< Terug naar vorige pagina

Project

Fundamentele frequentie in het brabbelen en eerste woordgebruik van horende en gehoorgestoorde kinderen: intrinsieke toonhoogte.

In zowat alle talen van de wereld worden hoge vocalen (zoals de /i/ in hier en de /u/ in 'koe') uitgesproken met een hogere toonhoogte dan lage vocalen (zoals de /a/ in 'daar'). Dit fenomeen wordt intrinsieke vocaaltoonhoogte genoemd. Hoe kunnen we dit fenomeen verklaren? Wetenschappers hebben twee verklaringen voorgesteld: 1. Dat heeft in essentie te maken met hoe ons spraakapparaat werkt: voor de uitspraak van /i/ of /u/ wordt de tong hoog geheven vooraan in de mond. Die spanning van de tong heeft uiteindelijk als resultaat dat de stembanden worden aangespannen, en dus een hogere toonhoogte produceren. Bij lage vocalen gebeurt net het omgekeerde, met een lagere toon als gevolg. 2. Dat heeft te maken met de intenties van de spreker: die wil de vocalen zo veel mogelijk van elkaar doen verschillen om zo klaar en duidelijk mogelijk te praten. Wetenschappers zijn het echter niet eens over welke verklaring de juiste is, maar wel over het volgende: als de eerste verklaring correct is dan moet intrinsieke vocaaltoonhoogte ook voorkomen in het brabbelen van een baby. En dan moet het fenomeen ook voorkomen in het brabbelen van een baby die doof geboren wordt. Verwonderlijk: dit is nog nooit systematisch en op grote schaal onderzocht. Dat gaan we in dit onderzoeksproject doen.
Datum:1 jan 2021 →  Heden
Trefwoorden:TAALVERWERVING, FONETIEK, PSYCHOLINGUÏSTIEK
Disciplines:Nederlandse taal, Klinische linguïstiek, Taalverwerving, Fonetiek en fonologie