Titel Affiliaties "Korte inhoud" "RESTORE: herstel van abnormale splicing in genen betrokken bij erfelijke blindheid RESTORE: herstel van abnormale splicing in genen betrokken bij erfelijke blindheid" "Vakgroep Biomoleculaire Geneeskunde, Vakgroep Pediatrie en genetica" "Doelstelling van dit project is de ontwikkeling van antisense oligonucleotide therapie voor het herstel van splice defecten in de ziekte van Stargardt (veroorzaakt door ABCA4 mutaties) en het Usher syndroom (veroorzaakt door USH2A mutaties). Dit voor diep intronische mutaties die leiden tot de inclusie van een pseudo-exon en niet-canonikale splice-site mutaties die leiden tot de activatie van een cryptische splice-site. Bijkomend zullen diep-intronische mutaties geïdentificeerd worden in patienten met mono-allelische mutaties in ABCA4 en USH2A." "Van gen tot aortadissectie - Gedetailleerde studie van de etiopathogenese en cardiovasculaire kenmerken van erfelijk bepaalde thoracale aorta aneurysmata en dissecties" "Julie De Backer" "Vakgroep Biomoleculaire Geneeskunde, Vakgroep Inwendige ziekten" "Aorta aneurysmata gaan gepaard met een belangrijke mortaliteit en morbiditeit. Studie van erfelijke vormen van aorta aneurysmata laat ons toe een beter inzicht te verkrijgen in de onderliggende pathogenese van deze aandoening en van daaruit eventueel de behandeling te optimaliseren. Met dit project wensen wij te zoeken naar nieuwe genen en een beter inzicht te verwerven in de moleculaire pathways van aneurysmavorming." "Genetica in het alledaagse leven. Een kwalitatieve studie van individuen met een risico op erfelijke borst- en eierstokkanker (BRCA) en de ziekte van Huntington (HD) over angsten voor genetische discriminatie" "Ine Van Hoyweghen" "Centrum voor Sociologisch Onderzoek (OE)" "De laatste decennia rijzen, in het verlengde van toenemende inzichten in genetische aandoeningen, vragen en bezorgdheden omtrent de ethische en sociale implicaties (ELSI) van genetica. Zo zou beter inzicht in genetica leiden tot nieuwe vormen van stigmatisering en discriminatie, ook wel genetische discriminatie genoemd. Een voorbeeld hiervan is dat een persoon met een verhoogd risico op een bepaalde ziekte geen levensverzekering kan afsluiten. Om bezorgdheden over genetische discriminatie te verminderen, implementeerde heel wat Westerse landen in de jaren ‘90 al regelgeving. Het doel was om het gebruik van genetische informatie te reguleren voornamelijk in de arbeidscontext en op het gebied van verzekeringen. België introduceerde, als één van de eerste landen, regelgeving die het gebruik van genetische informatie in verzekeringen verbiedt (1992). In België bestaat ook een algemene Antidiscriminatiewet (2007), die onder andere discriminatie op grond van genetische informatie verbiedt.            Ondanks het bestaan van de regelgeving, toont mijn literatuuronderzoek aan dat mensen nog steeds bang zijn voor genetische discriminatie. De redenen voor bezorgdheden over genetische discriminatie zijn nog onduidelijk. Bovendien is het ook onduidelijk hoe individuen omgaan met deze bezorgdheden. Om hier beter mee om te kunnen gaan, is het cruciaal om onze kennis daarover te vergroten.Het doel van dit PhD-onderzoek is daarom drieledig. In een eerste fase bestudeer ik of mensen bezorgd zijn om genetische discriminatie. Als dat het geval is, onderzoek ik waarom die vrees blijft bestaan ondanks het bestaan van anti-genetische discriminatiewetgeving. Ten derde tracht ik inzicht te verwerven in hoe mensen omgaan met deze bezorgdheden. Deze doctoraatsthesis toont de resultaten van een analyse van semi-gestructureerde interviews. De interviews zijn afgenomen bij Belgische personen die een verhoogd risico hebben op borst- en ovariumkanker (BRCA) of de ziekte van Huntington. Deze twee genetische ziektes werden geselecteerd omwille van hun variatie op verschillende vlakken: (1) de kans op ziekte als gevolg van een mutatie in het welbepaalde gen; (2) de ernst van de symptomen wanneer men de ziekte krijgt; (3) de mogelijkheid om preventief het risico op ziekte te verkleinen; (4) de mogelijkheid tot behandeling indien men ziek wordt en (5) het maatschappelijk bewustzijn rond de ziekte.Dit PhD onderzoek toont aan dat, ondanks de Belgische regelgeving, deelnemers nog steeds vrezen slachtoffer te worden van genetische discriminatie. Deelnemers van dit onderzoek zijn bezorgd om genetische discriminatie door verzekeringsmaatschappijen, door werkgevers, en in sociale relaties. Sommigen vrezen bijvoorbeeld dat een potentiële levenspartner niet voor hen zou kiezen omdat ze een verhoogd risico hebben om ernstig ziek te worden. Bovendien beperken de bezorgdheden zich niet tot directe discriminatie. De interviews tonen aan dat deelnemers ook bezorgd zijn om subtiele en indirecte discriminatie, zoals anders bekeken worden of minder carrièrekansen krijgen dan personen zonder genetisch risico.Uit interviews met BRCA-deelnemers blijkt dat ze voornamelijk worstelen met dilemma’s en beperkingen verbonden aan het genetisch verantwoordelijk handelen. Dragers van een BRCA-mutatie moeten enerzijds keuzes maken over hun eigen gezondheid, anderzijds moeten ze beslissen of ze familieleden, die mogelijks ook een risico hebben, daarover informeren. Ht vinden van een goed evenwicht tussen de verschillende verantwoordelijkheden en dilemma’s vormt een grote uitdaging.De angsten voor genetische discriminatie van deelnemers met een risico op de ziekte van Huntington zijn over het algemeen groter dan die van de BRCA-deelnemers. De interviews tonen aan dat hun bezorgdheden voor genetische discriminatie ontstaan uit de ervaringen die ze hebben als lid van een familie waarin deze ziekte aanwezig is. Zij waren van jongs af aan getuige van discriminatie en stigmatisering van hun zieke familieleden. Hierdoor zijn ze bezorgd dat zij hiervan ook zelf het slachtoffer kunnen worden. Deelnemers beschreven daarnaast hoe zij omgaan met die bezorgdheden en angsten. Er werden twee manieren waarop ze hun leven trachten te normaliseren geïdentificeerd. Daar waar sommigen vasthouden aan dezelfde geheimhouding die ze bij familieleden zagen, kiezen anderen er expliciet voor om open te zijn over hun genetisch risico. De keuze voor transparantie blijkt echter moeilijker dan gedacht omwille van de blijvende stereotypes en stigmatisering rond genetische ziektes.Dit PhD onderzoek biedt inzicht in wat wij noemen “de menselijkheid van genetica”. Die menselijkheid van genetica wijst op het feit dat we aandacht moeten hebben voor de impact die genetische risico’s hebben op het alledaagse leven van individuen en families. Uit dit doctoraatsonderzoek blijkt dat deelnemers worstelen met de moeilijke keuzes rond genetica, bijvoorbeeld het informeren van familieleden of het feit dat hun kinderen mogelijk dezelfde worstelingen en bezorgdheden moeten doorstaan. Daarnaast moeten ze een evenwicht vinden tussen hun angst voor genetische discriminatie en hun verlangen om open te zijn over hun genetisch risico.De inzichten uit dit doctoraatsonderzoek vragen om de genomen acties, zoals anti-genetische discriminatie wetgeving, te herdenken. Normalisering van genetica in onze samenleving vraagt enerzijds groter algemeen bewustzijn rond genetica en genetische ziektes, anderzijds een groeiend besef dat genetische risicofactoren een grote impact hebben op het leven van individuen en families. Een professionele begeleiding van individuen en families in de omgang met de sociale dimensies van hun genetisch risico is daarin belangrijk. Omdat bezorgdheden, vragen en dilemma’s rond genetica als een rode draad door het leven van deelnemers loopt, is het van belang dat ondersteuning niet beperkt is tot hulp voor en net na een genetische test. Deze begeleiding moet levenslang beschikbaar zijn. De interviews tonen aan dat patiëntenverenigingen een belangrijke rol spelen in het leven van de deelnemers. Patiëntenverenigingen bieden voor velen een veilige omgeving waar bezorgdheden vrijuit besproken kunnen worden met lotgenoten. Aangezien dit onderzoek heeft uitgewezen dat mensen nog steeds bezorgd zijn om genetische discriminatie is het tot slot ook belangrijk om blijvend diepte-onderzoek te doen naar de sociale aspecten van het leven met een genetische ziekte.Op basis van de resultaten van dit onderzoek roep ik op voor duurzame zorg en aandacht voor de personen die leven met een genetisch risico. Er moet erkenning zijn voor én ondersteuning geboden worden bij de inspanningen die deze mensen leveren om genetische kennis een plaats te geven in hun dagelijkse leven." "Toepassing van exoom sequencing voor de identificatie van het genetische defect bij erfelijke bindweefsel aandoeningen" "Medische Genetica (MEDGEN)" "Sinds de voltooiing van het humane genoom project in 2003 en de volledige ontrafeling van de code van het menselijke genoom, is het onderzoek in de medische genetica met rasse schreden vooruitgaan zowel op technologisch vlak als op het vlak van kennis. Een beter inzicht in de structuur en functie van het menselijke genoom heeft geleid tot de ontwikkeling van nieuwe onderzoeksmethodes die snel kunnen toegepast worden in studie van humane aandoeningen. Deze genetische revolutie heeft geleid tot de ontwikkeling van een geïndividualiseerde geneeskunde waarbij genetische informatie gebruikt wordt voor een betere diagnosestelling, behandeling en preventie van ziekten.In het verleden nam de identificatie van ziektegenen heel veel tijd en middelen in beslag en kon vaak enkel gebruik gemaakt worden van grote families met meerdere aangetaste individuen. Door middel van positionele clonering met koppelingsanalyse werden de verantwoordelijke genomische regio's geïdentificeerd binnen de familie. Nadien nam het vaak nog verschillende jaren in beslag om de causale variant (mutatie) in de genomische regio te vinden. Enkel nadat deze mutaties gevonden werden, kon onderzoek starten naar de ziekteveroorzakende mechanismes met als doel nieuwe aanknopingspunten voor behandelingsstrategieën te ontdekken.Over de laatste jaren leidde de ontwikkeling van een nieuwe sequeneringstechnologie tot een drastische daling van de kosten en een significante toename van de analyse snelheid. Met deze ""volgende generatie sequeneringstechnologie"" is het mogelijk geworden om het genoom van één enkel individu te analyseren. In dit project willen we deze technologie gebruiken om met behulp van ""exoom"" sequencing nieuwe genen te identificeren. Met deze toepassing concentreren we ons op het coderende deel van het genoom (het exoom) dat slechts 1% van het gehele humane genoom vertegenwoordigt maar naar schatting wel 85% van alle ziekteveroorzakende mutaties bevat. We willen deze nieuwe krachtige technologie implementeren om het proces van genidentificatie te versnellen zodat we ons onmiddellijk kunnen richten op een beter begrip van de pathogenese en zo de translatie naar de klinische zorg kunnen faciliteren.In de beginfase zullen we deze strategie gebruiken voor de studie van twee groepen aandoeningen waarvoor de promotoren een sterke klinische expertise hebben uitgebouwd, met name aneurysmata en skeletdysplasieën. De analysestrategieën die tijdens dit project geoptimaliseerd worden, kunnen later als een model dienen voor de studie van andere cardiovasculaire aandoeningen (bijvoorbeeld geleidingsstoornissen of cardiomyopathieën) of andere meer frequent voorkomende aandoeningen (zoals osteoarthrose of osteoporose) met complexe genetische basis. Bovendien zullen de bio-informatica toepassingen die tijdens dit project ontwikkeld worden, geëxtrapoleerd kunnen worden naar andere humane aandoening met een genetische basis.Tijdens dit project zijn er drie belangrijke doelstellingen. Ten eerste zullen we klassieke koppelingsanalyses combineren met exoom sequencing ten einde nieuwe ziektegenen te identificeren. Ten tweede, zullen we exoom sequencing toepassen om het moleculair screeningsproces in genetisch heterogene aandoeningen te vergemakkelijken. Dit zal de tijd nodig voor een moleculaire bevestiging van een klinische diagnose drastisch verminderen. Ten derde zullen we exoom sequencing gebruiken om het verantwoordelijke genetische defect op te sporen in sporadische patiënten met aandoeningen waarvoor geen genen bekend zijn of waarvoor de gekende causale genen zijn uitgesloten.Dit project zal de basis vormen voor verder functionele onderzoek met het oog op een beter begrip van de ziekteveroorzakende mechanismen. Daarenboven zal het ook een platform opleveren die andere onderzoekers in de mogelijkheid zullen stellen de genetische basis van andere ziekten te bestuderen." "Een nieuwe CRISPR/Cas9-gebaseerde pijplijn in Xenopus tropicalis om de pathogeniciteit van missense varianten betrokken bij erfelijke blindheid te testen" "Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie" "Inherited retinal diseases (IRD) zijn een belangrijke oorzaak van visusstoornissen of zelfs juridische blindheid. Met een prevalentie van 1/3000 in de algemene populatie vormen IRD een immense belemmering voor veel mensen wereldwijd. De zoektocht naar DNA-varianten die verantwoordelijk zijn voor IRD is enorm geweest succes in de afgelopen 30 jaar. Echter, ons vermogen om de functionele en klinische interpreteren betekenis van individuele varianten, vooral missense varianten, heeft geen gelijke tred gehouden met het gemak waarmee we ze vinden. Het algemene doel van dit project is om de pathogeniciteit van missense varianten van onzeker te beoordelen significantie - de zogenaamde VUS - in twee grote genen, ABCA4 en USH2A, betrokken bij twee frequente subtypen van overgeërfde blindheid. Het functionele effect van geselecteerde VUS zal met middelen worden onderzocht van in vivo ziektemodellering in Xenopus tropicalis, een uitstekend diermodel voor visusstoornissen. Hiertoe zullen we gebruik maken van een innovatieve, geavanceerde genome editing-techniek in Xenopus eicellen. We verwachten dat deze studie inzicht zal verschaffen in de klinische betekenis van het onderzochte VUS, uiteindelijk bijdragen tot een meer precieze moleculaire diagnose bij individuele patiënten met IRD en biedt zelfs therapeutische perspectieven. Ten slotte zal de hier ontwikkelde workflow van meer zijn algemeen gebruik, omdat het van toepassing zal zijn op andere ziektegenen die een tegenhanger hebben in Xenopus." "NXT-EYE: geïntegreerde genomica en transcriptomica voor genidentificatie in erfelijke netvliesaandoeningen" "Erfelijke retinadegeneratie (RD) is verantwoordelijk voor 5% van de blindheid. Genetische studies hebben onderliggende moleculaire defecten in ~ 50% van de personen met RD, waarvan de meeste in het coderende gedeelte van het genoom onthuld. De komst van de next-generation sequencing (NGS) heeft een revolutie teweeggebracht in de genetische landschap. De enorme hoeveelheid gegevens die door NGS belemmert ziekte genidentificatie, die krachtige prioritering strategieën. Bovendien is er een groeiend aantal aanwijzingen dat een belangrijk deel van gendefecten buiten de coderende gebieden bevinden. Deze worden gemist door genomische benaderingen zoals exome sequencing. Om dit te ondervangen, ons project heeft tot doel: (i) Integreer genomics en transcriptomics NGS-gebaseerde benaderingen, om zowel coderende en niet-coderende veranderingen te ontdekken. (Ii) Het ontwikkelen van een uitgebreide filtering strategie voor NGS gegevensanalyse in RD, gebaseerd op retinaspecific data - zoals retinale expressie sets van coderende en niet-coderende RNA's en cis-regulerende kaartgegevens van het netvlies transcriptiefactoren CRX en OTX2 - gecombineerd met generieke gegevens op basis van homozygosity mapping. Deze geïntegreerde benadering wordt toegepast op 50 consanguine families met Leber congenitale amaurosis (LCA) en autosomaal recessieve retinitis pigmentosa (ARRP), de zwaarste en meest voorkomende RD resp. We verwachten dat dit project de grenzen van ontdekking van genen voren zal duwen RD en zal leiden tot de identificatie van coderende en onconventionele coderende mutaties in ten minste enkele nieuwe RD genen voor LCA of ARRP." "SRP-Groeifinanciering: “RESTORE”: ONTWIKKELING VAN INNOVATIEVE GENTHERAPIE STRATEGIEËN VOOR ERFELIJKE SPIERZIEKTES" "Marinee Chuah" "Basis (bio)-medische wetenschappen" "Zeldzame erfelijke spieraandoeningen veroorzaken doorgaans progressieve verslechtering van de skeletspieren met long- en hartfalen als gevolg van de onderliggende genetische defecten. De huidige behandelingsopties verlichten een deel van de symptomen, maar zijn niet curatief. De mogelijke therapeutische effecten zijn slechts van tijdelijke aard en/of weinig doeltreffend. Er bestaat dus een significante onvervulde medische behoefte voor deze ziektes. Recente ontwikkelingen in gentherapie bieden nieuwe mogelijkheden om erfelijke spieraandoeningen te behandelen door therapeutische genen rechtstreeks in de aangetaste weefsels af te leveren om hun functies te herstellen. Desalniettemin blijft het een uitdaging om op een veilige en doeltreffende wijze wijdverbreide expressie van de therapeutische genen in de doelwitweefsels te verwezenlijken. Het huidige multidisciplinaire RESTORE project heeft tot doel deze obstakels trachten te overwinnen en de volgende generatie spiergerichte gentherapie te ontwikkelen voor de behandeling van erfelijke spieraandoeningen door de transfer van de therapeutische genen en hun expressie in de aangetaste weefsels (d.w.z. skeletspier, hart en middenrif) op te drijven en tegelijkertijd het risico op bijwerkingen te minimaliseren. Om aan te tonen dat deze nieuwe en verbeterde gentherapieën een potentieel brede impact hebben voor de behandeling van erfelijke spieraandoeningen, zal het RESTORE-project daarom strategisch focussen op het functioneel herstel van 2 erfelijke spieraandoeningen in preklinische modellen, namelijk (1) glycogeenstapelingsstoornis type II ook wel de ziekte van Pompe genoemd en (2) ‘limb girdle’ spierdystrofie (LGMD type 2E). RESTORE is gebaseerd op uitgebreide preliminaire experimentele data die door de onderzoeksteams van de promotoren werden bekomen. Dit ondersteunt het innovatieve karakter en de haalbaarheid van het project. De resultaten die uit het project voortvloeien zullen een robuuste basis vormen om de weg vrij te maken naar een succesvolle klinische vertaling in patiënten met erfelijke spierziekte." "Naar een betere genetische diagnose voor erfelijke borst- en eierstokkanker : evolutie en uitdagingen" "Geert Berx" "Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie" "Borstkanker treft ongeveer 1 vrouw op 10. Maar in sommige families met een erfelijke voorbeschiktheid ligt dit risico veel hoger. Patiënten met een familiale voorgeschiedenis en/of ongebruikelijk jonge leeftijd bij diagnose krijgen daarom genetisch onderzoek voor de belangrijkste genen die betrokken zijn bij erfelijke borstkankers (BRCA1 en BRCA2).Identificatie van een ziekteveroorzakende mutatie is namelijk belangrijk voor het opsporen van een erfelijk risico bij familieleden. Men vindt echter bij minder dan 20% van de onderzochte families een mutatie, en in een klein aantal patiënten worden genetische varianten aangetroffen waarvan de klinische betekenis niet duidelijk is. Dat leidt tot onzekerheid.In dit project werken de Universitaire Ziekenhuizen van Gent, Leuven en Brussel samen om via nieuwe technieken andere ziekteveroorzakende mutaties te identificeren bij patiënten met een duidelijke familiale belasting voor borstkanker, waarin een BRCA1 of BRCA2 mutatie werd uitgesloten. De universitaire centra willen daarnaast functionele testen ontwikkelen voor genetische varianten met onduidelijke betekenis. Dit project zorgt ervoor dat in méér families de genetische basis van borstkanker ontrafeld wordt. Dit leidt tot betere behandeling en preventie." "800x600 Duurzame fokkerij van rashonden: rasspecifieke fokstrategieën voor het terugdringen van erfelijke gezondheidsproblemen bij Belgische hondenrassen. Normal 0 21 false false false NL-BE X-NONE X-NONE MicrosoftInternetExplorer4" "Nadine Buys" "Afdeling Dier en Mens" "Fokstrategieën bij rashonden zijn erg bekritiseerd sinds de BBC documentaire ``Pedigree dogs exposed'' in 2008. Selectie voor morfologisch extreme kenmerken heeft geresulteerd in verschillende anatomische abnormaliteiten en afwijkingen bij de rashondenpopulatie. Daarenboven heeft selectie voor rasconformatie het aantal afwijkingen bij honden enkel maar verhoogd ten gevolge van inteelt en het gebruik van enkele populaire reuen. Vermits de meeste rassen gesloten populaties zijn zullen deze problemen enkel vergroten over de jaren heen. Dit doctoraatsproject onderzocht de huidige status van de genetische diversiteit in rashonden in België. Dit werd onderzocht bij 23 rassen, waarvan 14 Belgische rassen (Bichon frisé, Sint-Hubertushond, Ardense Bouvier, Vlaamse Bouvier, Belgisch Griffonnetje, Brussels Griffonnetje, Petit Brabaçon, Laekense herder, Mechelse herder, Tervuerense herder, Groenendaelse herder, Papillon en Phalène) en 9 andere populaire rassen (Australische herder, Border Collie, Boxer, Cavalier King Charles spaniël, Duitse herder, Golden retriever, Labrador retriever, Ierse setter en Rottweiler). Zowel genealogische als microsatelliet informatie werden gebruikt om genetische diversiteitsparameters zoals onder meer de inteeltgraad en de effectieve populatiegrootte te berekenen. Beide methoden duiden een lage genetische diversiteit aan, met name voor de Belgische rassen met kleine populatiegroottes. Acht van de Belgische rassen zijn met uitsterven bedreigd, zoals gemeten werd door de lage effectieve populatiegrootte onder 50. Deze rassen zijn de Ardense Bouvier, Petit Brabançon, Belgisch Griffonnetje, Brussels Griffonnetje, Laekense herder, Phalène, Schipperke en Bichon frisé. Voor deze rassen kunnen maatregelen zoals ``optimale genetische contributies'' of ``genetische redding'' soelaas bieden om de genetische diversiteit te verhogen. Alle rassen zouden continu gemonitord moeten worden en vooral fokstrategieën, zoals het omvangrijke gebruik van populaire reuen, zou moeten vermeden worden.Variëteiten van rassen, ontstaan ten gevolge van selectie enkel en alleen op het fenotype, werden ook bestudeerd, en dan vooral het effect hiervan op de genetische diversiteit. Gebruik makende van clusteringstechnieken en principale component analyse werden 4 rasgroepen bestudeerd. De Belgische herders omvatten de Laekense-, Groenendaelse-, Tervuerense- en Mechelse herder; de Belgische Griffonnetjes omvatten de Belgische Griffon, Brusselse Griffon en de Petit Brabançon; de Bouviers omvatten de Ardense- en Vlaamse Bouvier; en de Continentale dwergspaniëls, die de Papillon en de Phalène omvatten. De Continentale dwergspaniëls en de Belgische Griffonnetjes waren niet van mekaar te onderscheiden, wat hun gemeenschappelijke rasgeschiedenis bevestigt. Vermits zij behoren tot de bedreigde rassen in onze studie zou het kruisen tussen deze variëteiten aangemoedigd moeten worden om zo hun voortbestaan te garanderen. In de Belgische  herdershonden werden twee groepen geïdentificeerd (Mechelse herder-Laekense herder en Tervuerenseherder-Groenendaelse herder), welke te wijten is aan hun gemeenschappelijke voorouders. Deze grote subpopulaties kunnen behouden worden zolang hun genetische diversiteit niet in het gedrang komt. Bij de Belgische Bouviers werd een volledige scheiding van de rassen aangetoond, ondanks hun gemeenschappelijke geschiedenis. De Ardense Bouvier is echter een recent heropgericht ras met erg lage genetische diversiteit. Daarom adviseren wij een voorlopig open stamboekbeleid, met toelating van kruisingen met gerelateerde rassen zoals de Vlaamse Bouvier of de Picardische herdershond.Een gevolg van inteelt en het veelvuldig gebruik van populaire reuen is het opduiken van verschillende genetische aandoeningen. Veel van deze aandoeningen zijn complex, met zowel de genetica als de omgeving die een rol spelen. Het verwijderen van alle aangetaste dieren uit de  fokpopulatie zou enkel de problemen vergroten. Daarom onderzocht dit doctoraatsproject alternatieve strategieën zoals het gebruik van fokwaardeschattingen (FWS). Heup- en elleboogdysplasie (HD en ED) zijn twee zeer vaak voorkomende aandoeningen in grote hondenrassen. In dit doctoraat werd een analyse uitgevoerd bij 9 rassen (Labrador retriever, Golden retriever, Duitse herder, Rottweiler, Mechelse herder, Tervuerense herder, Ierse setter, Boxer en Border Collie), en ook de genetische correlatie tussen HD en ED werd onderzocht. Resultaten toonden aan dat beide afwijkingen duidelijk overerfbaar waren en vonden ook een positieve genetische correlatie. De erfelijkheidsgraden voor HD varieerden tussen 0.01 en 0.67, terwijl ze voor ED lagen tussen 0.40 en 0.81. De analyse van ED toonde echter aan dat de schattingen zeer grote standaardfouten genereerden, wat dan ook aantoonde dat selectie op basis van FWS voor ED voorlopig nog niet mogelijk was. Voor HD was de schatting van de erfelijkheidsgraden mogelijk indien meer dan 400 screeningresultaten beschikbaar waren. Dit was zo voor de Golden retriever, Labrador retriever, Border Collie, Rottweiler en de Duitse herder. Een andere afwijking die in dit doctoraatsproject onderzocht werd was syringomyelie en chiari-malformatie bij de Cavalier King Charles spaniël. Hier werden data van 12 jaar screening onderzocht bij vooral Belgische en  Nederlandse honden. De analyse toonde aan dat chiari-malformatie aanwezig was in de gehele populatie van CKCS, wat dan ook impliceert dat het een raskenmerk is. Dit is waarschijnlijk ontstaan ten gevolge van de selectie op eigenschappen zoals een korte snuitlengte. Dit demonstreerde dat selectie tegen chiari-malformatie niet mogelijk was. Voor syringomyelie echter werd aangetoond dat het erfelijk was. Dit doctoraatsproject toonde aan dat de huidige screeningsprocedure kan verbeterd worden indien we de exacte breedte van de syrinx gebruiken als meting in plaats van deze in te delen in verschillende klassen. Dit werd aangetoond door de hogere erfelijkheidsgraad voor de breedte van de syrinx (0.301) vergeleken met de indeling in klassen (0.127). Tot slot werd ook mitraalklep-afwijking bestudeerd in een internationale populatie van Cavalier King Charles spaniëls. Dit project beoordeelde twee schattingsmethoden, namelijk een lineair model en een threshold model. De analyse toonde aan dat mitraalklep afwijkingen inderdaad overerfbaar zijn, met erfelijkheidsgraden die variëren tussen 0.24 en 0.30, en dat deze het hoogst waren indien de berekening gebeurde met een threshold model. Dit duidt aan dat selectie gebaseerd op FWS mogelijk was voor mitraalklep afwijkingen. Wanneer een fokker een fokdier moet kiezen uit de fokpopulatie moet hij meerdere kenmerken en afwijkingen evalueren, en niet zomaar ieder aangetast dier uit de fokpopulatie verwijderen. Daarom onderzocht dit doctoraatsproject de relatieve voorkeur voor kenmerken bij de Cavalier King Charles spaniël. Zowel gezondheidskenmerken, conformatiekenmerken, inteeltgraad als de prijs van de hond werden geëvalueerd. Dit werd uitgevoerd met behulp van een keuze-experiment, date een voorkeur aantoonde voor de gezondheidskenmerken. De prijs van de hond leek niet belangrijk. Dit doctoraatsproject resulteerde in het inzicht en bewustzijn bij fokkers en het Belgisch hondenstamboek ``Koninklijke Maatschappij Sint-Hubertus''. Dankzij dit doctoraat werden een aantal maatregelen genomen om de gezondheid en de genetische diversiteit van de Belgische rashonden te garanderen, zoals bijvoorbeeld het oprichten van een reu-adviesprogramma. Dit programma zal een hulp zijn voor de fokkers in de optimale keuze van hun fokdier. Een grote stap is reeds gezet naar een gezondere Belgische rashond." "HERCULES: ONTWIKKELING VAN INNOVATIEVE GENTHERAPIE STRATEGIEËN VOOR ERFELIJKE SPIERZIEKTES" "Thierry VandenDriessche" "Basis (bio)-medische wetenschappen" "Ons DNA is samengesteld uit 3 miljard chemische letters die onze genen vormen. Eén enkele genetische typefout in ons DNA kan mogelijks een levensbedreigende ziekte veroorzaken die als een zwaard van Damocles, boven het hoofd hangt van de patiënten en hun families die door deze ernstige ziektes worden geteisterd. Erfelijke spierziektes in het bijzonder vormen een diverse familie van genetische afwijkingen die 1 op 4.000 mensen wereldwijd treffen en die het zonder genezing of lange termijn behandeling moeten stellen. De progressieve cellulaire aftakeling die erfelijke spierziektes kenmerkt, resulteert in hartfalen en het slecht functioneren van skeletspieren en het diafragma, wat vervolgens impact heeft op de levensverwachting die tussen de 16 en 30 jaar moet worden gesitueerd, afhankelijk van de aandoening. Behandelingen bestaan, maar pakken de kern van het probleem niet aan. Evenmin zorgen ze voor soelaas op lange termijn. Gentherapie biedt echter mogelijkheden: het laat toe om ziekte-dragende genen te vervangen door gezonde tegenhangers en heeft als dusdanig een enorm potentieel om ongeneeslijke genetische aandoeningen te behandelen. Echter, dit potentieel wordt nog niet ten volle benut. Met dit HERCULES-project gaan we de uitdaging aan en willen we de basis leggen voor nieuwe therapeutische strategieën die erfelijke spierziektes zullen kunnen genezen. We richten ons daarbij op de ziekte van Pompe en limb girdle spierdystrofie (LGMD). Om deze ziektes effectief te genezen, zullen we een nieuwe gentherapie strategie ontwikkelen die het toelaat om op een doeltreffende en veilige manier normale functionele kopijen van gezonde genen in de hartspier and skeletale spiercellen van de patiënten te transporteren. In de context van dit HERCULES-project zal dit getest worden in proefdiermodellen met hetzelfde ziektebeeld als de Pompe en LGMD-patiënten. Ons uiteindelijke doel bestaat eruit de patiënten te genezen door een lange termijn oplossing uit te werken die een langdurig oplossing biedt. Met onze aanpak zullen we niet enkel de levenskwaliteit van patiënten en hun families verbeteren, maar zullen we ook de socio-economische last op de samenleving positief beïnvloeden. De behandeling van de ziekte van Pompe, bijvoorbeeld, kost jaarlijks tussen de €400.000 en €700.000 en is grotendeels inefficiënt. We zullen een oplossing ontwikkelen die op de lange termijn doeltreffend is en een langere socio-economische kost kent. Onze innovatieve gentherapie strategie die in de context van dit HERCULES-project ontwikkeld zal worden, is inzetbaar om andere erfelijke spierziektes te behandelen naast Pompe en LGMD waardoor ze breed ingezet kan worden in de strijd tegen ziekte en menselijk lijden."