Project
De siblingband: De aanpak van fysiek en emotioneel siblinggeweld in Vlaanderen
Siblinggeweld is de meest voorkomende vorm van intrafamiliaal geweld en kan verschillende lange- en korte-termijngevolgen veroorzaken met betrekking tot internaliserend en externaliserend gedrag. Desondanks werd siblinggeweld lange tijd genormaliseerd in onderzoek, beleid en praktijk. Het kwam recent meer onder de aandacht bij onderzoekers, sociale en juridische diensten en in de media. Normalisering van siblinggeweld in de maatschappij leidt tot normalisering door gezinnen die ermee geconfronteerd worden. Mogelijks minimaliseren of negeren ouders siblinggeweld en realiseren kinderen zich niet dat ze betrokken zijn in potentieel schadelijke siblinginteracties, laat staan dat ze hulp zoeken wanneer hun ouders het gedrag niet als problematisch erkennen. Wanneer kinderen en ouders niet in staat zijn om het geweld aan te pakken, is een ‘externe’ interventie van formele diensten vereist. Dit doet de vraag rijzen of en op welk moment de maatschappij kan interveniëren binnen een gezin en in welke mate een interventie legitiem, rechtvaardig en effectief is. Daarenboven moeten de casussen aan het licht komen binnen de diensten opdat erop gereageerd kan worden. Siblinggeweld is vaak verweven met andere verontrustende situaties en professionals zijn niet in de eerste plaats gefocust op (gewelddadige) relaties tussen siblings. Daardoor wordt siblinggeweld niet opgemerkt en niet aangepakt.
Zowel op nationaal als internationaal niveau is er minder onderzoek gevoerd naar siblinggeweld in vergelijking met kindermishandeling en partnergeweld. Bestaande studies zijn voornamelijk kwantitatief van aard en bieden inzichten in de prevalentie, voorspellers en gevolgen van de kwaliteit van siblingrelaties en siblinggeweld. Echter, kwalitatief onderzoek met siblings en ouders (of andere opvoedingsverantwoordelijken) is essentieel om de noden te begrijpen van gezinnen die geconfronteerd worden met siblingconflict en -geweld. Onderzoek naar hoe ouders omgaan met siblinggeweld en hoe minderjarigen het contact met jeugdhulpdiensten ervaren is schaars. Daarenboven zijn er weinig inzichten in hoe professionals in gezondheids-, sociale en juridische diensten siblinggeweld detecteren en aanpakken.
De huidige studie komt aan deze lacunes tegemoet door siblinggeweld te onderzoeken vanuit twee perspectieven. Aan de ene kant verkent de studie hoe siblings en ouders siblingconflict en fysiek en psychologisch siblinggeweld ervaren, welke schade ze ervaren, hoe ouders interveniëren in siblingconflict en -geweld en of en hoe siblings en ouders de nood aan professionele hulpverlening ervaren. Aan de andere kant verkent de studie hoe professionals in gezondheids-, sociale en juridische diensten siblinggeweld detecteren en aanpakken en welke moeilijkheden zij daarbij ervaren. Er werden interviews afgenomen met siblings (N = 5) en ouders (N = 4), alsook een survey (N = 234), interviews (N = 10) en focusgroep (N = 3) uitgevoerd met professionals. De studie focust op adolescenten, aangezien gewelddadige siblinginteracties ernstiger bevonden worden tijdens de adolescentie in vergelijking met de kindertijd en volwassenheid.
De resultaten tonen aan dat gezinnen verschillende ervaringen hebben met siblingconflict en -geweld, vaak in combinatie met warmte en gedeelde momenten en activiteiten. Siblings gebruikten een brede range van niet-gewelddadige en gewelddadige conflicthanteringsstrategieën om hun siblingconflicten te hanteren. Ouders en siblings schreven het voorkomen van siblinggeweld eerder toe aan bepaalde levensgebeurtenissen dan aan de overgang naar de adolescentieperiode. Conflicten werden minder intens en minder gewelddadig wanneer de siblings meer afstand van elkaar hadden. Siblings en ouders ervoeren fysieke schade, internaliserend gedrag en moeilijkheden in sociale relaties, ondanks dat dit niet rechtstreeks kan worden teruggekoppeld aan hun ervaringen met siblinggeweld. Deelnemende ouders trachtten te modereren tussen hun kinderen tijdens en na een (geëscaleerd) conflict, al was het niet altijd mogelijk om op kalme wijze tussenbeide te komen wanneer een conflict escaleerde in geweld. Verder hadden niet alle siblings het gevoel dat hun ouders het gewelddadige gedrag van hun sibling aanpakten. Siblings en ouders hebben hulp gezocht in hun informele (bv. andere familieleden) en formele (bv. leerkrachten, CAW, jeugdhulp, lotgenotengroepen en psychologen/therapeuten) context. Siblings en ouders kregen verscheidene reacties vanuit hun informele context, maar vaak normaliseerde hun context het gedrag. Verder ervoeren siblings en ouders verschillende drempels om beroep te doen op een professionele dienst. De deelnemende siblings en ouders ervoeren een lacune tussen hun noden om met siblinggeweld om te gaan en het huidige hulpverleningsaanbod in Vlaanderen.
In de survey, interviews en focusgroep gaven professionals aan dat er minder aandacht, kennis en expertise is inzake siblinggeweld in vergelijking met andere vormen van intrafamiliaal geweld. Dit heeft implicaties voor de detectie en aanpak van siblinggeweld. Professionals vragen niet proactief naar (gewelddadige) siblingrelaties en geven voorrang aan andere vormen van intrafamiliaal geweld en verontrustende situaties, die vaak de hoofdreden van aanmelding of doorverwijzing zijn. Zelfs wanneer siblinggeweld onder de aandacht komt bij professionals, ervaren zij moeilijkheden om siblingrivaliteit te onderscheiden van siblinggeweld. De moeilijke detectie van siblinggeweld hindert de registratie ervan, waardoor siblinggeweld onzichtbaar is en onderschat wordt. Ondanks de beperkte ervaring met casussen inzake siblinggeweld, reflecteerden de professionals over hoe er adequaat op gereageerd kan worden. Ze verkozen een reactie vanuit sociale diensten boven een reactie vanuit juridische diensten. Meer specifiek verkozen ze een gezinsgerichte aanpak, waarbij alle gezinsleden betrokken worden om de risico’s en noden te identificeren, het geweld te stoppen en de verstoorde gezinsrelaties te herstellen.
Samengevat verhindert het algemene gebrek aan erkenning van siblinggeweld als potentieel schadelijk fenomeen de ontwikkeling van een adequate aanpak, zowel intern als extern. Deze studie is een eerste stap richting meer onderzoek. De inzichten dragen bij aan meer bewustwording rond siblinggeweld en het ondersteunen van diensten om een adequate aanpak te ontwikkelen.