Titel "Korte inhoud" "“Groene kinderen”: Een onderzoeksproject naar hoe community-interventies de bezorgdheid van kinderen om het milieu en milieuvriendelijk gedrag van kinderen kunnen stimuleren." "Kinderen spelen een grote rol in het oplossen van milieuproblemen. Dit project gaat na hoe jonge kinderen (tussen 6 en 12 jaar) aangezet kunnen worden om meer milieuvriendelijk gedrag te vertonen en hoe bezorgdheid m.b.t. het milieu hierin een rol speelt. Meer specifiek zal worden nagegaan hoe kinderen aangezet kunnen worden tot energiezuinig gedrag. Er zal worden nagegaan in welke mate nudges en sociale marketingcampagnes effectief zijn in het induceren van gedragsverandering bij kinderen." "De accuraatheid van de spraakproductie van jonge kinderen: normaal horende kinderen en dove kinderen meteen cochleair implantaat." "Steven Gillis" "Centrum voor Computerlinguïstiek, Psycholinguïstiek en Sociolinguïstiek (CLiPS)" "Het doel van het project is de vroege spraakproductie te onderzoeken in twee groepen van kinderen die verschillen in auditieve peceptie, nl. kinderen met normaal gehoor (NH) en dove kinderen met een cochleair implantaat (CI). De kinderen werden longitudinaal gevolgd tussen 6 en 24 maanden (NH), en 24 maanden vanaf de activiatie van hun CI. In dit al volledig verzamelde en getranscribeerde corpus worden de lexicale producties onderzocht op hun accuraatheid, wordt de accuraatheid van de twee groepen vergeleken, en wordt gezocht naar een verklaring voor de verschillen en overeenkomsten in accuraatheid. Ultiem willen wij een beter inzicht verwerven in de rol van de auditieve perceptie in de ontwikkeling van de spraakproductie." "Eosinofiele oesofagitis (EoE) bij kinderen: analyse van de remissie-aantallen en de levenskwaliteit van kinderen met EoE behandeld in UZ Leuven volgens de ped-EoE richtlijnen 2020." "Dominique Bullens" "Onderzoeksgroep Allergie en Klinische Immunologie" "beschrijvingEosinofiele oesofagitis (EoE) is een chronische aandoening van de slokdarm die wellicht le-venslange behandeling vraagt. Het aantal kinderen met EoE stijgt voortdurend. Behandeling in eerste lijn is vaak PPI maar bij falen wordt volgens de meest recente richtlijnen de mogelijkheid tot lokale behandeling met steroiden naast de mogelijkheid tot behandeling met dieet geplaatst. Dit dieet kan bij onvoldoende effect trapsgewijs toenemen tot de “klassieke zes: melk, tarwe, kippenei, soja, pinda/boomnoten, vis/schaaldieren” en wordt step-up dieet ge-noemd of kan bij goed effect trapsgewijs afgebouwd worden van bovenstaande zes naar de eventuele culprits en wordt dan step-down dieet genoemd. Evaluatie van effect gebeurt door eosinofielenkleuring op biopsie, naast evaluatie van symptoomscore. De kinderen met EoE ondergaan dus initieel vaak om de 8 weken gastroscopie met biopsie en nadien meestal nog jaarlijks. Deze aanpak (naast het vaak restrictieve dieet) heeft een belangrijk effect op de kwaliteit van leven van deze kinderen.doelstelling(en)Met deze studie wensen we enerzijds in kaart te brengen welke keuzes binnen bovenstaande mogelijkheden meestal in UZ Leuven door ouders-kinderen en artsen samen worden gemaakt, wat het effect hiervan op de histologische remissies is en wat de impact hiervan is op de kwaliteit van leven bij de kinderen. Dit laatste aan de hand van gevalideerde ped-EoE QoL scores." "MultiMove voor kinderen: een gevarieerd bewegingsaanbod voor jonge kinderen in Vlaanderen." "Jan Seghers" "Onderzoeksgroep Fysieke Activiteit, Sport & Gezondheid" "Het project Multimove voor kinderen heeft twee strategische doelstellingen. De eerste doelstelling streeft naar kennisontwikkeling en brede sensibilisering bij ouders en begeleiders. Zij moeten het belang en de mogelijkheden leren kennen van de motorische ontwikkeling van het kind, met het accent op een brede motorische vorming en plezierbeleving. De tweede strategische doelstelling slaat op productontwikkeling. Initiatieven, programmas en activiteiten gericht op de leeftijdscategorie van 3 tot 8 jaar moeten een aangepaste inhoud en begeleiding hebben, waarbij de brede motorische basisvorming centraal staat. Het project gaat van start op 1 september 2011 en zal lopen tot 31 augustus 2014. Het project wordt gefinancierd door de Vlaamse Overheid (Vlaams minister van Sport) en zal worden gerealiseerd in een nauwe samenwerking tussen de Vlaamse Sportfederatie vzw (VSF vzw), de universiteiten met een opleiding Lichamelijke Opvoeding (K.U.Leuven, VUB en UGent), het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid vzw (ISB vzw) en de Vlaamse Trainersschool (VTS, BLOSO) als partnership. In een eerste fase zullen de kennispakketten en toolkits ontwikkeld worden die later als ondersteuning zullen gebruikt worden in een pilootproject. In een tweede fase zullen de geselecteerde deelnemers voor het project (sportclubs en lokale besturen) eerst grondig geïnformeerd worden en een beknopte opleiding krijgen om dan in september 2012 van start te kunnen gaan met de implementatie van het ontwikkelde pakket. In een derde fase (2013) zullen nieuwe deelnemers kunnen instappen in het project. Deze zullen kunnen gebruik maken van de ontwikkelde producten, maar worden niet meer opgenomen in het onderzoek. In een vierde fase (2014) zal een brede informatiecampagne worden uitgerold voor het brede publiek. Het project zal wetenschappelijk opgevolgd worden door de universiteiten in 2 flankerende onderzoeken. Enerzijds zal de evolutie van de kennis worden opgevolgd en anderzijds zal er een productevaluatie plaatsvinden door de vooruitgang in de motorische vaardigheden van de deelnemende kinderen te meten." "De Leuvense Jeukschaal voor Kinderen: Ontwikkeling en testen van inhouds- en face validiteit bij kinderen tussen drie en acht jaar met atopische dermatitis" "Philip Moons" "Academisch Centrum voor Verpleeg- en Vroedkunde" "Atopische dermatitis (AD) is een aandoening bij kinderen gekenmerkt door een aspecifieke ontstekingsreactie van de huid veroorzaakt door exo- en endogene factoren. Jeuk is het voornaamste symptoom van AD. Het meten van jeuk is belangrijk, maar moeilijk. Het doel van deze studie is een me etinstrument te ontwikkelen dat op valide wijze jeuk bij kinderen vandr ie tot acht jaar in kaart kan brengen." "De sleutelrol van kinderen in duurzame voedingsconsumptie van gezinnen. Onderzoek naar de invloed van in-store marketinginterventies gericht naar kinderen op de kennis, attitudes en keuzes voor duurzame voeding van kinderen en hun ouders." "Iris Vermeir" "Vakgroep Marketing, Innovatie en Organisatie" "Consumenten stimuleren tot een duurzamere voedselconsumptie (consumptieactiviteiten die voorzien in de behoeften van de huidige generatie met behoud van de behoeften van toekomstige generaties) wordt steeds belangrijker voor gouvernementele en academische actoren en de voedingsindustrie. Voor retailers kan het een pad naar economische groei worden, omdat het bieden van duurzame voedselopties kan leiden tot positieve reacties van consumenten. Het bereiken van kinderen is cruciaal om hierin te slagen, omdat de kindertijd een essentiële periode is voor het ontwikkelen van duurzame voedingsgewoonten en omdat kinderen invloed hebben op de besluitvorming door de ouders. Het project krijgt eerst inzicht in de rol van duurzame voedselgeletterdheid in de ontwikkeling van houdingen en keuzes van kinderen op het gebied van duurzaam voedsel. Vervolgens zullen we onderzoeken hoe retailers duurzame voedingspatronen kunnen stimuleren door twee soorten marketinginterventies te verkennen die retailers in de winkel kunnen gebruiken, namelijk (1) interventies gericht op het overbrengen van kennis en informatie over het onderwerp (zoals aankondigingen van openbare diensten en edutainment-programma's) ) en (2) interventies die gebruikmaken van direct en automatisch gedrag (zoals nudges). Het project zal ook onderzoeken of de interventies in de winkel die kinderen targeten, een effect kunnen hebben op hoe ouders reageren op productverzoeken van kinderen en of ouders ook meer opgeleid kunnen worden over duurzame voedselconsumptie nadat kinderen dit hebben gedaan." "1. Sensorimotorische synchronisatie tijdens wandelen en rennen op een metronoom bij kinderen met Developmental Coordination Disorder. 2. Coördinatie tijdens wandelen en rennen bij kinderen met Developmental Coordination Disorder." "Mieke GOETSCHALCKX" Revalidatiewetenschappen "1. Sensorimotorische synchronisatie tijdens wandelen en rennen op een metronoom bij kinderen met Developmental Coordination Disorder. Introductie / Achtergrond Developmental Coordination Disorder (DCD) wordt gekenmerkt door moeilijkheden in motorische coördinatie, geconceptualiseerd vanuit interne model deficits. Vanuit dit standpunt wordt coördinatie gereguleerd door sensomotorische interacties. Het is bekend dat kinderen met DCD minder consistent kunnen synchroniseren tijdens een vinger tapping taak op metronomen. Toch is er nog een vraag die niet is onderzocht, namelijk of deze problemen in synchronisatie en timing ook aanwezig zijn tijdens taken van het dagelijks leven, zoals wandelen en rennen. Doel Dit onderzoek heeft als doel om de consistentie in synchronisatie tijdens het wandelen en rennen op beats in metronomen te onderzoeken bij kinderen met DCD en typisch ontwikkelende kinderen (TDC) Methode Kinderen met een diagnose van DCD of een vermoeden van DCD met een leeftijd vanaf 8 tot en met 12 jaar, en typisch ontwikkelende kinderen met gelijkaardige leeftijd en geslacht konden deelnemen. De kinderen wandelden en liepen gedurende 3 minuten in een ovaal (20x15m) tijdens 2 verschillende condities (stilte, metronomen). De consistentie van synchronisatie was gemeten en werd uitgedrukt aan de hand van de resultante vector lengte (RVL), een waarde van nul (lage consistency) tot een (hoge consistentie). Conclusie / Relevantie Deze preliminaire resultaten suggereren dat kinderen met DCD een grotere moeilijkheid ervaren in het synchroniseren van hun stappen tijdens rennen op metronomen in vergelijking met TDC. Deze resultaten kunnen mogelijks suggereren dat er een timing deficit als onderliggende basis van de motorische moeilijkheden bij DCD ligt. Resultaten van een grotere steekproef kunnen meer conclusieve resultaten geven, mits de grote heterogeniteit in de DCD groep. Keywords: synchronisation, metronomes, walking, running, DCD Kernwoorden: synchronisatie, metronomen, wandelen, rennen, DCD 2. Coördinatie tijdens wandelen en rennen bij kinderen met Developmental Coordination Disorder. Introductie / Achtergrond Developmental Coordination Disorder (DCD wordt gekenmerkt door moeilijkheden in motorische coördinatie. Kinderen met DCD vallen frequent en hun gangpatroon wordt beschreven als onhandig. Ondanks de gerapporteerde verschillen in spatiotemporele kenmerken, studies ontbreken die de coördinatie tijdens wandelen en rennen onderzoeken bij DCD, taken die vitaal zijn voor deelname aan vrijetijdsactiviteiten of sport. Doel Dit onderzoek heeft als doel de coördinatie (gebruik makend van de fase coördinatie index, PCI) tijdens wandelen en rennen te vergelijken tussen kinderen met DCD en typisch ontwikkelende kinderen. Methode Kinderen met een diagnose van DCD of een vermoeden van DCD met een leeftijd vanaf 8 tot en met 12 jaar, en typisch ontwikkelende kinderen met gelijkaardige leeftijd en geslacht konden deelnemen. Kinderen wandelden en liepen gedurende 3 minuten in een ovaal van 20x15 meter in een sporthal. Physilog5GaitUp sensoren werde gebruiken om de PCI , alsook de gemiddelde waarde en coëfficient van de variatie (CoV) van spatiotemporele kenmerken (kadans, schredelengte) te kwantificeren Conclusie / Relevantie Deze preliminaire resultaten suggereren dat kinderen met DCD een slechtere coördinatie hebben dan TDC en een grotere variabiliteit in schredelengte en cadans tijdens het rennen. Deze verschillen kunnen mogelijks suggereren dat kinderen met DCD een grotere moeilijkheid hebben met het coördineren van het rennen in vergelijking met TDC, en dan tijdens het wandelen." "Begaafde kinderen helpen om hun volledig potentieel te realiseren: de wisselwerking tussen leerkrachten en kinderen" "Karine Verschueren" "Schoolpsychologie en Ontwikkeling in Context (OE)" "Alle mensen delen de need to belong; het gevoel hebben dat anderen hen leuk vinden of liefhebben en om hen geven. Warme, ondersteunde relaties vormen met de mensen rondom ons, is daarom cruciaal voor een positieve ontwikkeling. In het leven van kinderen vormt de klas een belangrijke ontwikkelingscontext. De personen in deze context, i.e., leerkrachten en klasgenoten, spelen een beslissende rol in hun ontwikkeling. Ons doel in dit proefschrift is het onderzoeken van deze sociale relaties op school en hun belang voor de psychosociale ontwikkeling van kinderen, zowel in de algemene populatie als bij cognitief begaafde leerlingen. Hiertoe hebben we vijf onderzoeksdoelen opgesteld.          Ten eerste wilden we het specifieke belang van zowel individuele als klassikale leerkracht-kind interacties onderzoeken. Het tweede onderzoeksdoel was het ontrafelen van de unieke effecten van leerkracht-kind interacties en peer relaties voor de ontwikkeling van kinderen. Ten derde wilden we de transactionele verbanden tussen leerkrachten, peers en de ontwikkeling van kinderen bestuderen. Met het vierde onderzoeksdoel focusten we op rol van sociale relaties voor cognitief begaafde leerlingen. Het vijfde doel was om leerkrachtpercepties over cognitief begaafde kinderen en hun interacties met leerkrachten te onderzoeken.          We hebben vier studies uitgevoerd om deze onderzoeksdoelen te bestuderen. De eerste (N=237 kinderen, Mleeftijd=5.19 jaar) onderzocht de relatieve bijdrage van peers en individuele en klassikale leerkracht-kind interacties aan de ontwikkeling. De tweede (N=586 kinderen, Mleeftijd=9.26 jaar) richtte zich op de transactionele verbanden tussen leerkrachten, peers, en schoolse betrokkenheid. Studie 3 (N=522 leerkrachten-in-opleiding, Mleeftijd=22.24 jaar) onderzocht leerkrachtpercepties over cognitief begaafde kinderen in een experiment. De vierde (N=3101 kinderen, Mleeftijd=9.76 jaar) richtte zich op de rol van leerkrachten en peers voor welbevinden en verschillen tussen cognitief begaafde en gemiddeld begaafde leerlingen.         Onze resultaten tonen aan dat sociale relaties cruciaal zijn voor de ontwikkeling van kinderen. Ten eerste, zowel individuele als klassikale leerkracht-kind interacties beïnvloeden kleuters. Ten tweede, steun van de leerkracht en peer acceptatie voorspellen betrokkenheid en peer acceptatie voorspelt ook schools welbevinden. Ten derde, peer acceptatie heeft een positief effect op leerkracht steun en conflict. Ten vierde, cognitief begaafde kinderen ervaren minder leerkracht conflict, meer peer acceptatie en beter welbevinden, vergeleken met gemiddeld begaafde leerlingen. De relaties tussen deze concepten zijn vergelijkbaar voor beide groepen. Ten vijfde, leerkrachten hebben een negatiever beeld van de ontwikkeling van cognitief begaafde kinderen en beknopte anti-stereotypische informatie kon dit niet bufferen.          Tot slot sluiten we dit proefschrift af met suggesties voor toekomstig onderzoek, zoals de combinatie van zowel de thuis- als de schoolcontext in onderzoek en het concept van onvoorwaardelijke aandacht, en implicaties voor de klinische praktijk die hopelijk in de toekomst een positieve ontwikkeling van kinderen kunnen bevorderen." "Zijn kinderen met een handicap dubbel kwetsbaar? Een empirisch onderzoek naar armoedemeting, armoedetrends en de impact van beleid bij kinderen met een handicap in Europese welvaartsstaten" "Wim Van Lancker" "Centrum voor Sociologisch Onderzoek (OE)" "Kinderarmoedecijfers zijn alarmerend hoog en namen de afgelopen jaren toe in Europese welvaartsstaten. Tegelijkertijd namen ook het aantal kinderen met een handicap toe. In de bestaande literatuur wordt aangenomen dat kinderen met een handicap een hoger armoederisico hebben dan kinderen zonder een handicap. Verklaart het stijgend aantal kinderen met een handicap de stijgende trends in kinderarmoede? Deze vraag kan enkel worden beantwoord op basis van 1) data van hoge kwaliteit die veranderingen doorheen de tijd observeren, 2) een correcte meting van armoederisico’s van kinderen met een handicap en 3) inzicht in de impact van het beleid op armoederisico’s van kinderen met een handicap. Dit project wil het complexe verband tussen kinderarmoede en handicap in Europese welvaartsstaten ontrafelen. Hiertoe zal ik 1) armoedemetingen voor kinderen met een handicap conceptueel verbeteren, 2) het inzicht in de kosten van gezinnen van kinderen met een handicap vergroten, 3) kinderarmoedetrends empirisch analyseren en 4) de rol van het beleid inzake armoede bij kinderen met een handicap evalueren. Ik zal gebruik maken van EU-SILC-gegevens voor Europese vergelijkende analyses tussen landen en van survey- en interviewgegevens voor een casestudy van Vlaanderen. De inzichten zullen toelaten om de levensomstandigheden van (gezinnen van) kinderen met een handicap beter te begrijpen en het beleid informeren over hoe Europese welvaartsstaten deze levensomstandigheden kunnen verbeteren." "Multimodale verhalen in Virtual Reality. Impact van medium en gaze op woordenschatverwerving bij kinderen met een taalontwikkelingsstoornis en meertalige kinderen" "Ellen Rombouts" "Onderzoeksgroep Experimentele Oto-rino-laryngologie, Onderzoeksgroep Multimodaliteit, Interactie en Discours (MIDI), Leuven" "Kinderen met een Taalontwikkelingsstoornis (TOS) hebben meer herhaling nodig dan typisch ontwikkelende (TO) kinderen om nieuwe woorden te leren. Sommige successief meertalige kinderen krijgen onvoldoende extramuraal aanbod in hun tweede taal. Beide groepen hebben baat bij supplementair, individueel afgestemd taalaanbod om hun woordenschatverwerving te bevorderen.Digitale verhalen ondersteund door gebaren kunnen thuis op een natuurlijk aanvoelende wijze aangeboden worden via Virtual Reality (VR). Ik bestudeer het effect van verhalen met iconische gebaren op de woordenschatverwerving van kinderen met een TOS en TO meertalige kinderen. Zo bepaal ik de optimale kenmerken van dit supplementaire taalaanbod op vlak van input medium en speaker gaze. Ik verwacht dat de kinderen vlotter woorden leren als het verhaal wordt aangeboden via VR t.o.v. op een scherm en als de spreker naar de eigen gebaren kijkt t.o.v. wanneer deze dit niet doet. Daarnaast verwacht ik dat eye-tracking data toont dat kinderen vaker naar de gebaren van de spreker kijken indien het verhaal werd aangeboden via VR en met speaker gaze. De bevindingen van dit project geven fundamentele inzichten in het woordenschatverwervingsproces van kinderen met een TOS en meertalige kinderen. Op basis hiervan kunnen we aanbevelingen doen over de toepassing van digitale verhalen met gebaren als supplementair taalaanbod."