Project
De effectiviteit van het Europees Openbaar Ministerie in lidstaten die structurele problemen hebben met de onafhankelijkheid van hun rechterlijke macht
Het Europees Openbaar Ministerie (EPPO) heeft in zijn eerste twee jaar van werking in wezen aanzienlijk succes geboekt in Kroatië, met het hoogste aantal definitieve veroordelingen in door het EPPO geleide onderzoeken. Dit is opmerkelijk in vergelijking met andere EPPO-leden, maar vooral tegen de achtergrond van de bevindingen van de Commissie dat anti-corruptie-inspanningen in Kroatië worden gehinderd door een gebrek aan goed opgeleide onderzoekers, langdurige rechtszaken en beroepen. Nog interessanter is dat, gezien de zorgen die in de literatuur zijn geuit over bevoegdheidsconflicten tussen het EPPO en nationale autoriteiten of over de onafhankelijkheid van de Europese gedelegeerde officieren van justitie. Waarom heeft het EPPO dan in zo'n omgeving succes gehad? Waarom zijn er geen vergelijkbare ontwikkelingen in andere lidstaten waarvoor de Commissie zorgen heeft geuit over de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en anti-corruptie-inspanningen? Bulgarije en Roemenië hebben bijvoorbeeld het op één na en op twee na grootste aantal actieve EPPO-zaken, maar bijna geen definitieve veroordelingen. Het doel van dit voorstel is daarom om, met behulp van gemengde methoden, de volgende onderzoeksvraag te beantwoorden: Is het EPPO efficiënter in het bestrijden van corruptie dan nationale autoriteiten en waarom? Door deze vraag te beantwoorden, beoogt het voorstel bij te dragen aan de literatuur over de werking van het EPPO en over de relatie tussen een bovennationaal instituut en nationale rechterlijke instanties. Dergelijk onderzoek zou bijgevolg kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van de theorie van juridische integratie door het potentieel van het EPPO te testen om zich op een vergelijkbare manier als het Hof van Justitie van de Europese Unie te ontwikkelen tot de vervolgingsvleugel van juridische integratie.