Titel Promotor Affiliaties "Korte inhoud" "Naar wetenschappelijk onderbouwde praktijken in het kleuteronderwijs: het ondersteunen van de executive functies van kinderen met verschillende socio-economische achtergronden." "Jantine Spilt" "Schoolpsychologie en Ontwikkeling in Context (OE), Gezins- en Orthopedagogiek (OE)" "Tekorten in executieve functies (EF) op jonge leeftijd hebben een negatieve invloed op schoolsucces en voorspellen latere gedragsproblemen. Omdat EF sterk beïnvloed worden door de kwaliteit van de leeromgeving wordt er, al vanaf de kleuterklas, toenemend aandacht besteed aan het ondersteunen van EF en dit vooral voor kinderen met een lage socio-economische status (SES). Ons project heeft als doel het onderzoeken van een EF-interventie programma in het Vlaamse kleuteronderwijs. Allereerst beschrijven we het theoretisch kader van de interventie en inventariseren we de effecten van het EF-interventie programma in de klas voor uitkomsten op zowel kind (EF en gedrag) als leerkracht (EF ondersteunend gedrag) niveau, met nodige aandacht voor de implementatiekwaliteit. Dit alles gebeurt via een cluster RCT in scholen met een lage SES leerlingenpopulatie. De literatuur toont dat leerkracht-leerlingrelaties (LLR) de effectiviteit van interventies door leerkrachten in de klas sterk beïnvloeden. Ondanks het beperkte onderzoek, geven recente studies aan dat kinderen met lage EF slechtere LLR hebben en dat deze de effectiviteit van leerkrachtinterventies kan beperken. Aan de hand van vragenlijsten en interviews willen we daarom eveneens de LLR bij kinderen met lage EF diepgaand beschrijven. Ook de modererende rol van LLR bij het faciliteren/limiteren van de interventieresultaten zullen we onderzoeken. Via dit project hopen we bij te dragen aan kwaliteitsvol kleuteronderwijs in Vlaanderen." "Diepte analyse van de relatie tussen executieve functies en bovenste lidmaat functie bij kinderen met unilaterale cerebrale parese" "Hilde Feys" "Gezins- en Orthopedagogiek (OE), Locomotorische en Neurologische Aandoeningen, Onderzoeksgroep Neurorevalidatie" "Kinderen met unilaterale cerebrale parese (UCP) vertonen sensomotorische stoornissen, voornamelijk aan één kant van het lichaam ter hoogte van het bovenste lidmaat (BL). Vaak gaan deze stoornissen gepaard met problemen in executieve functies (d.w.z. cognitieve processen die essentieel zijn voor de cognitieve regulering van gedrag en uitvoering van dagelijkse activiteiten), hetgeen hun dagelijkse activiteiten en participatie bijkomend kan bemoeilijken.Vergeleken met typisch ontwikkelende kinderen, vertonen kinderen met UCP in hun klinische presentatie stoornissen in executieve functies, zich mogelijk uitend in een onvermogen om aandacht te behouden tijdens de uitvoering van taken en in een gebrek aan zelfcorrectie wanneer motorische fouten optreden. Bovendien is geweten dat bij typisch ontwikkelende kinderen de fijne motoriek en handvaardigheid geassocieerd is met executieve functies, aangezien complexe motorische vaardigheden hogere cognitieve functies vereisen. De beschrijving van deze relatie bij kinderen met UCP is echter nog maar beperkt beschreven. Tot op heden worden executieve functies bij kinderen met UCP nog onvoldoende begrepen, ondanks het belang ervan voor een succesvolle taakuitvoering. Bovendien vereist de complexe en heterogene aard van executieve functies dat ze met verschillende instrumenten in kaart worden gebracht om hun gedeeltelijk overlappende functies te contrasteren. Tot nu toe gebruiken studies die executieve functies bij kinderen met cerebrale parese onderzoeken, gewoonlijk slechts één instrument om elke afzonderlijke executieve functie te beoordelen, waardoor de afgrenzing van de verschillende executieve functies onvoldoende bepaald kan worden. Daarnaast wordt de relatie tussen executieve functies en het onderliggende hersenletsel bij kinderen met UCP zelden beschreven, ondanks het veelvuldig gerapporteerde verband tussen executieve functies en hersenactiviteit bij patiënten met een hersenletsel.Dit project wordt gedreven door de noodzaak om factoren te identificeren die het dagelijks functioneren van kinderen met UCP bemoeilijken. Ten eerste streven we naar een grondige evaluatie van executieve functies met behulp van een uitgebreid onderzoeksprotocol bij kinderen met UCP en typisch ontwikkelende kinderen. Ten tweede zullen we onderzoeken in hoeverre executieve functies gerelateerd zijn aan klinische metingen van unimanuele en bimanuele functie, maar ook met bimanuele motorische controle, gekwantificeerd aan de hand van state-of-the-art robotica. Vervolgens zullen we de relatie tussen executieve functies en de spontane activiteit van het BL in een vertrouwde omgeving onderzoeken, objectief gemeten aan de hand van polssensoren. Ten slotte zullen we inzichten verwerven in de relatie tussen executieve functies en het onderliggend hersenletsel bij kinderen met UCP. De uitkomst van dit project zal onze inzichten in executieve functies bij kinderen met UCP en hun relatie met BL-functie en het onderliggend hersenletsel versterken. Deze nieuwe inzichten zullen bijdragen aan het identificeren van factoren die de unimanuele en bimanuele functie van deze kinderen bepalen, en kunnen mogelijks wijzen op het includeren van executieve functietraining tijdens BL-revalidatie bij deze kinderen." "Misdaad weerstaan : de rol van zelfcontrole en executieve functies in jeugddelinquentie" "Stefaan Pleysier" "Onderwijseffectiviteit en -evaluatie, Leuvens Instituut voor Criminologie, Instituut voor Sociaal Recht" "In dit doctoraat werd onderzocht of en hoe executieve functies en zelfcontrole gerelateerd zijn aan delinquent gedrag. Executieve functies is een overkoepelende term voor verschillende cognitieve processen die gedrag sturen en reguleren, om doelen te bereiken, en vindt zijn oorsprong in de (cognitieve) psychologie. Zelfcontrole, daarentegen, wordt gebruikt in verschillende disciplines, en wordt meestal gedefinieerd als de controle over iemands eigen ongepast gedrag. Ondanks dat executieve functies en zelfcontrole grote conceptuele gelijkenissen vertonen, worden deze twee zelden samen onderzocht. Dit doctoraat had als doel om deze relatie te verduidelijken en te onderzoeken hoe deze concepten invloed hebben op delinquent gedrag bij jongeren. In een eerste studie werd de conceptuele en operationele relatie tussen executieve functies en zelfcontrole onderzocht. Hieruit bleek dat executieve functies, samen met andere concepten, onderliggend zijn aan zelfcontrole. In een tweede studie werd het profiel van verzwakking in executieve functies en zelfcontrole bij een jonge dadergroep onderzocht. Uit deze resultaten kwamen weinig verschillen naar voor in vergelijking met een controlegroep op elkaar afgestemd op leeftijd en onderwijsvorm, alhoewel de data enige suggestie gaf van een verzwakking in de puur cognitieve executieve functies bij sommige jonge daders." "De ontwikkeling van executieve functies bij de overgang van kleuteronderwijs naar het lager onderwijs. De rol van de thuis- en schoolomgeving en de invloed op schools presteren." "Dieter Baeyens" "Gezins- en Orthopedagogiek (OE), Schoolpsychologie en Ontwikkeling in Context (OE)" "Executief functioneren (EF) verwijst naar een reeks cognitieve processen die noodzakelijk zijn voor het controleren van gedrag, gedachten en emoties. Het is een complex concept, bestaande uit drie kern-EFs, werkgeheugen, inhibitie en cognitieve flexibiliteit, die op zichzelf multidimensioneel zijn en verder kunnen worden onderverdeeld in subcomponenten. Goed ontwikkelde EFs zijn essentieel voor het schools functioneren, in het bijzonder bij transitiemomenten (bv. van het kleuteronderwijs naar het lager onderwijs), wanneer er hoge eisen gesteld worden aan de EFs van leerlingen. Onderzoek naar de ontwikkeling van EFs en het belang van EFs voor het schools functioneren bij dit transitiemoment is schaars en houdt zelden rekening met (alle) verschillende subcomponenten van EF. Bovendien is er weinig onderzoek beschikbaar over de rol van omgevingsfactoren, en voornamelijk de schoolse omgeving, in de ontwikkeling van EFs, ondanks het feit dat het belang van de omgeving voor de ontwikkeling van kinderen al veelvuldig werd aangetoond. Dit heeft tot gevolg dat onze huidige kennis onvoldoende genuanceerd is om efficiënte preventie en interventie van EF-problemen en gerelateerde schoolse problemen te realiseren. Het huidige project onderzoekt (1) de ontwikkeling van executieve functies tijdens de overgang naar de lagere school, (2) de impact van de schoolse omgeving, en meer specifiek de leerkracht-leerling interacties, op deze ontwikkeling, en (3) the voorspellende waarde van EF-subcomponenten voor het schools functioneren in het eerste leerjaar. Methodologisch wordt een longitudinaal design aangevuld met een experimentele studie, om zowel inzicht te verwerven in de lange termijn relaties tussen de verschillende concepten en de mechanismen die ana de basis liggen van deze relaties. Bevindingen kunnen onze bestaande inzichten verder nuanceren en ons begrip in de onderliggende mechanismen versterken." "Versterken van leerkrachten in het Ethiopisch lager onderwijs om executieve functies van leerlingen te stimuleren als voorwaarde voor academische prestaties en toekomstsucces." "Dieter Baeyens" "Gezins- en Orthopedagogiek (OE)" "Onderwijs is de sleutel tot de verwezenlijking van vele andere duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de Federale Democratische Republiek Ethiopië. Als mensen kwaliteitsonderwijs kunnen volgen, kunnen zij de armoedespiraal doorbreken. Onderwijs helpt daarom de ongelijkheid te verminderen en gendergelijkheid te bereiken. In Ethiopië, waar 44% van de meer dan 95 miljoen inwoners tussen 0 en 14 jaar oud is, kunnen inspanningen om het onderwijs te verbeteren enorme voordelen opleveren op het gebied van sociale, politieke en economische veranderingen. In het laatste verslag van het nationale Ontwikkelingsprogramma voor de Onderwijssector (ESDP) V (Federaal Ministerie van Onderwijs, 2015), dat van kracht is van 2015-2020, wordt gewezen op de uitdagingen waarmee het Ethiopische onderwijssysteem wordt geconfronteerd, en worden enkele actiepunten voorgesteld om deze aan te pakken. De voorgestelde actiepunten zijn: vermindering van het aantal voortijdige schoolverlaters en herhalingen, verhoging van de kwaliteit van het basisonderwijs en rekening houden met de diversiteit van de leerlingen. Instructies die kinderen helpen specifieke vaardigheden te leren beheersen in de schoolsetting zullen hen in staat stellen de complexiteit van vele taken in hun leven te beheersen. Dit kan het best worden bereikt door leerkrachten in staat te stellen kinderen op school te houden en belangrijke executieve functies te trainen. Eerder werd vastgesteld dat als scholen instellingen zijn voor het leren van kinderen in een steeds veranderende wereld, de professionele ontwikkeling en empowerment van leerkrachten essentieel is. Op basis van de huidige inzichten in de cognitieve ontwikkelingspsychologie, schoolpsychologie en onderzoek naar speciale onderwijsbehoeften, kan het huidige project bijdragen aan deze doelstelling door de drie bovengenoemde aandachtspunten toe te voegen die in de plannen van het Federaal Ministerie van Onderwijs (2015) grotendeels over het hoofd werden gezien. Hiertoe stellen we: (1) Het bepalen van de mate van ouderlijke betrokkenheid bij het basisonderwijs van Ethiopische kinderen en het verkennen van middelen om ouderlijke betrokkenheid te verbeteren; (2) het bepalen van de toepassing van technieken voor leerkracht-leerling interactie (TSI) in de klas van leerkrachten in opleiding en van TSI-technieken in het curriculum van leerkrachten in opleiding, en het onderzoeken van middelen om beide te verbeteren; (3) Nagaan hoe stimulering van executieve functies (EF's) momenteel wordt toegepast in het basisonderwijs en in het curriculum van leerkrachten in opleiding; (4) De Belgische EF-interventie 'SWITCH' aanpassen aan de huidige behoeften in het Ethiopische basisonderwijs en de doeltreffendheid ervan evalueren in termen van betere werkgeheugenprestaties, schoolprestaties en -functioneren, minder schooluitval, en door te controleren of leerkrachten zich aan de training houden en er tevreden over zijn, met behulp van een RCT. Deze doelstellingen zullen worden bereikt door gebruik te maken van zowel kwalitatieve (interviews met leerkrachten, leerlingen, ouders) als kwantitatieve onderzoeksontwerpen (gerandomiseerde gecontroleerde proeven)." "De ontwikkeling van executieve functies bij lagereschoolkinderen in de klascontext: de rol van leerkrachtverwachtingen." "Dieter Baeyens" "Gezins- en Orthopedagogiek (OE)" "Executieve functies (EFs) zijn gedefinieerd als domein-generiek, hogere-orde cognitieve functies die nodig zijn om nieuwe, complexe en doelgerichte handelingen uit te voeren (Hughes & Graham, 2002). De kwaliteit van EFs is voorspellend voor academisch functioneren en prestaties (Vandenbroucke et al., 2017). Als zodanig is inzicht in de ontwikkeling en zowel preventieve als curatieve interventies in de klas nodig. In voorgaand onderzoek werd geen rekening gehouden met het perspectief en de verwachtingen van de leerkracht als het gaat om het stimuleren van EFs bij kinderen in de klas. Daarom wil de huidige studie inzichten verwerven in de ontwikkelingsdifferentiatie van EFs op basis van -onder andere- leerkrachtrapporten (sociale netwerkanalyse op BRIEF-2 data), en het begrip van leerkrachten van EF-terminologie en ontwikkelingsmechanismen (survey onder leerkrachten in het basisonderwijs met kwalitatief vervolgonderzoek). Op basis van deze inzichten zal het huidige laboratoriumwerk van de promotoren over manipulatie van leerkrachtstrategieën (gebaseerd in het Teaching Through (TTI) Interactions raamwerk) worden aangevuld met het construct van leerkrachtverwachtingen. Specifiek beoogt dit project de volgende onderzoeksvragen te beantwoorden: (1) Wat is de factorstructuur van EF in een grote Nederlandse en Belgische steekproef van 5- tot 18-jarigen, met behulp van beoordelingsschalen van leerkrachten/ouders/adolescenten over EF-gerelateerd probleemgedrag (BRIEF-2)? (2) Hoe goed begrijpen leerkrachten in het basisonderwijs het concept van EF? Wat zijn de ervaringen van leerkrachten met neuropsychologische rapporten en interventies? (3) Wat zijn de effecten van TTI-gebaseerde instructie-ondersteuningsprogramma's op de feitelijke EF-vaardigheden van kinderen, rekening houdend met de modererende effecten van de verwachtingen van de leerkracht? a) Spelen de verwachtingen van de leerkracht een modererende rol in de effecten van TTI-gebaseerde instructie-ondersteuningsprogramma's op de feitelijke EF-vaardigheden van kinderen? b) Verbetert het TTI-gebaseerde instructie ondersteuningsprogramma daadwerkelijk de EF-vaardigheden (gemeten met de Cambridge Brain Sciences cognitieve testbatterij op het web), of zorgt het enkel voor de optimale leeromstandigheden waardoor de cognitieve belasting afneemt en de EF-prestatie situationeel verbetert (beoordeeld door leerkrachten met de BRIEF-2 vragenlijst)?" "Het belang van relaties met leeftijdgenoten voor executieve functies en leeruitkomsten." "Elvis Mazoni, Dieter Baeyens" "Gezins- en Orthopedagogiek (OE)" "Onderzoek toont aan dat ouder-kind en leerkracht-leerling relaties van fundamenteel belang zijn voor de ontwikkeling van de executieve functies (EF) en leeruitkomsten van kinderen. De rol van relaties met leeftijdsgenoten is in deze echter veel minder onderzocht. Om deze reden stellen we ons tot doel om de effecten van inclusie- of exclusie-ervaringen met leeftijdsgenoten (als extremen van een continuüm) op EF en leeruitkomsten te onderzoeken in 4 studies bij 8-16 jarigen. Studie 1 vertrekt van een experimenteel design en stelt zich tot doel om de effecten van peer exclusie in 2 paradigma’s te onderzoeken: een Cyberball paradigma en een meer naturalistische ervaring in Virtual Reality. Studie 2 zal het sterkste van beide paradigma’s uit studie 1 selecteren en de onmiddellijke effecten op EF en leeruitkomsten nagaan. Studie 3 vertrekt van een bestaande dataset waar gebruik werd gemaakt van intensieve longitudinale dataverzameling bij dezelfde variabelen. Studie 4 gaat na of de effecten van peer inclusie een positief effect kan hebben op EF en leeruitkomsten in een steekproef die voorheen werd uitgesloten. Samengevat, wil het huidige project dus de korte- en langetermijneffecten van peerexclusie en -inclusie op EF en leeruitkomsten nagaan en hiertoe de kennis over het onderwerp verbreden (bv. paradigma-ontwikkeling)." "Leerkracht-leerling interacties en executieve functies bij kinderen: een cross-cultureel onderzoek" "Dieter Baeyens" "Gezins- en Orthopedagogiek (OE)" "Executieve functie (EF) verwijst naar een verzameling van verschillende met elkaar samenhangende maar gescheiden processen, waaronder werkgeheugen/updating, inhibitieve controle en cognitieve flexibiliteit/shifting, die gericht zijn op doelgericht gedrag (Friedman & Miyake, 2017; Huizinga et al., 2006). EF is een hoeksteen voor het adaptief functioneren van een individu bij leren en sociale interacties. Om kinderen te helpen hun EF op de juiste manier te ontwikkelen, vooral voor de kinderen met EF problemen (bijv. kinderen met Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder, ADHD), worden interventies in de klas op grote schaal aanbevolen. Deze interventies zijn gericht op het instellen van de meest optimale leeromgeving, in het algemeen, en op het verbeteren van de kwaliteit van de leerkracht-leerling interactie (TSI), in het bijzonder (voor review, zie Evans, Owens, & Bunford, 2014; Evans, Owens, Wymbs, & Ray, 2018; Fabiano et al., 2009). Hierin is de verkenning van de bidirectionele relaties tussen TSI, de EF-prestaties van kinderen en EF-gerelateerd problematisch gedrag zoals ADHD-symptomen, met als doel beter te begrijpen hoe deze factoren met elkaar interacteren, nodig. Bovendien moet, gezien de verschillen in sociale normen en waarden tussen individualistische westerse en collectivistische oosterse culturen, voorzichtig worden omgesprongen met bewijs over de relatie tussen TSI, EF en EF-gerelateerd problematisch gedrag van kinderen, omdat onderzoek voornamelijk gebaseerd is op Noord-Amerikaanse en Europese steekproeven uit contexten van één land, waarbij verschillende affectieve betekenissen van TSI tussen culturen grotendeels over het hoofd zijn gezien (Lam & Chan, 2012). Daarom is het de moeite waard om te onderzoeken of de invloed van TSI op de ontwikkeling van EF en EF-gerelateerd problematisch gedrag zoals ADHD-symptomen kan worden gegeneraliseerd over culturen heen.Als we de universaliteit van het effect van TSI op de ontwikkeling van EF en EF-gerelateerd problematisch gedrag willen bepalen, is een gedegen crosscultureel onderzoek naar deze relatie (d.w.z. de combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve methoden) geboden (Ewe, 2019). Deze aanpak zal enerzijds het huidige inzicht bevorderen met betrekking tot welke TSI-factoren/gedragingen bijdragen aan deze effecten in Westerse landen en anderzijds de internationale wetenschappelijke gemeenschap in het algemeen en Oosterse culturen in het bijzonder informeren over de cross-culturele validiteit van dergelijke bevindingen. Alles bij elkaar genomen, brengt dit project het bestaande onderzoek vooruit door de relatie tussen TSI, EF prestaties en EF-gerelateerd problematisch gedrag vanuit een cultureel perspectief te onderzoeken. Meer specifiek, met onze eerste studie (werkpakket 1) hebben we de eerste stap gezet om de mogelijke invloed van cultuur op de EV-prestaties van kinderen te onderzoeken. In de volgende studies, waaronder werkpakket 2 en 3, zullen we verder (1) de betekenissen van TSI in verschillende culturen bepalen en (2) het bidirectionele verband tussen TSI, EF-prestaties en EF-gerelateerd problematisch gedrag onderzoeken door een culturele lens." "Een ontwikkelingspsychologische studie van deductief, inductief en abductief redeneren: Werkgeheugen, executieve functies en oogbewegingen." "Walter Schaeken" "Laboratorium voor Experimentele Psychologie" "Versterken van leerkrachten in het Ethiopisch lager onderwijs om executieve functies van leerlingen te stimuleren als voorwaarde voor academische prestaties en toekomstsucces." "Dieter Baeyens" "Gezins- en Orthopedagogiek (OE)" "Met een populatie van 42 miljoen inwoners jonger dan 14 jaar, hebben inspanningen om Ethiopisch onderwijs te verbeteren een groot potentieel voor maatschappelijke en economische veranderingen. Helaas blijft de prestatie van lagereschoolkinderen en de pedagogische vaardigheden van de leerkrachten onder de standaard van het Ministerie van Onderwijs (2015). Wij schuiven 2 gemiste opportuniteiten in het nationaal onderwijsplan naar voren om aan beide problemen te verhelpen. Ten eerste, ontbreken huidige acties een directe training van domeinoverstijgende vaardigheden zoals executieve functies (EF) die een dominante voorspeller zijn van schoolsucces (Diamond, 2013). Ten tweede, zullen we leerkrachten (in opleiding) trainen in leerkracht-leerling interacties (LLI) als basis voor een optimale leercontext waarin EF kunnen ontwikkelen bij kinderen met en zonder onderwijsnoden. Meerdere onderzoeksdesigns (systematische review, documentanalyse, vragenlijstontwikkeling en RCT van een EF x LLI interventie) en nauwe samenwerking met lokale instanties garanderen de haalbaarheid van het project en de ecologische validiteit van projectuitkomsten."