Titel Promotor Affiliaties "Korte inhoud" "Building policy tools for water- and waste-based urban soil remediation Future Earth Spark Funding Initiative: Integrating science for sustainability" "Michiel Dehaene" "Vakgroep Architectuur en Stedenbouw" "geen abstract" "Naar klimaatslim duurzaam bodembeheer van landbouwbodems" "Technologie en Voeding, Centrale Diensten, Plant" "Centrale onderzoeksvraag/doelEJP SOIL (2020-2024) staat voor Europees Joint Programme over de bodem. Een consortium van 26 partners uit 24 landen bundelen hier de krachten om landbouwbodems meer te laten bijdragen aan een reeks grote maatschappelijke uitdagingen. Vooreerst het tegengaan van en zich aanpassen aan de klimaatverandering, en verder duurzame landbouwproductie, het leveren van ecosysteemdiensten, voorkomen en herstel van land- en bodemdegradatie en het behoud van biodiversiteit. Voor Vlaanderen is ILVO partner en zijn het Departement Omgeving en INBO linked third parties. Het Departement Landbouw&Visserij zit de Vlaamse hub voor.OnderzoeksaanpakEJP SOIL wil een meetbare vooruitgang boeken op deze gebieden: 1. het bevorderen van koolstofsopslag in de bodem, 2. het begrijpen en bevorderen van de adoptie van landbouwpraktijken die bijdragen aan klimaatmitigatie en -adaptatie, 3. het bevorderen van duurzame productie en een gezond milieu, 4. het versterken van de onderzoekscapaciteit en samenwerking doorheen Europa en 5. het ondersteunen van geharmoniseerde Europese bodeminformatie. Om deze impacten te bereiken zijn bij aanvang al verschillende outputs en activiteiten gedefinieerd waaronder het ontwikkelen en uitvoeren van een routekaart voor klimaatslim duurzaam landbouwkundig bodembeheer. Deze routekaart definieert onder meer onderzoeksonderwerpen voor de interne en externe projectoproepen binnen EJP SOIL.Relevantie/ValorisatieIn EJP SOIL levert ILVO input voor diverse stock take activiteiten en stakeholder bevragingen voor de ontwikkeling van de routekaart. ILVO leidt drie taken, zijnde de identificatie van regionale, nationale en Europese ambities for de verschillende bodemecosysteemdientsten, de ontwikkeling van een on-line databank van lange termijn veldexperimenten in Europa en het organiseren van de jaarlijkse EJP SOIL science days. ILVO neemt ook deel in verschillende EJP SOIL interne onderzoeksprojecten zoals Climasoma, CarboSeq, Sommit en STEROPES. " "Sino-EU-bodemobservatorium voor intelligent beheer van landgebruik" "Abdul Mouazen" "Vakgroep Omgeving, Fujian Agriculture and Forestry University, Aristotle University of Thessaloniki, Quantis (Switzerland), Institute of Environment and Sustainable Development in Agriculture, University of Pannonia, Masaryk University, Tarim University, Institute of Bioorganic Chemistry, Polish Academy of Sciences, Institute of Remote Sensing and Digital Earth, Flemish Institute for Technological Research, Zhejiang University, China University of Geosciences, Institute of Soil Science, DOISECO UNIPESSOAL LDA, BALTIC OPEN SOLUTIONS CENTER, PLAN4ALL ZS, G & K KEFALAS GEORGIKI OE, Lesprojekt (Czechia), University of Natural Resources and Life Sciences, ETAM ANONYMH ETAIREIA SYMBOYLEYTIKON KAI MELETHTIKON YPIRESION, AGRO APPS I.K.E., AGRISAT IBERIA SL" "SIEUSOIL ontwerpt, implementeert en test een gedeeld China-EU Web Observatory-platform dat Open zal bieden Gekoppelde gegevens om de status en bedreigingen van de bodem te bewaken en te helpen bij de besluitvorming voor duurzame ondersteuning van het agro-ecosysteem functies, gezien de verwachte klimaatverandering. Het Observatory-platform zal door middel van aanpasbare modules ondersteunen het verstandig beheer van de bodem op veldniveau en zullen goede praktijken op het gebied van bodem demonstreren beheer voor zowel EU als China. Het uiteindelijke doel zal zijn om duurzaam bodembeheer te ondersteunen, te verhogen landproductiviteit duurzaam, de variabiliteit van gewasopbrengsten in tijd en ruimte verminderen en de beleidsformulering ondersteunen werkwijze. Innovatieve praktijken en tools worden getest in SIEUSOIL en hun impact wordt beoordeeld op verbeterde bodem vruchtbaarheid en landgeschiktheid." "Ontwikkeling van nieuwe formuleringen voor verbeterde molybdeenbemesting" "Erik Smolders" "Bodem- en Waterbeheer" "The use of mineral fertilizers in crop production systems is strongly contributing to the competiveness of the agricultural sector as a whole, yet the importance of essential micronutrients, such as molybdenum, is often overlooked. Molybdenum (Mo) is of key importance for plant growth as an essential component of the cofactor for enzymes in the N-metabolism. Mo deficiency in plants is often associated with N deficiency, and can thus have far-reaching consequences in agricultural systems. To overcome Mo deficiency, fertilizer Mo needs to be applied, which typically contain highly water-soluble forms of Mo, e.g. Na2MoO4. In acid Fe/Al-oxide rich soils, the fast release of Mo from soluble forms causes Mo to be quickly sorbed; in sandy soils fast Mo release results in high losses of Mo through leaching. In this project, the use of slow-release fertilizer (SRF) Mo compounds instead of water-soluble Mo compounds will be explored to better match nutrient release with plant demand and reduce Mo fixation and leaching. SRF formulations will be synthesized using different approaches (LDH and mechanochemical synthesis). Feedback between Mo desorption/solubility experiments and material synthesis will optimize the new SRF compounds. The new Mo fertilizer forms will be embedded in different macronutrient carriers, after which batch and column experiment will be performed to characterize the Mo release in an aqueous and a soil system to compare the release with that of soluble Mo fertilizers. Finally, a pot trial will be performed to assess Mo use efficiency and leachability of a new Mo SRF in comparison with soluble Mo fertilizers. Next to this research objective, the applicant will improve his research skills by receiving training in mechano-chemical synthesis, fertilize shaping and fertilizer testing (University of Adelaide), and in modelling and LA-ICP-MS (KU Leuven). The applicant will also gain experience in teaching, project management, dissimilation and communication." "Geïntegreerde diensten die een duurzame agro-ecologische transitie ondersteunen" "Ann Vanreusel" "Biologie, INSTITUT ZA RATARSTVO I POVRTARSTVO INSTITUT OD NACIONALNOG ZNACAJA ZA REPUBLIKU SRBIJU, National Agency for New Technologies, Energy and Sustainable Economic Development, French National Institute for Agricultural Research, STICHTING WAGENINGEN RESEARCH, European Molecular Biology Laboratory, Leibniz Institute for Farm Animal Biology, Global Change Research Institute, Czech University of Life Sciences Prague, Aarhus University, ANALYSIS AND EXPERIMENTATION ON ECOSYSTEMS ERIC, Institute of Soil Science “Nikola Poushkarov”, E-SCIENCE EUROPEAN INFRASTRUCTURE FOR BIODIVERSITY AND ECOSYSTEM RESEARCH, Hebrew University of Jerusalem, Julius Kühn-Institut, Vytautas Magnus University, Institute for Research and Technology in Food and Agriculture, Forschungszentrum Jülich, National Research Council, AGENZIA LUCANA DI SVILUPPO E DI INNOVAZIONE IN AGRICOLTURA, Universidade Nova de Lisboa, European Marine Biological Resource Centre, EUROPEAN INFRASTRUCTURE OF OPEN SCREENING PLATFORMS FOR CHEMICAL BIOLOGY EUROPEAN RESEARCH INFRASTUCTURE CONSORTIUM (EU-OPENSCREEN ERIC), Universiteit Antwerpen, ASSOCIACAO BIP4DAB, Universiteit Hasselt, Walloon Agricultural Research Centre, Université Catholique de Louvain, University of Copenhagen, Wageningen University & Research, Institutul de Bioresurse Alimentare, University of Trás-os-Montes and Alto Douro, Jozef Stefan Institute, University of Liège, Teagasc - The Irish Agriculture and Food Development Authority, French National Centre for Scientific Research, Natural Resources Institute Finland, Weizmann Institute of Science, Agricultural Research Council, Instituut voor Landbouw en Visserijonderzoek" "Landbouw verbetert de gezondheid en het welzijn. Het draagt ​​bij aan lokale voedselzekerheid, verhoogt de inkomens van boeren en helpt armoede te verminderen. Het ontwikkelen van een veerkrachtig en duurzaam landbouwsysteem kan echter een uitdaging zijn. Succes hangt af van een grondig begrip van de systemen en hun interacties met de omgeving. Het door de EU gefinancierde AgroServ-project zal de bedreigingen en uitdagingen bestuderen en ons inzicht vergroten in hoe we een veerkrachtig en duurzaam agrifood-systeem kunnen bereiken. Dit transdisciplinaire project zal alle actoren van het landbouwsysteem samenbrengen. Boeren zijn de eersten, dankzij een breed aanbod van proeftuinen in heel Europa. Door een Europa-breed data-ecosysteem te leveren, wil AgroServ de agro-ecologische onderzoeksgemeenschap laten groeien en de kruisbestuiving van kennis ondersteunen." "An evaluation of the agronomic and socio-economic potential of Robusta coffee genetic resources as a cash crop in the Congo Basin" "Piet Stoffelen" "Plantentuin Meise / Agentschap Plantentuin Meise, Plantentuin Meise / Agentschap Plantentuin Meise" "Coffee is an important cash crop for small coffee farmers in the Global South and is an important commodity worldwide. The political economy of coffee production is influenced by ecology, climate change, biodiversity, soil fertility, and livelihood options. In this project expertise from different disciplines will be integrated; knowledge will be valorized and science-based advice will be provided for the revival of sustainable Robusta coffee production in Tshopo Province (DR Congo), for the conservation of the Congolese genetic diversity of wild Coffea canephora genetic resources and its wild relatives and for the development of a local, sustainable economy in a global context. This project will contribute, directly and indirectly, to the conservation and valorization of coffee genetic resources and several UN Sustainable Development Goals, and strengthen local and international skills in the field of agriculture and food. Although this project is focusing on the Congo Basin and Tshopo Province, in particular, the project will contribute to broader coffee challenges.The proposed project has five objectives:1) the local coffee chain, its sociological dimensions and economic relevance will be evaluated by carrying out socio-economic surveys in the Tshopo Province (WP2).2) the evaluation of the Robusta coffee genetic resources in the DRC, in particular in Tshopo province, for cultivation and breeding by doing a genetic, phenotypic, chemical and organoleptic study of the available genetic resources in the perspective of its valorization. This will contribute to the coffee cultivation locally and globally, characterize new genetic resources and indicate potentially interesting genetic diversity. 3) the evaluation of the existing cropping system and proposing potential optimization of the cropping system by analyzing i.e. macro- and micro-nutrient deficiencies in the coffee leaves in different genetic lines and an agro-ecological evaluation of the current cropping system. This will result in recommendations to improve current agronomic practices and the cropping system in order to arrive at a sustainable and profitable coffee culture, as a cornerstone for the well-being of the local communities.4) research in the (colonial) Archives will allow to ‘recuperate’ knowledge on Robusta coffee kept in archives and grey literature, which can give information on the origin and ‘genetic’ identity of the cultivated Robusta coffee and on the successes and failures of the past.5) integration of the results in order to formulate a policy advice and tool for the rehabilitation of the Coffee cultivation in Tshopo Province." "Analyse van koolstof hotspots in Vlaamse natuurgebieden en het beperken van koolstoflekken door natuurbeheer (HOTSPOTS) (EVINBO)" "Milieu en Klimaat" "Het Hotspots project bestaat uit 2 onderdelen:Deel 1 'Analyse van bestaande koolstof hotspots in ANB domeinen' start op 1 januari 2019 en loopt tot 30 juni 2019. Bedoeling is om te achterhalen waar de koolstof-hotspots gelegen zijn, wat de voornaamste bedreigingen zijn en hoe ze duurzaam beschermd kunnen worden. Er zal een verbetering van een bestaand ruimtelijk koolstofmodel voor koolstofstocks in de bovenste 30 cm (Soil Organic Carbon Stock Map for Belgium) doorgevoerd worden aan de hand van een combinatie van spatial data science en machine learning technieken, en op basis van bestaande geodatasets en modellen van de aanvragers die verzameld werden/worden in het kader van afgeronde en lopende onderzoeksprojecten. Dit moet leiden tot de opmaak van hotspots-signaalkaarten. Deel 2 'Richtlijnen voor het stoppen van koolstoflekken bij beheeractiviteiten' loopt van 1 november 2018 tot 30 april 2019 en bestaat uit een desktopstudie die bestaande beheermaatregelen oplijst en hun impact op bodemkoolstofvoorraden evalueert. Vervolgens zullen de beheerplannen van 5 geselecteerde gebieden doorgelicht worden en de impact van elke beheeringreep op de bodemkoolstofvoorraad worden ingeschat. De behaalde resultaten uit de verzamelde literatuur worden samengebracht in een toepassingsgericht beoordelingskader voor beheerders." "NaturalHeritage.be: Modulair interoperabel database systeem en Portal voor de Belgische Natuurhistorische collecties" "Ana Casino, Didier Vanden Spiegel, Patrick Semal, Larissa Smirnova, Henry Engledow" "Royal Museum of Central Africa, CONSORTIUM OF EUROPEAN TAXONOMIC FACILITIES, Botanic Garden Meise, Royal Museum for Central Africa, Plantentuin Meise / Agentschap Plantentuin Meise, Plantentuin Meise / Agentschap Plantentuin Meise" "European natural science collections contain the largest and most significant part of the world's scientific knowledge of the earth’s structure, environment and biosphere. They constitute a key international research infrastructure for tackling major socio-economic and scientific challenges. The Belgian collections cover all the fields of Natural History including Zoology, Botany, Geology, Palaeontology and Anthropology. Belgian scientific institutions house some 55 million specimens and is one of the most important collections relating to Natural Sciences worldwide. The 3 collection partners of this project are members of CETAF, the Consortium of European Taxonomic Facilities, which contributes to Europe's knowledge-base by enhancing synergy between the collections and research capabilities of its members. CETAF facilitates the normalization of data and metadata in Natural Sciences databases as well as the implementation of unique identifiers for collection specimens, which is essential data aggregation. Several European Natural History Institutions are presently working on a proposal for the coming ESFRI Roadmap 2018. This initiative, called DiSSCo (Distributed System of Scientific Collections), is a long-term project aiming to ensure open access to European natural history collections thereby broadening the user community and finding innovative solutions through the use of natural science related data. As partner of NaturalHeritage CETAF will be the interface between the project and the other European institutions active in the domain. The three Belgian institutions RBINS, RMCA and APM have a long history of collaboration and have for the past 15 years formed the informal yet solid Be-TAF consortium. The directors and middle management of the 3 institutions take strategic decisions for joint activities as well as defining Belgium’s position in the national and international arena. They also form the National Task Force (NTF) for the Belgian participation in DiSSCo, write proposals together and represent each other at key meetings where relevant. The three institutions have appointed staff members to play the role of facilitators and following up the Be-TAF joint activities, namely Patricia Mergen for RMCA and APM, and Carole Paleco for RBINS. Despite Be-TAF not being a legal entity, the 3 partners regularly sign more formal Memoranda of Understanding or Collaboration Agreements where objectives are clearly stated and the roles of each partners defined. The intention to sign a 5 year MoU for a joint digital collection management agreement including this Natural Heritage.be activity, if it is funded. More than a decade ago, RBINS decided to develop an “in-house” solution, called DaRWIN. The current version, still used by RBINS and more recently also by RMCA, is an Open Source system. However, it was built as a system predominantly taxonomically based to accommodate information for RBINS Natural History collections. The recent ratification of the Nagoya Protocol by the EU members and its implementation, as well as the impact of other European protocols related to access to public data (INSPIRE, Open Data, Open Science) define also a new framework of collaboration where interoperability between different data sources are crucial. The fast evolution in programming and data exchange together with the exponential development of web- and cloud- based applications can provide distributed access to a wide variety of geo-coded or geo-referenced natural sciences information. This imposes now the use of a totally new architecture, with the interconnection of separate modules covering the different disciplines in the Natural Sciences at its core. This interoperability both within the NaturalHeritage.be portal, as well as outside with other sources of references and/or with other similar on-line collection systems will help scientists and decision makers to address Belgian Natural History Collections using cross-linked and big-data approaches. The project will research and evaluate how a modular architecture can address these new requirements. This architecture will be based on two levels of interoperability between small modules and with international authority files. Based on this research, the project will develop a new database system and search portal so that there is an interoperation between all the Belgian natural history collections. The consortium will valorise the long term existing in-house expertise in Open Source systems in the three collection-based institutions in order to reach the expected goals, respecting the workflow in each institution. Open source technologies allow resource sharing for development and maintenance, thus ensuring sustainability. Proven functionality in the existing version of DaRWIN will be transferred to the new system with enhancements. New modules will be developed for geological, botanical and living collections. The rendering of embedded multimedia files hosted by external specialized platforms will be added. A common search portal overlaying the local query interfaces with interoperable databases that use compatible technologies will reinforce synergy between partners by establishing links between data which are unconnected at present (e.g. relationship between soil/substrate, vegetation and associated fauna). This approach will also improve cross-validation of data and avoid multiple encoding, which is time-consuming and a source of error. To achieve modularity of NaturalHeritage.be and to insure independence of each module, we will implement all of them by extending the principle of dependency injection based on a service container (or dependency injection container). Each module will therefore be a service provided by the application, which can stand alone or in combination with others as required. The dependency between modules is therefore dynamically constructed and unique to each installation or to each “orientation” in the application (Zoology, Botany, Geology and Palaeontology)." """ElatPro: Spotting the needle in a haystack: Predicting wireworm activity in the topsoil for integrated pest management in arable crops""" "Kürt Demeulemeester" "Inagro vzw, Österreichische Agentur für Gesundheit un Ermährungssicherheit GmbH (AT), ISIP - Information system for Integrated Plant Production (IT), ILVO - Instituut voor Land- en Visserijonderzoek, Agroscope, Veneto Agricoltura, Julius Kühn-Institut, ZEPP - Central Institute for Decision Support Systems in Crop Protection, Agrocampus Ouest, Hooibeekhoeve, Nationale proeftuin voor Witloof vzw, Université de Liège, University of Innsbruck (UIBK), Meles GmbH" "div class=""ExternalClass4FFE7F598D1649F6B411B290E2B11335""divspan style=""color:black;""​/spanNiet alleen in België, maar ook in andere Europese landen neemt de schade door ritnaalden de laatste jaren toe. De inzet van breedwerkende bodeminsecticiden is over heel Europa aan banden gelegd en we moeten evolueren naar een geïntegreerde plaagbeheersing (IPM) gebaseerd op monitoring, preventie en milieuvriendelijke bestrijdingsmethoden. br/divdivHet project verenigt 14 partners uit zes verschillende landen, met name Oostenrijk, Duitsland, Zwitserland, Italië, Frankrijk en België. De projectpartners gaan elk met hun eigen expertise en in hun eigen regio op zoek naar sleutelelementen die mede het complexe gedrag van ritnaalden in de bodem kunnen verklaren. brNaast Inagro maken ook de Nationale Proeftuin voor Witloof (NPW), Hooibeekhoeve en ILVO deel uit van het Vlaamse projectteam. In Vlaanderen werken ze al samen in het project Sectorbrede geïntegreerde beheersing van ritnaalden’ (2015 - 2018). Binnen dit project  kunnen ze hun onderzoek verder uitbreiden in Europese context. Inagro en NPW staan in voor de monitoring van ritnaalden op praktijkpercelen, o.a. in grasland waar zich de meest stabiele populaties ritnaalden bevinden. Hooibeekhoeve zal in een veldproef de impact van verschillende bodembewerkingen op de ritnaaldpopulatie en de schade in de daaropvolgende teelt nagaan. De identificatie van gevangen ritnaaldensoorten is een taak die het ILVO reeds uitvoert in het lopende onderzoeksproject . Omdat dit een zeer kennis- en arbeidsintensieve  taak is, beogen we binnen dit project een methode te ontwikkelen om de belangrijkste ritnaaldensoorten sneller in het veld te detecteren. Nieuwe, moleculaire analysetechnieken maken dit mogelijk. Het ILVO wil met behulp van moleculaire technieken ook het voedingspatroon van ritnaalden nader bestuderen. Dit gebeurt in samenwerking met Duitse onderzoekspartners in het project. br br/div/divdivAlle verzamelde gegevens van de uitgebreide monitoring en proefresultaten uit de verschillende landen en regio's zullen als puzzelstukken worden samengelegd. De gezamenlijke analyse van al die data heeft als ultieme doel een voorspellingsmodel voor schade door ritnaalden te ontwikkelen dat op verschillende Europese bodems kan worden toegepast. Niet alleen de ontwikkeling van het model, maar ook de validatie en evaluatie ervan behoren tot de projectacties. brbr/divdiv/divspanResultaten:brbr/spandivHet doel van het ElatPro project is het ontwikkelen en implementeren van een voorspellingsmodel van de activiteit van ritnaalden in de bodem. Dit model kan dan gebruikt worden door landbouwers en adviseurs als een beslissingstool om een goede inschatting te maken van de correcte maatregelen om in te grijpen tegen ritnaalden. Hiervoor werd monitoring uitgevoerd om de activiteit van ritnaalden na te gaan in de bovenste bodemlagen. Met de partners werd een algemeen protocol opgesteld met richtlijnen voor het monitoren van de aangetaste percelen in Oostenrijk, Frankrijk, Duitsland, Italië, Zwitserland en België.  De monitoring werd uitgevoerd door middel van potvallen en bodemstalen. Op bepaalde locaties werd dit uitgebreid met het vangen van de adulten via feromoonvallen. Van de percelen werden teelt- en cultuurtechnische gegevens verzameld: bodemtemperatuur, - vochtgehalte, hoofdteelt, bodembewerkingen en gewasrotatie. Aanvullend op deze veldmonitoring werden ook semi-veld en laboratoriumproeven opgezet. Via de semi-veld experimenten kon de samenstelling van de populatie ritnaalden gevarieerd worden. Om de invloed van de ontwikkeling van de larven te beoordelen. In het labo werden experimenten opgezet om de factoren te bepalen die het migratiepatroon van de ritnaalden beïnvloed. Daarnaast werd er door ILVO een nieuwe methode bepaald om ritnaalden tot op soortniveau te bepalen gebruikmaken met de LAMP methode.brbr/divdivInagro en NPW namen deel aan de brede veldmonitoring. NPW volgde 2 percelen op in 2017 en 2018. Inagro volgde één perceel in 2017 en twee percelen in 2018. Telkens volgens de monitoringsrichtlijnen, opgesteld met de partners binnen het project. Van maart tot september werden er continu potvallen geplaatst, naast de percelen die werden opgevolgd binnen het VLAIO-project. De bodemtemperatuur en het vochtgehalte werd er gemeten op 30cm diepte tijdens de groeiperiode van het cultuurgewas. De gevangen ritnaalden met deze vallen werden door ILVO geanalyseerd tot species-niveau. In 2017 werden er slechts 4 ritnaalden gevangen met de geplaatste potvallen. In 2018 werd er op het ene perceel met aardappelen geen ritnaalden gevonden tijdens de staalname periode. Op het andere perceel, waar maïs stond, werden 141 ritnaalden gevangen. De meeste ritnaalden bevonden zich in de bovenste 10cm van de bodem (65%). De meest voorkomende soort was A.obscurus. Tegen de verwachtingen in werden tijdens de monitoring ook ritnaalden gevonden op percelen met grasland. Het is hierbij niet duidelijk of de lokvallen worden beïnvloed door de CO2-gehaltes rond de val. Wat betekent dat de vergelijking van de vallen geplaatst in een weiland, of akkerland niet geldig kunnen zijn. De populaties ritnaalden op grasland in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland vertoonden daarnaast niet de verticale beweging zoals wordt verwacht volgens de literatuur. De populaties bleven in plaats hiervan in de bovenste bodemlaag. br/divdivDe potvallen vertonen een correlatie met bodemtemperatuur: van april steeg de bodemtemperatruur van boven 10°C. In deze periode werden 22 ritnaalden gevonden in 10 potvallen. In juli daalde de activiteit van de ritnaalden beduidend. Tijdens deze periode was het bodemvochtgehalte lager.br/divdivbr/divdivHooibeekhove en NPW onderzochten daarnaast de invloed van enkele teelttechnische maatregelen. Er werden zowel verschillende kerende als niet-kerende technieken getest als de invloed van gescheurd grasland nagegaan. Het grootste aantal ritnaalden werd gevonden in de objecten met een diepe niet-kerende grondbewerking. Ploegen, spitten en oppervlakkige niet-kerende grondbewerkingen zorgden voor het minste aantal ritnaalden. Alle verzamelde kennis kon worden ingezet om het model SIMAGRIO-W en de beschikbare modellen in de verschillende lidstaten te valideren. Het algoritme van SIMAGRIO-W werd daarvoor geïmplementeerd in het systeem van ISIP. Dat fungeert als hub voor alle verzamelde data: weer- en perceelgegevens. Een mobiele app werd hiervoor ontwikkeld: Collector for ArcGIS. Op basis van de verzamelde data kan het SIMAGRIO-W model nog verder ontwikkeld worden, aangezien het duidelijk was na afloop van het project dat de opgedane kennis nog onvoldoende was om het uit te rollen in de praktijk. Informatie van de ontwikkeling van de larven zal nog geïntegreerd worden door de partner ZEPP.br/divdivbr/divdivDe resultaten in deze korte beschrijving focussen voornamelijk op het deel van de Vlaamse partners in betrokken ware,. Een volledig overzicht van alle resultaten kan gevonden worden naar de website van de projectleider: https://www.ages.at/en/topics/agriculture/plant-health/researchscience/project-elatpro/results/ en https://www.researchgate.net/publication/327284350_ElatPro_-_Spotting_the_needle_in_a_haystack_Predicting_wireworm_activity_in_top_soil_for_integrated_pest_management_in_arable_crops_-_ERA-NET_C-IPMbr/divspan/spandivdiv style=""margin-top:14px;margin-bottom:14px;""div style=""margin:0px 0cm 10.6667px;line-height:107%;font-size:11pt;font-family:Calibri, sans-serif;""br/div/div/divdiv class=""ExternalClass4FFE7F598D1649F6B411B290E2B11335""divbr/div/div ​Een voorspellingsmodel voor schade door ritnaalden ontwikkelen." "Experimentele studies van klimaatswijzinging in Arctische en Antarctische woestijnbodems - ExPoSoils" "Elie Verleyen, Anne Willems" "Biologie, Vakgroep Biochemie en Microbiologie, University of Liège, Royal Belgian Institute of Natural Sciences" "Het Arctisch gebied en delen van Antarctica ondervinden bijzonder snelle klimaats- en omgevingswijzigingen. Modelsystemen voor planeet Aarde voorspellen verdere toename van de temperaturen en veranderende neerslagpatronen voor de 21ste eeuw als gevolg van de polaire amplificatie van de opwarming van de Aarde. Men kan verwachten dat deze veranderingen de biodiversiteit en het functioneren van polaire ecosystemen zal treffen. De weerbaarheid van deze habitats en hun gevoeligheid voor klimaatwijziging is grotendeels onbekend door het gebrek aan lange termijn waarnemingen en grootschalige veldtesten.  Deze lacune in onze kennis heft geleid tot de ontwikkeling van permanente observatiestations en veld experimenten in het kader van internationaal onderzoeksprojecten en initiatieven zoals SCAR ANTOS en Ant-ICON, en het Ny-Ålesund Terrestrial Flagship project.ExPoSoils heeft tot doel om de effecten te bestuderen van hogere temperatuur en toenemende sneeuwbedekking op de biodiversiteit en het genetisch functioneel potentieel van microbiële gemeenschappen in polaire woestijnbodems in de Arctische en Antarctische gebieden, en om de lange termijn observaties van ecosysteemresponsen op klimaatwijziging in deze gebieden te bestendigen. Sneeuwhekkens waarmee sneeuwbedekking stijgt en open-top kamers waarmee de temperatuur stijgt, werden 5 jaar geleden geplaatst in Svalbard (High Arctic) en het Sør Rondane Gebergte (East Antarctica) en controle stalen werden genomen. De specifieke doelstellingen van dit project zijn: (i) een geïntegreerde databank ontwikkelen met high-throughput sequencing data van microbiële gemeenschappen in polaire woestijnbodems verschillend in vochtigheidsgraad en andere omgevingsparameters, van Arctische en Antarctische gebieden, (ii) de mogelijke wijzigingen voorspellen die deze gemeenschappen zullen ondergaan in reactie tot toekomstige veranderingen in temperatuur en vochtigheidsgraad door vergelijking van gegevens bekomen bij sneeuwhekkens, in open-top kamers en bij metingen van belangrijke ecosysteemfuncties (koolstof- en stikstof omzettingen) van bij de start van de experimenten en vandaag, (iii) gebruik te maken van remote-sensing en close-range veldwaarnemingstechnieken in combinatie met high-throughput DNA sequenering om mogelijke veranderingen te detecteren in de aanwezigheid en omvang van microbiële matten en biologische korstgemeenschappen, en om  de diversiteit en het functioneel potentieel in de natuurlijke gemeenschappen in kaart te brengen sinds de start van de waarnemingen, (iv) nieuwe polaire microbiële diversiteit die mogelijk bedreigt wordt door stijgende temperaturen, te isoleren, karakteriseren en ‘ex situ’ te preserveren en (v) het opzetten van een lange-termijn observatiepunt in Antarctica met een waarnemingsschema dat toekomstige biologische en omgevingswijzigingen kan detecteren in de recent voorgestelde ASPA sites in het Sør Rondane Gebergte."