Titel Promotor Affiliaties "Korte inhoud" "Onthulling van de Instrumentele Rol van Sport: Een Postkoloniale Analyse van het ""Sport for Development and Peace""-beleid in Vlaanderen, met de Focus op Individuen met een Migratieachtergrond" "Jeroen Scheerder" "Onderzoeksgroep Sport- & Bewegingsbeleid, Onderzoeksgroep Fysieke Activiteit, Sport & Gezondheid" "Dit onderzoek onderzoekt de rol van sport in sociale ontwikkeling in Vlaanderen, België, met speciale aandacht voor het beleid van 'Sport for Development and Peace' (SDP) dat gericht is op individuen met een migratieachtergrond. Hoewel sport algemeen wordt beschouwd als een universeel instrument voor sociale ontwikkeling, onderzoekt deze studie in hoeverre het SDP-beleid in Vlaanderen de behoeften van specifieke groepen invult, met name degenen die worden bestempeld als 'benadeeld' of 'gemarginaliseerd'. Het onderzoek is gebaseerd op het concept van 'superdiversiteit', waarbij de veelzijdige ervaringen binnen migrantengemeenschappen worden erkend.Het theoretisch kader neemt een postkoloniaal perspectief in, waarbij de blijvende invloed van het kolonialisme op hedendaagse praktijken wordt benadrukt. Belangrijke concepten zijn governmentality, discours en framing, hegemonie, hybriditeit, agency en subalterniteit. Deze concepten bieden een lens om te analyseren hoe het SDP-beleid burgerschap construeert, machtsdynamieken versterkt en individuen met een migratieachtergrond beïnvloedt.De toepassing van postkoloniale theorie in SDP-onderzoek belicht de historische verbanden tussen moderne sport en het kolonialisme. Academici hebben dit kader gebruikt om dispariteiten in macht en middelen binnen de SDP-beweging te bekritiseren. De specifieke toepassing van postkoloniale theorie op SDP in Vlaanderen is echter een unieke bijdrage van dit onderzoek.De onderzoeksvragen hebben tot doel mechanismen te onthullen waarmee 'tekortkoming' wordt geframed in het SDP-discours in Vlaanderen op basis van culturele en etnische verschillen, hegemonische praktijken te onderzoeken die worden ingezet om burgerschap vorm te geven, en te verkennen hoe individuen met een migratieachtergrond SDP-initiatieven waarnemen en ermee omgaan. Uiteindelijk beoogt de studie bij te dragen aan een genuanceerd begrip van de intersectie tussen sport, machtsdynamieken en maatschappelijke transformatie binnen een postkoloniale context." "Tussentijdse evaluatie van de proeftuinen sport binnen het decreet houdende flankerende en stimulerende maatregelen ter bevordering van de participatie in cultuur, jeugdwerk en sport" "Concreet betekent dit voor de periode 2008-2012 dat 5 thema's binnen de proeftuinen sport worden onderwopren aan een evaluatie. Het betreft hier:- Proeftuinen brede school die zich richten op een verhoogde sportparticipatie van alle kinderen en jongeren en een betere doorstroming naar life-time sport door sport- en spelactiviteiten aan te bieden op school en in interscolair verband.- Proeftuinen verenigingsondersteuning die een duurzame professionalisering en kwaliteitsverbetering, zowel qua organiserend vermogen als qua laagdrempelig en toegankelijk sportaanbod, van de sportclubs tot doel hebben.- Proeftuinen buurtsportbegeleiders die instaan voor de opleiding, vorming en tewerkstelling van buurtsportbegeleiders die de sportieve recreatie in de eigen woon-en leefomgeving stimuleren.- Proeftuinen Open Stadion die profvoetbalcluns stimuleren tot het opnemen van een kwaliteitsvol en duurzaam sociaal-maatschappelijk engagement in de buurt of stad waar ze werken.- Proeftuinen Sport in Grootsteden waarbij sportclubs uit Antwerpen, Gent en Brussel worden versterkt om beter hun maatschappelijke rol te kunnen opnemen ten opzichte van jongeren en hun ouders, die door een cumul aan factoren behoefte hebben aan een breed ondersteuningspakketIn het kader van de voortgangscontrole zal in deze tussentijdse evaluatie nagegaan worden in welke mate de bovenstaande projecten binnen de proeftuinen sport de overeengekomen concrete doelstellingen realiseren. Deze doelstellingen worden enerzijds bepaald door globale decretale criteria en anderzijds zijn er specifieke doelstellingen gesteld in de concrete overeenkomsten tussen de verschillende initiatiefnemers en de bevoegde minister.Ten slotte zal er ook onderzocht worden in welke mate de verschillende projecten binnen de proeftuinen efficiënt, effectief, duuzaam en professioneel zijn. Waar mogelijk dient ook gepeild te worden naar de meerwaarde voor de sportsector en naar de effecten op lange termijn." "Ecologische Duurzaamheid in de Sport Sector. Een Perspectief op Sportorganisaties en Sportevenementen" "Thomas Könecke" "Onderzoeksgroep Sport- & Bewegingsbeleid, Onderzoeksgroep Fysieke Activiteit, Sport & Gezondheid" "Dit doctoraatsproject focust zich op de complexe relatie tussen sport en ecologische duurzaamheid. De sportsector is voor een groot deel van zijn activiteiten afhankelijk van zijn omgeving, maar tegelijkertijd, heeft de sportsector ook een impact op zijn omgeving door gebruik te maken van grondstoffen, het innemen van binnen- en buitenruimtes, het produceren van afval en het uitstoten van broeikasgassen. Hoewel dit maar een klein aandeel is in vergelijking met wat andere sectoren bijdragen aan klimaatsverandering, vervuiling en het verlies van biodiversiteit, zijn de gevolgen ernstig genoeg om elke sector aan te manen tot actie. Bovendien is de sector in staat om naast zijn negatieve impact, ook een belangrijke positieve impact te creëren. Miljoenen mensen kijken naar of beoefenen sport op een dagdagelijkse basis. Hierdoor is de sector in staat om een ecologische boodschap over te brengen die heel veel mensen kan bereiken ongeacht hun politieke, economische of religieuze verschillen. Om deze boodschap over te brengen en anderen aan te moedigen om ecologische verantwoord gedrag te vertonen, is het belangrijk dat de sector vertegenwoordigd wordt door ecologisch bewuste sportorganisaties. De sportsector botst echter op verschillende hindernissen die het moeilijk maken om duurzame acties te ondernemen. Het ontbreken van empirische kennis en het op wetenschap gebaseerde aanbevelingen is een van deze hindernissen. Het doel van dit doctoraatsproject is daarom om academisch onderzoek te voeren, dat de kennis met betrekking tot ecologische duurzaamheid in de sportsector kan verbeteren. De focus zal voornamelijk liggen op sportfederatie en op sportevenementen, aangezien onderzoek naar deze twee specifieke instanties tot op heden zeer beperkt is. Hopelijk kan dit onderzoek relevante inzichten verschaffen die kunnen dienen als basis voor toekomstig onderzoek en kunnen de inzichten enkele hindernissen verlagen zodat sportorganisatie duurzamer kunnen worden. Om dit doel te verwezenlijken zijn zes academische studies uitgevoerd en geïncludeerd in dit manuscript. Hieronder volgt een korte samenvatting van de verschillende studies.De eerste studie is een scoping review die de beschikbare literatuur met betrekking tot ecologische duurzaamheid in sportorganisaties bespreekt. De review is uitgevoerd volgens de PRISMA-ScR (Preferred Reporting Items for Systematic reviews and Meta-Analyses extension for Scoping Reviews) kwaliteitsrichtlijnen. Na een grondig in- en exclusieproces, zijn 44 artikelen opgenomen in de review die gepubliceerd zijn in Engelstalige gepeer-reviewde tijdschriften. De artikelen worden besproken volgens hun descriptieve eigenschappen en hun organisatorische structuur, namelijk: sportliga’s en -teams, sport departementen verbonden aan een onderwijsinstelling, sportclubs en sportfederaties. De review heeft onderwerpen aan het licht gebracht die een interessante basis kunnen vormen voor verder onderzoek. Daarnaast is ook de belangrijkste wetenschappelijke kennis samengevat en hebben sportorganisaties nu een overzicht van literatuur die ze kunnen raadplegen indien ze verdere inzichten wensen.Voor de tweede studie zijn al de beschikbare websites van Belgische sportfederaties onderzocht en beoordeeld op hun inhoud op het gebied van ecologische duurzaamheid. Een analyse van deze inhoud maakte het mogelijk om de environmental wave typology bedacht door McCullough en collega’s (2016) verder te ontwikkelen. De resultaten tonen aan dat 37 van de 141 geïncludeerde federaties communiceerden over ecologische initiatieven of ecologische duurzaamheid opgenomen hebben in hun strategieën. De overige 104 federaties communiceerden niet over ecologische duurzaamheid en bevonden zich daarom in de nieuw ontworpen wave 0. De bevinding tonen aan dat ecologische duurzaamheid tot op heden nog niet geïnstitutionaliseerd is in het gedrag van de onderzochte organisaties.In de derde studie worden verschillende onderzoeksmethoden samengevoegd om een breder beeld te krijgen van ecologische duurzaamheid in de Vlaamse sportfederatie sector en om aanbevelingen te kunnen doen om dit te verbeteren. In de studie wordt data afkomstig van interviews, vragenlijsten en data afkomstig uit beleidsplannen van zestien federaties gebruikt om dit doel te verwezenlijken. De resultaten worden besproken aan de hand van een onderzoekskader dat onder andere gebaseerd is op het werk van Fifka en Jaeger (2020). Het nieuw ontworpen kader bestaat uit vijf levels en tien stappen. Op basis van het onderzoekskader worden verschillende aanbevelingen voorgesteld om de integratie van ecologische duurzaamheid in de organisatiestructuur van sportfederaties te verbeteren.In de vierde studie worden de ecologische, sociale en economische duurzaamheid van sportevenementen onderzocht, waarbij de deelname van mensen tijdens het evenement centraal staat en niet de competitie. Om dit te onderzoeken is een meetinstrument ontwikkeld gebaseerd op de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties. De vragenlijst is empirische getest in een representatieve steekproef bestaande uit 303 in Vlaanderen georganiseerde evenementen. Een confirmatieve factoranalyse zorgt voor het nodige bewijs met betrekking tot de validiteit en betrouwbaarheid van het meetinstrument. De resultaten tonen aan dat er verschillen zijn tussen de drie eerder vernoemde duurzaamheidsdimensies met een opmerkelijk lagere score voor ecologische duurzaamheid in vergelijking met sociale en economische duurzaamheid.De vijfde studie onderzoekt in welke mate de deelnemers aan een Belgisch loopevenement bereid zouden zijn om een financiële bijdrage te leveren om de ecologische duurzaamheid van het evenement te verbeteren. Verder wordt ook onderzocht welke factoren deze keuze bepalen. Een totaal van 1,056 online ingevulde vragenlijsten werd verzameld en de contingent valuation method resulteerde in een bereidheid tot betalen van gemiddeld 7.72 EUR, wanneer de mensen in rekening worden genomen die aanduidde bereid te zijn tot betalen. De studie vond ook een significante relatie tussen verschillende componenten van de Theorie van Gepland Gedrag en de bereidheid tot betalen. Het onderzoek beantwoordt hierbij enkele vragen die door andere onderzoekers beschouwd werden als ontbrekende kennis in de literatuur en het laat evenementorganisatoren een optie zien om de duurzaamheid van hun evenement op een financieel interessante manier te verbeteren.De zesde en laatste studie in dit manscript richt zich op mega-sportevenementen. De studie onderzoekt in welke mate dat het beeld dat mensen hebben van de ecologische duurzaamheid van een sportevenement bepalend is of ze voor of tegen de organisatie van het sportevenement zijn in hun land. De gegevens voor het onderzoek werden verzameld aan de hand van een vragenlijst dat werd uitgestuurd naar de inwoners van Duitsland. De vragenlijst resulteerde in 917 cases die gebruikt kunnen worden voor de verdere analyses. Multinomiale logistische regressies tonen aan dat zowel mensen met een positief als een negatief beeld van ecologische duurzaamheid bij sportevenementen in significante mate bepalen of iemand voor of tegen het organiseren van een mega-sportevenement is in hun buurt. Deze resultaten hebben belangrijke gevolgen voor de toewijzingsprocedures van toekomstige mega-evenementen, aangezien de lokale gemeenschap in bepaalde mate mee bepaalt of het evenement georganiseerd wordt of niet. De resultaten tonen aan dat de perceptie die mensen hebben over de ecologische duurzaamheid van het evenement een rol speelt in deze beslissing.In zijn geheel kan worden samengevat dat dit manuscript sportfederaties en sportevenementen onderzoekt met als doel om empirische inzichten te bekomen die het mogelijk maken voor deze twee instanties om hun ecologische duurzaamheid te verbeteren. Dankzij de bevindingen van de studies kunnen er verschillende aanbevelingen gedaan worden die het management van sportorganisaties in staat stellen om duurzamer te worden. Het grootste deel van de uitdaging is echter weggelegd voor de organisaties zelf, zij zullen namelijk de nodige inzet moeten tonen om de aanbevelingen toe te passen. De resultaten tonen echter aan dat er al heel wat organisaties spontane initiatieven vertonen. Om de sportsector dus te laten evolueren naar een toonbeeld van duurzaamheid, zullen vooral de momenteel nog ongemotiveerde organisaties aangemoedigd moeten worden en zullen sportorganisaties steun nodig hebben om te ontwikkelen naar organisaties met een meer permanent en strategisch onderbouwd ecologisch karakter." "Sport ontmoetingen. De persoonlijke en maatschappelijke impact van breedtesport en elitesport." "Marc Theeboom" "Studiebegeleidingscentrum, Staf en secretariaat, Sportbeleid en -management" "5 jarig onderzoeksprogramma met betrekking tot de persoonlijke en maatschappelijke impact van breedtesport en elitesport." "Stunpunt: onderzoeksplatform Sport" "Veerle De Bosscher" "Motoriek en Didactiek, Sportbeleidfactoren die leiden tot Internationaal Sportsucces, Bewegingsvorming en Wetenschap, Bewegings- en Sportwetenschappen" "Thema 1: Beleidsmonitoring-Effectmeting van de beleidsfocussen laagdrempelig sportaanbod,innovatie en jeugdsport Thema 2: Sportparticipatie in Vlaanderen Thema 3: Monitorische ontwikkeling : van Multimove naar Multisport." "Neuromusculaire & biomechanische controle van atleten die hun sport hervatten na een voorste kruisbandreconstructie" "Jos Vanrenterghem" "Onderzoeksgroep Musculoskeletale Revalidatie" "Voorste kruisband (VKB) letsels komen vaak voor tijdens dynamische sportactiviteiten bij de jonge, actieve bevolking en hebben vaak belangrijke fysieke, psychologische en professionele gevolgen op korte en lange termijn, die resulteren in een langdurige stopzetting van sportbeoefening en een hoge economische kost voor de samenleving. Helaas blijven de percentages voor een succesvolle sporthervatting laag: slechts 55% van de atleten die een VKB reconstructie (VKBR) ondergaan, keren terug naar sport op een competitief niveau. Daarnaast is het risico op een tweede VKB letsel zeer hoog, zo toonden studies aan dat 15-25% van de mensen die een VKBR ondergaan een nieuw VKB letsel oplopen de eerste 2 jaar na sporthervatting. Ten slotte is ook het risico op posttraumatische knieartrose verhoogd, zo heeft bijna de helft van de VKBR patiënten tekenen van osteoartrose 10-20 jaar na de VKBR. Deze nadelige gevolgen geven aan dat de huidige revalidatie na een VKBR en ook de beslissingscriteria voor sporthervatting nog verbeterd moeten worden. Momenteel worden criteria zoals de tijd na operatie, herstel van kracht en herstel van 1-benige sprongafstand gehanteerd om te beslissen over een veilige terugkeer naar sport. Deze criteria kunnen echter geen blijvende neuromusculaire en biomechanische compensaties detecteren waardoor VKBR patiënten vatbaar kunnen zijn voor het oplopen van een tweede VKB letsel en mogelijks ook posttraumatische osteoartrose. Bovendien worden de huidige screeningstesten voor sporthervatting uitgevoerd in een gecontroleerde setting waarbij de atleet zich volledig kan voorbereiden op de taak, dit terwijl atleten die terugkeren naar sport geconfronteerd zullen worden met verschillende sportspecifieke uitdagingen zoals bijvoorbeeld vermoeidheid en plotse omgevingsveranderingen die de neuromusculaire en biomechanische controle verder kunnen verstoren. Daarom hebben we in deze doctoraatsthesis  onderzocht of VKBR atleten nog biomechanische en neuromusculaire tekortkomingen vertonen op moment van sporthervatting maar ook 6 maanden later, en dit in situaties die sportgerelateerde uitdagingen nabootsten. Dit werd onderzocht aan de hand van vijf studies.In studie 1 vonden we dat VKBR atleten blijvende neuromusculaire en biomechanische compensaties vertonen tijdens éénbenige landingen op moment van sporthervatting. Deze compensaties lijken onderdeel te zijn van een beschermende strategie. Zo vertonen de VKBR atleten een verhoogde activering van de hamstrings (die een ACL-agonist zijn) en een verminderde algemene belasting van hun knie (meer bepaald: een verlaagd knieflexiemoment). Belangrijk om te vermelden is dat deze wijzigingen werden gevonden in 5 éénbenige landingen en dit dus 'taakonafhankelijke' compensaties blijken te zijn, waardoor het zeer waarschijnlijk is dat deze compensaties ook optreden tijdens sport en andere dagelijkse activiteiten.In studie 2 hebben we vastgesteld dat de neuromusculaire en biomechanische compensaties die we op moment sporthervatting vonden, niet verdwenen waren wanneer VKBR atleten reeds voor zes maanden terug aan het sporten waren. Het lijkt dus dat aanvullende interventies nodig zijn om deze tekortkomingen weg te werken voor sporthervatting. Verder toonden exploratieve analyses aan dat de verhoogde activering van hamstrings mogelijks gelinkt is aan zelfgerapporteerde knie instabiliteit en dat de verlaagde belastig van de knie mogelijks gelinkt kan worden aan een gebrek aan  psychologische ‘readiness’ voor sporthervatting. Toekomstige studies moeten daarom de rol van deze mogelijke onderliggende oorzaken verder onderzoeken, omdat zulke inzichten kunnen helpen bij het ontwikkelen van interventies om neuromusculaire en biomechanische compensaties aan te pakken.In studie 3 onderzochten we de neuromusculaire controle van zowel VKBR als niet-geblesseerde atleten wanneer ze geconfronteerd werden met sportgerelateerde uitdagingen. We vonden dat niet-geblesseerde atleten hun neuromusculaire patroon duidelijk aanpassen aan omgevingsveranderingen, maar dat VKBR-atleten een bijna onaangepaste beschermende strategie vertonen (verhoogde activering van de hamstrings), onafhankelijk van de omgevingsfactoren. Dit zou een compensatie kunnen zijn voor veranderde proprioceptieve input als gevolg van schade aan de mechanoreceptoren van de VKB. Daarnaast vonden we dat de de beschermende neuromusculaire strategie van de VKBR atleten wel belemmerd werd wanneer de cognitieve belasting toenam, dit bevestigt dat onderliggende neurocognitieve beperkingen kunnen bijdragen aan veranderde neuromusculaire controle bij VKBR atleten.In studie 4 hebben zijn we nagegaan hoe niet-geblesseerde atleten hun landingspatroon aanpassen na het uitvoeren van een protocol dat wedstrijdgerelateerde vermoeidheid simuleert. We vonden dat de weerstand tegen vermoeidheid een grote invloed had op hoe iemand na een dergelijk protocol reageert. Meer specifiek vonden we dat indien iemand minder bestand is tegen vermoeidheid, dit gepaard gaat met minder optimale landingspatronen. Op basis van deze bevindingen kunnen we concluderen dat preventie- en revalidatieprogramma’s ook specifiek de weerstand tegen vermoeidheid moeten gaan trainen.In studie 5 hebben we onderzocht of VKBR atleten vatbaarder zijn voor vermoeidheid dan niet-geblesseerde atleten. Voor deze studie werd hetzelfde vermoeidheidsprotocol gebruikt als in studie 4. We vonden dat VKBR-atleten en niet-geblesseerde atleten over het algemeen vergelijkbare biomechanische en neuromusculaire veranderingen vertonen na vermoeidheid. Nochtans, was er tijdnes sommige taken wel een versterk vermoeidheidseffec bij VKBR-atleten, wat suggereert dat de vereisten van een taak mogelijks mee bepalen of VKBR-atleten kunnen omgaan met vermoeidheid of niet.Kortom, dit project toonde aan dat VKBR atleten hun sport hervatten met blijvende neuromusculaire en biomechanische compensaties. Aangezien we dezelfde compensaties vonden tijdens verschillende taken, tijdens verschillende sportgerelateerde uitdagingen, en zelfs tijdens opvolgsessies op drie en zes maanden na RTS, kunnen we concluderen dat dit robuuste compensaties zijn die zeer waarschijnlijk ook zullen optreden tijdens sport en andere dagelijkse activiteiten. Het lijkt dus belangrijk om deze compensaties te detecteren en aan te pakken voordat VKBR atleten weer gaan sporten. Vooral omdat er aanwijzingen zijn dat ze het risico op nieuwe VKB letsels mogelijks beïnvloeden en bovendien, als deze compensaties meerdere jaren aanhouden, ze ook de kans op posttraumatische osteoartrose verhogen. Verder hebben we gevonden dat de neuromusculaire controle verstoord werd door sportgerelateerde uitdagingen, daarom adviseren we om dergelijke sportgerelateerde uitdagingen ook te implementeren tijdens de sporthervattingstesten en patiënten in de laatste fase van de revalidatie te confronteren met uitdagende situaties om hen voor te bereiden op de terugkeer naar de dynamische sportsituaties." "Sabbatperiode Dries Vanysacker: Katholicisme, lichaamscultuur en sport in West-Europa (19de-21ste eeuw)" "Dries Vanysacker" "Onderzoekseenheid Geschiedenis van Kerk en Theologie" "In het kader van een breder internationaal project (A Companion to Christianity and Sports in Europe and North America (19th-21st century)) dat in 2024/25 gerealiseerd moet zijn en waarvan ik mederedacteur ben, wil ik een eerste fase realiseren binnen de vijf maanden van mijn sabbatical leave. Deze eerste fase betreft een overzicht van het katholicisme, lichaamscultuur en sport in Duitsland, de Benelux, Frankrijk, Oostenrijk, Zwitserland, Italië, Spanje en Portugal (19e-21e eeuw). Na een voorstudie over katholicisme, lichaamscultuur en sport in België en Nederland, die binnenkort zal resulteren in een boekpublicatie in het Nederlands, ga ik verder met een bibliografisch en archiefonderzoek over dat onderwerp voor Italië en het Vaticaan, waarvoor ik van plan ben om twee verblijven in Rome te hebben. Deze verblijven zullen me toelaten om interessant materiaal te verzamelen over de situatie van de katholieken, lichaamscultuur en sport in de verschillende landen. Tijdens mijn werk in Leuven zal ik zoveel mogelijk de bestaande literatuur over het onderwerp verzamelen en lezen in landen en regio's waarvan Ik de talen ken (Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland en Italië) en leg ik contacten met internationale medewerkers die gevraagd zullen worden om te schrijven over specifieke regio's in West-Europa waarvan mijn talenkennis onvoldoende is (Spanje en Portugal). Zo zal deze eerste fase mij in staat stellen 1) een geannoteerde bibliografie te realiseren die tot doel heeft een breed overzicht te bieden van publicaties in verschillende talen over het thema 'katholicisme, lichaamscultuur en sport' in de bovengenoemde Europese landen; en 2) archiefmateriaal te verzamelen op basis van de Vaticaanse archieven om verder te ontwikkelen in verschillende academische publicaties en presentaties, naast het bredere internationale project." "Onderzoeksplatform Sport" "Jeroen Scheerder" "Onderzoeksgroep Sport- & Bewegingsbeleid" "Het onderzoeksplatform Sport onderscheidt 3 grote onderzoekslijen: beleidsmonitoring, sportparticipatie en brede motorische ontwikkeling bij jonge kinderen." "Ondersteuning van het congres: 'The impact of mega sport events'." "Bart Vanreusel" "Onderzoeksgroep Sport- & Bewegingsbeleid" "Lichaam, brein en psyche: een multidimensionele benadering van expertise in sport" "Matthieu Lenoir" "Vakgroep Bewegings- en Sportwetenschappen" "Dit project beoogt aan de hand van het antropometrisch profiel, fysieke prestatievermogen, motorische coördinatie, psychologisch profiel, executieve functies en omgevingsfactoren bij jonge sporters een predictief model op te maken dat hun kansen om zich verder te ontwikkelen tot op het hoogst mogelijke expertiseniveau inschat. Door deze multidimensionele aanpak wordt verwacht dat de predictieve waarde veel groter zal zijn dan modellen die in de huidige literatuur en praktijk gangbaar zijn."