Project
Herstelrecht en overgangsjustitie: naar een herdefinitie van strafrechtelijke processen?
Colombia geldt momenteel als een belangrijk en uniek voorbeeld van het integreren van herstelrechtelementen in overgangscontexten. Na het vredesakkoord uit 2016 tussen de Colombiaanse regering en de voormalige guerrillagroep FARC-EP ontstond er een alomvattend systeem van overgangsmechanismen, gebaseerd op de toepassing van het paradigma van herstelrecht. Eén van deze mechanismen is de Speciale Jurisdiction for Peace (JEP), opgericht om internationale misdaden gepleegd tijdens het gewapende conflict te vervolgen, het recht van het slachtoffer op gerechtigheid te bevredigen, de waarheid aan de Colombiaanse samenleving te verschaffen en bij te dragen aan het bereiken van een langdurige vrede terwijl het oplossen van de juridische situatie van duizenden daders. Om zijn mandaat te vervullen, bevat de GEP innovatieve kenmerken. In de huidige studie zal het GEP worden geanalyseerd, waarbij de nadruk specifiek zal liggen op de zogenaamde 'dialogische procedure', een manier om strafrechtelijk onderzoek uit te voeren, waarbij herstelgerichte en vijandige elementen in de strafprocedure worden gecombineerd. In tegenstelling tot de conventionele strafprocedure omvat de dialogische procedure de gezamenlijke constructie van de waarheid tussen slachtoffers en daders, waardoor dialoog en ontmoetingen tussen hen worden bevorderd en verbeterde vormen van participatie mogelijk worden gemaakt. Dit onderzoek heeft tot doel het herstelpotentieel van de dialogische procedure te evalueren en de consistentie en tekortkomingen in de implementatie ervan te analyseren, rekening houdend met de convergenties en verschillen tussen transitionele en herstelrechtspraak. Kernconcepten zoals garanties voor een eerlijk proces, de slachtoffergerichte benadering en betekenisvolle participatie zullen worden behandeld om de voorgestelde beoordeling te maken. Bovendien streeft de studie ernaar een bijdrage te leveren aan de theoretische ontwikkeling van ‘herstellende overgangsrechtvaardigheid’, gebaseerd op empirische bevindingen uit de Colombiaanse casus, waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat de kruising tussen deze raamwerken nog steeds onderbelicht is.