< Back to previous page

Publication

Effecten van begrazing op grondbroedende vogelsoorten in heidegebieden

Book - Report

Begrazing met schapen, runderen of paarden is een wijdverspreide maatregel in het beheer van grote heideterreinen. Nochtans is de maatregel omstreden omdat zowel positieve als negatieve effecten op verschillende fauna-taxa in de internationale literatuur worden beschreven. Er is duidelijk nood aan bijkomend experimenteel onderzoek dat zich vooral dient toe te spitsen op de effecten van begrazing op aan heide-ecosystemen gebonden diersoorten.
Zoals al werd aangetoond in studies in andere ecosystemen dan heide kan begrazing een rechtstreekse negatieve invloed uitoefenen op het broedsucces van grondbroedende vogelsoorten. In dit rapport gaan we na of begrazing met schapen het broedsucces van twee grondbroedende vogelsoorten (boomleeuwerik en roodborsttapuit) beïnvloedt. Tijdens de door INBO opgezette experimentele studie in het Grenspark de Zoom-Kalmthoutse Heide brak in 2011 de zwaarste heidebrand uit die het Belgische deel van het reservaat ooit trof. Bijkomend gaan we dan ook na hoe de herkolonisatie van de afgebrande heide door een 10-tal grondbroedende vogelsoorten verloopt. Bijzondere aandacht gaat daarbij naar de effecten van beheer op die herkolonisatie.
We zochten in 2010-2013 binnen 6 studieplots (4 met grazers en 2 zonder) naar zoveel mogelijk nesten van beide studiesoorten. Van elk gevonden nest noteerden we de legselgrootte, het nestsucces en voor succesvolle nesten tevens het broedsucces. De aanwezigheid van schapen had een duidelijk negatief effect op het broedsucces van boomleeuwerik, maar geen effect op dat van roodborsttapuit. Het in elke studieplot gevoerde natuurbeheer had geen effect op de dichtheden van boomleeuwerik, maar roodborsttapuit komt in hogere dichtheden voor wanneer begrazing als maatregel is ingesteld.
Een verklaring voor het verlaagde nest- en broedsucces van boomleeuwerik dient te worden gezocht bij een verhoogde predatie door dagactieve predatoren wanneer schapen op het terrein aanwezig zijn. Alternatieve verklaringen als vertrappeling van nesten of verstoring van adulte vogels werden niet weerhouden. Roodborsttapuiten bouwen hun nesten in overwegend hogere en ruigere (Calluna-) vegetatie dan boomleeuweriken. Dergelijke vegetatie wordt duidelijk gemeden door grazende schapen en wellicht is dat een verklaring voor het feit dat we geen impact vonden op het nestsucces van die soort. In het Grenspark wordt echter ook begraasd met Galloway-runderen die wel in die ruigere zones foerageren en waarvan het begrazingsseizoen bovendien langer overlapt met het broedseizoen van roodborsttapuit. De effecten van begrazing met Galloways zullen in toekomstig INBO-onderzoek worden nagegaan.
De effecten van de heidebrand op de populaties van verschillende soorten grondbroeders zijn wisselend. Een typische pionierssoort als boomleeuwerik nam zoals verwacht fors toe terwijl roodborsttapuit toenam in de niet-verbrande delen van het Grenspark maar tijdelijk nagenoeg verdween uit de verbrande zone. Verheugend was de toename van veldleeuwerik in die delen van de verbrande zone die meteen na de brand begrazing als beheermaatregel kregen.
De resultaten die in dit rapport gepresenteerd worden zijn van belang bij de opmaak van beheerplannen van heidegebieden én bij de allocatie van de IHD-doelen. Ze tonen aan dat begrazing, zelfs bij lage dichtheden aan grazers, mogelijk een gezonde populatie-ontwikkeling van grondbroedende vogelsoorten belemmert. Nochtans staat de maatregel zelf niet ter discussie aangezien ook positieve effecten worden aangetoond. Indien het begrazingsseizoen 2-3 weken later kan starten of indien de in het gebied aanwezige gehoede kudde elders kan starten dan waar nu het geval is, kan wellicht een groot deel van de nu vastgestelde negatieve effecten worden vermeden.
Series: Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
Number of pages: 45
Publication year:2014
Accessibility:Open