaan in welke mate collectieve omgangen met dood en verlies (te wijten aan natuurlijke en menselijke oorzaken) de vorming en radicalisering van religieuze gemeenschappen bevorderden. Aan de hand van een uitgebreid corpus van enerzijds geschreven en gedrukte narratieve bronnen en anderzijds archiefbronnen uit drie steden verspreid over de Lage Landen, wil dit project aantonen dat de emotionele en zintuiglijke ervaring van de dood een formatief onderdeel van de Nederlandse Opstand werd, alsook van patronen van confessionalisering en religieuze co-existentie in de Tachtigjarige Oorlog.  " "Cantoren en katafalken: muziek en de dood, ca. 1300 - ca. 1530" "David Burn" "Alamire Foundation, Onderzoeksgroep Musicologie KU Leuven" "De universaliteit van de dood maakte de mens bijzonder gevoelig voor de ontwikkeling van rituele culturen. Een ontluikend inter- en transdisciplinair veld, dat van de doodsstudie of thanatologie, heeft zich de laatste jaren ontwikkeld om deze rituele praktijken in verschillende periodes en contexten te onderzoeken en te begrijpen. Hoewel muziek een belangrijke rol speelt in deze rituelen, heeft ze in de regel niet de aandacht gekregen die het verdient op het gebied van de doodsstudie. Het huidige project wil deze belangrijke wetenschappelijke leemte opvullen door muziek en de doodscultuur te onderzoeken vanuit verschillende perspectieven in de laatmiddeleeuwse en vroegmoderne periode (c.1300-c.1530).De rol van de muziek in de sterfelijkheid zal worden onderzocht in drie complementaire gebieden van het laatmiddeleeuwse en vroegmoderne leven: de individuele, de parochiale gemeenschappen en de instellingen die een regel volgen. Elk van deze gebieden zal worden bestudeerd in twee geografische gebieden: de Lage Landen en Duitsland. Daarbij wil het project de diversiteit van de muzikale praktijken met betrekking tot het sterven op verschillende sociale niveaus begrijpen, en begrijpen hoe de muzikale praktijken zich verhouden tot andere, niet-muzikale praktijken met betrekking tot de dood en het sterven, of deze aanvullen of versterken. Het project wil uiteindelijk een brug slaan tussen de huidige gescheiden gebieden door muziek te introduceren in lopende vertogen in doodsstudies en door inzichten uit doodsstudies te putten in de studie van muziek." "Levenstijd. Fenomenologische analyses van dood en menselijke sterfte opnieuw onderzoeken met Max Scheler en Edmund Husserl" "Stefano Micali" "Husserl-Archief: Centrum voor Fenomenologie en Continentale Wijsbegeerte (OE)" "Fenomenologen hebben meer dan een eeuw over dood en menselijke eindigheid gedebatteerd. De verscheidenheid aan bijdragen is echter nauwelijks bekend, grotendeels als gevolg van de dominantie van Heideggers analyse van de dood in Sein und Zeit (1927). In de afgelopen jaren hebben de discussies over de Black Notebooks van Heidegger de noodzaak versterkt om belangrijke ideeën van zijn denken, zoals zijn thanatologie, opnieuw kritisch te beoordelen. Dit project is gericht op het herstellen van twee van de belangrijkste alternatieve weergaven die zijn genegeerd, voornamelijk als gevolg van late versies, vertalingen en publicaties. Het is in het bijzonder bedoeld om aan te tonen hoe Schelers geschriften van 1911-1928 en Husserl's manuscripten over het onderwerp tijdens de vroege jaren 1930, middelen verschaffen voor een geheel andere fenomenologische conceptie van de dood die niet alleen de debatten die moesten volgen, maar die al had achtergelaten, achterliet. Op deze manier tracht dit project de algemene misvatting te corrigeren dat de analyse van Heidegger niet alleen de enige oorsprong van dit debat is, maar ook de enige benadering die in staat is om de dood aan te pakken als een filosofisch probleem. Door Husserl's en Scheler's 'nieuwe' materiaal te introduceren herinterpreteert dit project het fenomenologische discours over de dood dat verder reikt dan het huidige paradigma naar verschijnselen van geboorte, ouderdom en transgenerationele relaties." "S.O.S. Antwerpen. Binnenstedelijke ongelijkheden voor de dood in de havenstad Antwerpen, 1820-1939." "Isabelle Devos" "Vakgroep Geschiedenis, Universiteit Antwerpen" "De levensverwachting in de westerse landen is de voorbije twee eeuwen enorm gestegen. De stijging ging gepaard met een verandering in het doodsoorzakenpatroon waarbij zogenaamde degeneratieve ziekten (hart- en vaatziekten, kanker) geleidelijk de plaats innamen van infectieziekten (cholera, tbc, enz.). De timing van deze epidemiologische transitie is bekend, maar we weten nog niet hoe de transitie gebeurde, en wie er het eerst en het meest van profiteerde. Welke sociale groepen en welke plaatsen waren het kwetsbaarst, en voor welke doodsoorzaken gold dat? Dankzij het unieke doodsoorzakenregister van de stad Antwerpen, bijeengebracht via een groot burgerwetenschapsproject (www.sosantwerpen.be) is het mogelijk om onderzoek te doen naar de sociale en ruimtelijke ongelijkheden in oorzaakspecifieke sterfte tijdens de negentiende en vroege twintigste eeuw. Op basis van diverse methoden en GIStorical Antwerp kunnen we achterhalen in welke mate leeftijd, geslacht, beroep en herkomst, een rol speelden bij oorzaakspecifieke sterfte, en welke factoren de verschillen verklaren. Als de grootste Belgische stad destijds gekenmerkt door hoge mobiliteit en ingrijpende socio-economische veranderingen, vormt Antwerpen een uniek laboratorium om ongelijkheden in sterfte te bestuderen. Havensteden waren bovendien belangrijk voor de verspreiding van infectieziekten. De huidige uitbraak van het coronavirus toont de noodzaak van een dieptestudie naar ongelijkheden in sterfte in het verleden."